Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-12-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5457, 16/00317

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-12-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5457, 16/00317

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
7 december 2017
Datum publicatie
21 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:5457
Zaaknummer
16/00317

Inhoudsindicatie

Uitspraak na verwijzing HR 29 april 2016, 14/05591, ECLI:NL:HR:2016:752.

Partijen betwisten beiden een in het verwijzingsarrest opgenomen feitelijk uitgangspunt. Een verwijzingshof is als regel gebonden aan de (feitelijke) uitgangspunten die de Hoge Raad in een verwijzingsarrest heeft opgenomen (HR 23 mei 2014, 12/05390, ECLI:NL:HR:2014:1185).

Het Hof stelt de aanslag zuiveringsheffing in goede justitie vast.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/00317

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel te Zwolle (hierna: de Rechtbank) van 23 juli 2013, nummer AWB ZWO 12/1632 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te melden aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de zuiveringsheffing opgelegd van € 1.044.052,70 welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar is gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 310. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 478. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd (ECLI:NL:GHARL:2014:7469).

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 29 april 2016, nr. 14/05591, ECLI:NL:HR:2016:752, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd en het geding naar dit Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

1.5.

Belanghebbende en de Heffingsambtenaar zijn door de griffier in de gelegenheid gesteld tot een schriftelijke reactie op het verwijzingsarrest. Belanghebbende heeft bij brief van 19 juli 2016 een conclusie ingezonden; de Heffingsambtenaar heeft bij brief van 21 september 2016 een reactie op het arrest en op de conclusie van belanghebbende ingezonden.

1.6.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 31 augustus 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende [A] , tot bijstand vergezeld van [B] , als gemachtigde van belanghebbende, [C] , [D] , [E] , [F] , [G] en [H] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [J] , [K] , [L] en [M] .

1.8.

De Heffingsambtenaar heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.9.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.10.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

1.12.

Het Hof heeft in deze zaak op 14 september 2017 mondeling uitspraak gedaan. Afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op 14 september 2017 aan partijen verzonden.

1.13.

Belanghebbende heeft tegen de mondelinge uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De griffier van de Hoge Raad heeft bij schrijven van 25 september 2017 verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

2 Feiten

2.1.

Voor de vaststaande feiten verwijst het Hof naar de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.8 van de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en naar de feitelijke uitgangspunten onder 2.1 tot en met 2.1.3 van het verwijzingsarrest, die alle als hier herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.

In aanvulling hierop stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting in deze zaken de volgende feiten en omstandigheden vast:

2.2.

Belanghebbende heeft na verwijzing de volgende facturen overgelegd:

-

Een factuur van [N] van 31 december 2009 ter zake van werkzaamheden op 18, 19, 23, 24, 28, 29 december 2009;

-

Een factuur van [N] van 26 januari 2010, ter zake van werkzaamheden op 19 en 20 januari 2010;

-

Een factuur van [N] van 31 januari 2010 ter zake van werkzaamheden op 20 januari 2010;

-

Een factuur van [N] van 22 februari 2010, ter zake van werkzaamheden op 9 en 19 februari 2010;

-

Een factuur van [N] van 28 februari 2010, ter zake van werkzaamheden op 23 en 26 februari 2010;

-

Een factuur van [N] van 7 april 2010, ter zake van werkzaamheden op 1 en 2 april 2010;

-

Een factuur van [N] van 30 april 2010, ter zake van werkzaamheden op 22 april 2010;

-

Een factuur van [N] van 31 mei 2010, ter zake van werkzaamheden op 31 mei 2010;

-

Een factuur van [O] BV van 22 januari 2010 ter zake van werkzaamheden op 18, 19 en 20 januari, en

-

Een factuur van [O] BV 1 april 2010 ter zake van werkzaamheden op 9 februari 2010, 22 maart 2010 en 26 maart 2010.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en tot vermindering van de aanslag tot € 484.467. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing