Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-01-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:92, 16/00403
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-01-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:92, 16/00403
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 11 januari 2018
- Datum publicatie
- 9 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:92
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2016:3192, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1623
- Zaaknummer
- 16/00403
Inhoudsindicatie
KBL. Informatiebeschikking IB/PVV 2008. Het Hof vernietigt de informatiebeschikking, doch uitsluitend voor zover daarin wordt verzocht de vragen 1 en 2 te beantwoorden. In hoger beroep hebben belanghebbenden immers een sluitingsbericht van de KBL overgelegd. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/00403
Uitspraak op het hoger beroep van
de erven van [belanghebbende] ,
domicilie kiezende te [plaats 1] ,
hierna: belanghebbenden,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 15 april 2016, nummer BRE 14/2465, in het geding tussen
belanghebbenden,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde informatiebeschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 17 oktober 2013 is aan belanghebbenden een informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) gegeven. Deze beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur met dagtekening 12 maart 2014, gehandhaafd.
Belanghebbenden zijn van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en belanghebbenden een termijn van vier weken gesteld om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken.
Tegen deze uitspraak hebben belanghebbenden hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 november 2017 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord mr. [A] , advocaat te [plaats 1] , als gemachtigde van belanghebbenden, alsmede, namens de Inspecteur, [B] en [C] .
Het hoger beroep van belanghebbenden is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de hoger beroepen van belanghebbenden met kenmerknummers 16/00404, 16/00405, 16/00411 tot en met 16/00419 en de hoger beroepen van mevrouw [echtgenote] , met kenmerknummers 16/00425 tot en met 16/00432.
Belanghebbenden hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
De Inspecteur heeft te dezer zitting een stuk overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij (zie 2.9). Belanghebbenden hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van dit stuk.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
[belanghebbende] (hierna: erflater), geboren op [geboortedatum 1] 1933 en overleden op [datum] 2013, was gehuwd met [echtgenote] , geboren op [geboortedatum 2] 1936 (hierna: de echtgenote).
De Belastingdienst heeft op afdrukken van microfiches gegevens van Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (hierna: de KBL) ontvangen van de Belgische autoriteiten. Op basis van de gegevens is een onderzoek ingesteld door de FIOD en de Belastingdienst, later bekend geworden als het Rekeningenproject.
Op de afdrukken van microfiches stonden onder andere de volgende regels:
"JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994
(...)
53- [rekeningnummer] -45-0000 00 0040 TER LDO [belanghebbende] - [echtgenote] 611.650,49
(…)
52- [rekeningnummer] -18-0000 00 0040 VUE [belanghebbende] - [echtgenote] 125,72”.
Tot de gedingstukken behoort een proces-verbaal van ambtshandeling, opgemaakt op 21 februari 2013 door [D] , medewerker bij de FIOD/kantoor [plaats 2] , waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Het cliëntenbestand KB Lux [is] door B/KIR gematcht met het BVR-bestand (Beheer van Relaties), een bestand van de Belastingdienst, waarin alle natuurlijke- en rechtspersonen zijn opgenomen die in Nederland wonen of zijn gevestigd. Tevens zijn in het BVR-bestand opgenomen alle natuurlijke- en rechtspersonen die in het buitenland wonen of zijn gevestigd en in Nederland belastingplichtig zijn. Het BVR-bestand wordt voor wat betreft de natuurlijke personen gevoed met gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie. In het BVR-bestand blijven historische gegevens bewaard.
Opgemerkt wordt dat in het BVR-bestand ten tijde van de identificaties rond de jaren 2001, 2002 de natuurlijke personen zijn opgenomen met voorletters en niet met voornamen.
Indien een rekening meer dan één rekeninghouder heeft, is er uit het BVR-bestand door B/KIR de volgende selectie gemaakt:
a. alle combinaties van beide achternamen waarbij in BVR een relatie staat vermeld. (bijv. gehuwd met, kind van, samenwonend etc)
b. alle combinaties van beide achternamen die in BVR op hetzelfde adres wonen (hebben gewoond)
c. alle combinaties van beide achternamen die in BVR onder hetzelfde dossiernummer staan (stonden) vermeld.
Tot slot zijn de gevonden sofinummers gekoppeld aan het bestand van het Centrale rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (CRB), in welk bestand de sofinummers, de voornaam en de geslachtsnaam van alle natuurlijke personen met een rijbewijs of een bromfietscertificaat zijn opgenomen en welk bestand is aangekocht van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna genoemd: RDW-bestand).
Door de FIOD/kantoor [plaats 2] /afdeling Digitaal Ondersteuningsteam is uit het BVR-bestand en het RDW-bestand een nadere selectie gemaakt. Alleen die combinaties van namen zijn in de selectie ter nadere identificatie opgenomen waarbij er of géén voornaam na matching met het RDW-bestand bekend was, dan wel na matching de voornaam uit het RDW-bestand gelijk was aan de voornaam van het cliëntenbestand KB Lux én de eerste letter van de doop-, c.q. geboortenamen binnen het BVR-bestand overeen kwam met de eerste letter van de doop-, c.q. geboortenaam, zoals die op de microfiches voorkomt.
Op basis van het voorgaande verklaar ik, verbalisant, het volgende:
1. Op de afdruk van de microfiche van de KB Lux komt onder meer voor de na(a)m(en): [belanghebbende] - [echtgenote] .
2. Uit eerder onderzoek naar rekeninghouders van de KB Lux is komen vast te staan dat indien deze notatiewijze wordt gehanteerd er volgens de systematiek van de KB Lux sprake is van gehuwden, in casu [belanghebbende] , gehuwd met mw. [echtgenote] .
3. Uit de match van het cliëntenbestand KB Lux met het BVR-bestand komen één overeenkomst voor, waarbij [belanghebbende] de partner is van [echtgenote] . Dit is [belanghebbende] , geboren op [geboortedatum 1] -1933 met sofinummer [aanslagnummer 1] gehuwd met [echtgenote] , geboren op [geboortedatum 2] -1936 met sofinummer [aanslagnummer 2] .
Uit de match van de rekeninghouder(s), zoals vermeld op de microfiches van de KB Lux met de Belastingdienst ten dienst staande landelijke bestanden, komt één persoon als rekeninghouder in aanmerking, zijnde [belanghebbende] met sofinummer [aanslagnummer 1] zoals onder voornoemd punt 3. staat vermeld.
(...).”.
De Inspecteur heeft bij brief van 19 augustus 2013 aan belanghebbenden vragen gesteld in verband met de belastingheffing voor het jaar 2008 ten name van erflater. In die brief heeft de Inspecteur belanghebbenden verzocht om informatie te verstrekken en bescheiden over te leggen met betrekking tot de door erflater aangehouden bankrekening bij de KBL met rekeningnummer [rekeningnummer] (hierna: de KBL-rekening).Tevens heeft de Inspecteur belanghebbenden gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan hun informatieverplichtingen.
De gemachtigde heeft bij brief van 4 september 2013 namens belanghebbenden geantwoord dat belanghebbenden niets hebben toe te voegen aan de beantwoording van (nagenoeg) gelijkluidende vragen met betrekking tot voorgaande belastingjaren, inhoudende dat erflater ontkent ooit een rekening bij de KBL te hebben aangehouden. Daaraan voegt gemachtigde nog het volgende toe:
“Geheel ten overvloede merk ik nog op dat u naar mijn mening in uw brief ten onrechte suggereert dat wijlen de heer [belanghebbende] buitenlandse bankrekeningen bij de kredietbank Luxemburg zou hebben aangehouden. Uit het dossier volgt juist dat deze niet met zekerheid als rekeninghouder is geïdentificeerd. Daarnaast blijkt voldoende overtuigend uit de nadien naar voren gekomen informatie - en waarover ook u c.q. waarover ook de belastingdienst beschikt - dat evenmin onomstotelijk is komen vast te staan dat wijlen de heer [belanghebbende] op enigerlei wijze daadwerkelijk tot het rekeningsaldo gerechtigd is geweest.”.
De Inspecteur heeft bij brief van 10 september 2013 nogmaals verzocht de bij brief van 19 augustus 2013 gevraagde informatie te verstrekken. Daarop heeft de gemachtigde bij brief van 18 september 2013 onder meer geantwoord dat het standpunt van belanghebbenden gehandhaafd blijft.
De Inspecteur heeft met dagtekening 17 oktober 2013 de onderhavige informatiebeschikking afgegeven waarin is vastgesteld dat belanghebbenden ten behoeve van de belastingheffing voor het jaar 2008 van erflater niet aan hun informatieverplichting van artikel 47 en 49 van de AWR hebben voldaan. In de onderhavige informatiebeschikking zijn de volgende vragen en verzoeken opgenomen:
“1. Is deze bankrekening/belegging in 2008 nog steeds door u aangehouden?
2. Zo ja, wat was het saldo, inclusief de onderliggende sub- en beleggingsrekeningen, op 1 januari en 31 december 2008?
3. Zo nee, waar wordt het eerder bij de KBL te Luxemburg gestalde vermogen in 2008 aangehouden?
4. Wat was het saldo van die andere rekening(en) op 1 januari en 31 december 2008?
5. Indien niet langer vermogen in het buitenland wordt aangehouden, wanneer en op welke binnenlandse rekening is dit vermogen gestort of wanneer en waarvoor is het aangewend?
6. Ik verzoek u de bescheiden met betrekking tot de buitenlandse rekening(en) (in kopie) voor deze jaren te overleggen.”.
Tevens heeft de Inspecteur belanghebbenden op artikel 25, lid 3, van de AWR gewezen.
De Inspecteur heeft ter zitting een stuk van de KBL overgelegd (hierna: het sluitingsbericht; zie 1.6), waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Wij refereren hierbij aan uw verzoek van 27 maart 2017 om de bank over te laten gaan tot een onderzoek inzake rekening nr. [rekeningnummer] (de “Rekening”).
Het is het volgens de Luxemburgse wettelijke bepalingen inzake de archivering van documenten vereist dat het cliëntendossier alsmede de financiële gegevens van een rekening (de “Gegevens”) bewaard worden voor een minimale duur van tien jaar met ingang van respectievelijk (i) de sluiting van de genoemde rekening of (ii) de datum van uitvoering van de betreffende financiële transactie.
Niettegenstaande kunnen wij u bevestigen dat deze rekening werd afgesloten op datum van 18 maart 2002.
Wij herinneren er overigens aan dat deze brief niet ten doel heeft al dan niet te bevestigen dat u de titularis was van de Rekening aangezien deze informatie niet meer in ons systeem voorkomt.”.
De KBL-rekening is door erflater en de echtgenote in de tachtiger jaren geopend. Op de KBL-rekening zijn bedragen gestort die voortvloeiden uit zwarte omzet van het bedrijf van erflater.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de informatiebeschikking terecht is gegeven. Belanghebbenden zijn van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de beschikking.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.