Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3192, BRE - 14 _ 2465
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3192, BRE - 14 _ 2465
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 april 2016
- Datum publicatie
- 14 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:3192
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:92, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Herziening: ECLI:NL:HR:2018:1623, Afwijzing
- Zaaknummer
- BRE - 14 _ 2465
Inhoudsindicatie
Informatiebeschikking / IB/PVV
Belanghebbenden ontkennen dat erflater rekeninghouder is geweest van een rekening bij KBL. Rechtbank vindt aannemelijk dat de erflater en zijn echtgenote rechthebbende waren tot de rekening bij KBL omdat de achternamencombinatie op de afdrukken van de microfiches zo specifiek is. Gelet op de omvang van het saldo op de microfiches, is de rechtbank van oordeel dat de gevraagde informatie ten aanzien van het verloop van de rekening van belang kan zijn voor de belastingheffing voor het jaar waarvoor de informatiebeschikking is gegeven. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 14/2465
uitspraak van 15 april 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbenden] , domicilie kiezende te Sittard,
belanghebbenden,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 17 oktober 2013 aan belanghebbenden een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) gegeven ten aanzien van de heffing van inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2008.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 maart 2014 de informatiebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbenden hebben daartegen bij brief van 16 april 2014, ontvangen bij de rechtbank op 17 april 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 45.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbenden, [gemachtigde]
verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Sittard, en namens de inspecteur: [verweerder]. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak is verzonden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak binnen zes weken aangekondigd. Bij brief van 1 maart 2016 heeft de rechtbank deze termijn met zes weken verlengd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
[X] (erflater), geboren op [datum] 1933 en overleden op [datum] 2013, was gehuwd met [Y], geboren op [datum] 1936 (hierna: de echtgenote).
De Belastingdienst heeft op afdrukken van microfiches gegevens van Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (hierna: KBL) ontvangen van de Belgische autoriteiten. Op basis van de gegevens is een onderzoek ingesteld door de FIOD opsporingsinformatie Haarlem en de Belastingdienst, later bekend geworden als het Rekeningenproject.
Op de afdrukken van microfiches stonden onder andere de volgende regels:
"JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994
(...)
53-[rekeningnummer]-45-0000 00 0040 TER LDO [X-Y] 611.650,49
(…)
52-[rekeningnummer]-18-0000 00 0040 VUE [X-Y] 125,72”.
Tot de gedingstukken behoort een proces-verbaal van ambtshandeling, opgemaakt op 21 februari 2013 door [A], medewerker bij de FIOD/kantoor Haarlem, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Het cliëntenbestand KB Lux door B/KIR [rechtbank: Belastingdienst, Kenniscentrum Identificatie Renseigneringsstromen] gematcht met het BVR-bestand (Beheer van Relaties), een bestand van de Belastingdienst, waarin alle natuurlijke- en rechtspersonen zijn opgenomen die in Nederland wonen of zijn gevestigd. Tevens zijn in het BVR-bestand opgenomen alle natuurlijke- en rechtspersonen die in het buitenland wonen of zijn gevestigd en in Nederland belastingplichtig zijn. Het BVR-bestand wordt voor wat betreft de natuurlijke personen gevoed met gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie. In het BVR-bestand blijven historische gegevens bewaard.
Opgemerkt wordt dat in het BVR-bestand ten tijde van de identificaties rond de jaren 2001 2002 de natuurlijke personen zijn opgenomen met voorletters en niet met voornamen.
Indien een rekening meer dan één rekeninghouder heeft, is er uit het BVR-bestand door B/KIR de volgende selectie gemaakt:
-
alle combinaties van beide achternamen waarbij in BVR een relatie staat vermeld. (bijv. gehuwd met, kind van, samenwonend etc)
-
alle combinaties van beide achternamen die in BVR op hetzelfde adres wonen (hebben gewoond)
-
alle combinaties van beide achternamen die in BVR onder hetzelfde dossiernummer staan (stonden) vermeld.
Tot slot zijn de gevonden sofinummers gekoppeld aan het bestand van het Centrale rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (CRB), in welk bestand de sofinummers, de voornaam en de geslachtsnaam van alle natuurlijke personen met een rijbewijs of een bromfietscertificaat zijn opgenomen en welk bestand is aangekocht van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna genoemd: RDW-bestand).
Door de FIOD/kantoor Haarlem/afdeling Digitaal Ondersteuningsteam is uit het BVR-bestand en het RDW-bestand een nadere selectie gemaakt. Alleen die combinaties van namen zijn in de selectie ter nadere identificatie opgenomen waarbij er of géén voornaam na matching met het RDW-bestand bekend was, dan wel na matching de voornaam uit het RDW-bestand gelijk was aan de voornaam van het cliëntenbestand KB Lux én de eerste letter van de doop-, c.q. geboortenamen binnen het BVR-bestand overeen kwam met de eerste letter van de doop-, c.q. geboortenaam, zoals die op de microfiches voorkomt.
Op basis van het voorgaande verklaar ik, verbalisant, het volgende:
-
Op de afdruk van de microfiche van de KB Lux komt onder meer voor de na(a)m(en): [X-Y].
-
Uit eerder onderzoek naar rekeninghouders van de KB Lux is komen vast te staan dat indien deze notatiewijze wordt gehanteerd er volgens de systematiek van de KB Lux sprake is van gehuwden, in casu [X], gehuwd met [Y] .
-
Uit de match van het cliëntenbestand KB Lux met het BVR-bestand komen één overeenkomst voor, waarbij [X] de partner is van [Y]. Dit is [X], geboren op [datum]-1933 met sofinummer [sofinummer] gehuwd met [Y], geboren op [datum]-1936 met sofinummer [sofinummer].
Uit de match van de rekeninghouder(s), zoals vermeld op de microfiches van de KB Lux met de Belastingdienst ten dienst staande landelijke bestanden, komt één persoon als rekeninghouder in aanmerking, zijnde [X] met sofinummer [sofinummer] zoals onder voornoemd punt 3. staat vermeld.
(...).”
De inspecteur heeft bij brief van 19 augustus 2013 aan belanghebbenden vragen gesteld in verband met de belastingheffing voor het jaar 2008 ten name van erflater. In die brief heeft de inspecteur belanghebbenden verzocht om informatie te verstrekken en bescheiden over te leggen met betrekking tot de door erflater aangehouden bankrekening bij de KBL met rekeningnummer [rekeningnummer].Tevens heeft de inspecteur belanghebbenden gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan hun informatieverplichtingen.
De gemachtigde heeft bij brief van 4 september 2013 namens belanghebbenden geantwoord dat belanghebbenden niets hebben toe te voegen aan de beantwoording van (nagenoeg) gelijkluidende vragen met betrekking tot voorgaande belastingjaren, inhoudende dat erfalter ontkent ooit een rekening bij de Kredietbank in Luxemburg te hebben aangehouden. Daaraan voegt gemachtigde nog het volgende toe:
“Geheel ten overvloede merk ik nog op dat u naar mijn mening in uw brief ten onrechte
suggereert dat wijlen de heer [X] buitenlandse bankrekeningen bij de kredietbank Luxemburg zou hebben aangehouden. Uit het dossier volgt juist dat deze niet met zekerheid als rekeninghouder is geïdentificeerd. Daarnaast blijkt voldoende overtuigend uit de nadien naar voren gekomen informatie - en waarover ook u c.q. waarover ook de belastingdienst beschikt - dat evenmin onomstotelijk is komen vast te staan dat wijlen de heer [X] op enigerlei wijze daadwerkelijk tot het rekeningsaldo gerechtigd is geweest.”
De inspecteur heeft bij brief van 10 september 2013 nogmaals verzocht de bij brief van 19 augustus 2013 gevraagde informatie te verstrekken. Daarop heeft de gemachtigde bij brief van 18 september 2013 onder meer geantwoord dat het standpunt van belanghebbenden gehandhaafd blijft.
De inspecteur heeft met dagtekening 17 oktober 2013 de onderhavige informatiebeschikking afgegeven waarin is vastgesteld dat belanghebbenden ten behoeve van de belastingheffing voor het jaar 2008 van erflater niet aan hun informatieverplichting van artikel 47 en 49 van de AWR hebben voldaan. In de onderhavige informatiebeschikking zijn de volgende vragen en verzoeken opgenomen:
‘1. Is deze bankrekening/belegging in 2008 nog steeds door u aangehouden?
2. Zo ja, wat was het saldo, inclusief de onderliggende sub- en beleggingsrekeningen, op 1 januari en 31 december 2008?
3. Zo nee, waar wordt het eerder bij de KBL te Luxemburg gestalde vermogen in 2008 aangehouden?
4. Wat was het saldo van die andere rekening(en) op 1 januari en 31 december 2008?
5. Indien niet langer vermogen in het buitenland wordt aangehouden, wanneer en op welke binnenlandse rekening is dit vermogen gestort of wanneer en waarvoor is het aangewend?
6. Ik verzoek u de bescheiden met betrekking tot de buitenlandse rekening(en) (in kopie) voor deze jaren te overleggen.’
Tevens heeft de inspecteur belanghebbende op artikel 25, derde lid, van de AWR gewezen.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
-
Is erflater terecht als rekeninghouder geïdentificeerd?
-
Heeft de inspecteur op grond van artikel 47 van de AWR terecht vragen aan belanghebbenden gesteld?
-
Hebben belanghebbenden aan de verplichting van artikel 47 van de AWR voldaan?
Belanghebbenden beantwoorden de eerste twee vragen ontkennend en de laatste vraag bevestigend. De inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbenden concluderen tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de informatiebeschikking. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.