Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4097, 20/00125

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4097, 20/00125

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
5 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:4097
Formele relaties
Zaaknummer
20/00125

Inhoudsindicatie

WOZ-waarde sportcomplex. De WOZ-waarde is bepaald op de gecorrigeerde vervangingswaarde. De heffingsambtenaar maakt de door hem toegepaste correctie voor de technische veroudering niet aannemelijk. Gelet op de verouderde staat van de onroerende zaak is de technische levensduur ten onrechte verlengd. Belanghebbende maakt de door haar bepleite waarde evenmin aannemelijk. Het hof stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00125

Uitspraak op het hoger beroep van

Stichting [belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 26 maart 2018, nummer AWB 17/3967, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van het gemeentelijk belastingkantoor [de heffingsambtenaar] ,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven en daarbij de waarde van [adres] in [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld (hierna: de WOZ‑beschikking). Tegelijk met de WOZ-beschikking is de aanslag onroerende zaakbelasting eigenaar (hierna: de aanslag) vastgesteld.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Bij uitspraak van 2 juli 20191 (hierna: de uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden) heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

1.6.

De uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is op het beroep in cassatie van belanghebbende, bij arrest van de Hoge Raad van 31 januari 20202 (hierna: het verwijzingsarrest) vernietigd en verwezen naar het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (hierna: het hof).

1.7.

De heffingsambtenaar heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld door het hof, bij brief van 27 maart 2020 een conclusie op het verwijzingsarrest ingediend. Belanghebbende is door het hof in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verwijzingsarrest en op de conclusie van de heffingsambtenaar. Belanghebbende heeft dit gedaan bij conclusie van 22 april 2020.

1.8.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.

1.9.

De zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2020. Aan deze zitting hebben deelgenomen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende en [taxateur] (taxateur) en [heffingsambtenaar 2] namens de heffingsambtenaar.

1.10.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, gelegen aan de [adres] in [vestigingsplaats] .

2.2.

De onroerende zaak betreft een sportcomplex met kantine, tribune, kleedruimten, kassagebouw, koffiegebouw, opslagruimte, voetbalvelden van gras en kunstgras en overige infrastructuur. Het bouwjaar van de oudste onderdelen van de onroerende zaak is 1968. De kantine is in 1981 gebouwd en in 1990 uitgebreid. Een deel van de kleedruimten dateert uit 1968 en een deel uit 2002. De opslagruimten zijn in 2002 en 2016 gebouwd. Op het terrein zijn vier voetbalvelden aanwezig. De grasvelden dateren uit 1968, de kunstgrasvelden uit 2009 respectievelijk 2014.

2.3.

De totale oppervlakte van de onroerende zaak is 44.962 m².

2.4.

De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2016 (hierna: de waardepeildatum) vastgesteld op € 1.480.000.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak en de aanslag gehandhaafd

2.5.

De heffingsambtenaar verwijst ter onderbouwing van de beschikte waarde naar een taxatierapport van 24 januari 2018, opgemaakt door [taxateur] (hierna: het rapport [taxateur] ). De onroerende zaak is door [taxateur] op 2 november 2015 inpandig en op 24 januari 2018 uitpandig opgenomen. In het rapport [taxateur] wordt de waarde van de onroerende zaak getaxeerd op € 1.513.613 (afgerond € 1.510.000).

2.6.

Belanghebbende verwijst ter onderbouwing van de door haar verdedigde waarde naar een taxatierapport van 3 augustus 2017, opgemaakt door [A] (hierna: het rapport [A] ). Het rapport [A] bevat enkele foto’s van de onroerende zaak en een matrix. In het rapport [A] is de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.349.000 en staat onder andere het volgende:

“- Een pand heeft in het algemeen na de initieel bepaalde (technische) levensduur zijn restwaarde bereikt. Zulks kan anders zijn indien tussentijds een ingrijpende verbouwing of renovatie heeft plaatsgevonden. Alleen in die gevallen kan er gesproken worden over een levensduurverlenging (ECLI:NL:GHAMS:2001:AA9410 en ECLI:NL:GHAMS:2015:5017).

- Bij de waardebepaling is uitgegaan van een te lange levensduur. Rekening houdend met bovenstaande zijn in de waardering de onderstaande objectonderdelen gewaardeerd op de restwaarde:

- kantine 1981: afbouw en installaties

- kantine 1990: installaties, afbouw heeft nog een restlevensduur van 4 jaar

- was/kleedruimte 1968: afbouw en installaties, ruwbouw heeft nog een restlevensduur van 2 jaar

- tribune 1972: ruwbouw, afbouw en installaties

- voetbalvelden gras 1968: ruwbouw

- lichtmast 1981: installaties

- lichtmast 1968: installaties, ruwbouw heeft nog een restlevensduur van 2 jaar

- berging/schuur 1981: afbouw en installaties

- berging/schuur 1968: afbouw en installaties, ruwbouw heeft nog een restlevensduur van 2 jaar”.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de waarde van de onroerende zaak door de heffingsambtenaar op een te hoog bedrag is vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vermindering van de WOZ-waarde tot € 1.349.000 en tot dienovereenkomstige vermindering van de aanslag. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

3.3.

Tussen partijen is niet in geschil dat:

- de WOZ-waarde moet worden bepaald aan de hand van de gecorrigeerde vervangingswaarde;

- moet worden uitgegaan van de Taxatiewijzer Sport;

- de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van asbest in de tribune.

4 Gronden

5 Beslissing