Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2006, 20/00500 en 21/01269
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2006, 20/00500 en 21/01269
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 22 juni 2022
- Datum publicatie
- 20 oktober 2022
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:450
- Zaaknummer
- 20/00500 en 21/01269
- Relevante informatie
- Art. 17 lid 2 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ
Inhoudsindicatie
WOZ-waarden 2019 en 2020 van een vrijstaande woning. Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank voor beide jaren. Het hof ziet geen reden om uit te gaan van andere inhoudsmaten dan de door de taxateurs gehanteerde. Verder is het hof van oordeel dat door de heffingsambtenaar voldoende rekening is gehouden met de staat waarin de onroerende zaak op de peildata verkeert. Dat belanghebbende een aantasting van zijn ongestoorde woongenot ervaart, kan geen grond vormen voor verlaging van de WOZ-waarden. Hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummers: 20/00500 en 21/01269
Uitspraak op de hoger beroepen van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 13 augustus 2020 en 16 september 2021, nummers AWB 19/2386 en ROE 20/2633, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) beschikkingen gegeven (hierna: de WOZbeschikkingen) en daarbij de waarde van [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld voor de jaren 2019 en 2020.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar voor het jaar 2019 ongegrond verklaard. Het bezwaar voor het jaar 2020 is gegrond verklaard en de waarde is bij uitspraak op bezwaar voor het jaar 2020 verminderd.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft verweerschriften ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .
Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de zaken met nummers 20/00500 (belastingjaar 2019) en 21/01269 (belastingjaar 2020).
Belanghebbende heeft tijdens de zitting, zonder bezwaar van de andere partij, een formulier proceskosten overgelegd.
De heffingsambtenaar heeft tijdens de zitting, zonder bezwaar van de andere partij, een schriftelijke machtiging overgelegd.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een omstreeks 1966 gebouwde vrijstaande woning met een inhoud van 587 m3, een bij de woning behorende opslag van 180 m2 en een hobbykas van 15 m2 en een aanbouw woonruimte van 22 m3. De woning is gelegen in de wijk [wijk] op een perceel met een oppervlakte van 2.183 m2. Naast de onroerende zaak is een sportcomplex van een tennisvereniging gelegen. Belanghebbende heeft de onroerende zaak in gedateerde toestand gekocht, in 2014, voor een bedrag van € 330.000. De woning wordt in eigen beheer gerenoveerd. Na de aankoop door belanghebbende is scheurvorming in de woning geconstateerd. Belanghebbende was daarmee ten tijde van de aankoop van de woning niet bekend.
De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar naar de waardepeildatum 1 januari 2018 voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 311.000.
Per waardepeildatum 1 januari 2019 is de waarde voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 333.000. Bij uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak voor het jaar 2019 gehandhaafd en de waarde voor het jaar 2020 verlaagd naar € 324.000.
De heffingsambtenaar verwijst ter onderbouwing van de vastgestelde waarde per 1 januari 2019 naar een taxatierapport met waardematrix van 24 maart 2020, opgesteld door taxateur [taxateur] . Volgens dit rapport bedraagt de waarde op waardepeildatum 1 januari 2018 € 311.000. De taxateur heeft voor de waardebepaling van de onroerende zaak gebruik gemaakt van de volgende drie referentieobjecten, alle gelegen in [woonplaats] ( [wijk] ):
Referentieobjecten |
Verkoopdatum |
Verkoopprijs |
[adres 2] |
18 oktober 2018 |
€ 310.000 |
[adres 3] |
14 juli 2017 |
€ 279.500 |
[adres 4] |
23 februari 2018 |
€ 290.000 |
De heffingsambtenaar verwijst ter onderbouwing van de vastgestelde waarde per 1 januari 2019 naar een taxatierapport met waardematrix van 15 februari 2021, opgesteld door taxateur [heffingsambtenaar 1] . Volgens dit rapport bedraagt waarde op waardepeildatum 1 januari 2019 € 388.000. De taxateur heeft voor de waardebepaling van de onroerende zaak gebruik gemaakt van de volgende drie referentieobjecten, alle gelegen in [woonplaats] ( [wijk] ):
Referentieobjecten |
Verkoopdatum |
Verkoopprijs |
[adres 5] |
3 januari 2019 |
€ 384.700 |
[adres 2] |
18 oktober 2018 |
€ 310.000 |
[adres 6] |
1 februari 2019 |
€ 420.000 |
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de WOZ-waarde van de onroerende zaak op waardepeildata 1 januari 2018 en 1 januari 2019 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de WOZ-waarde voor het jaar 2019 naar € 280.000 en voor het jaar 2020 naar € 295.000.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de rechtbank.