Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2775, BKDH-21/00743 t/m BKDH-21/00749
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2775, BKDH-21/00743 t/m BKDH-21/00749
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 27 juli 2022
- Datum publicatie
- 11 augustus 2022
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:3622, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BKDH-21/00743 t/m BKDH-21/00749
- Relevante informatie
- Art. 52a AWR, Art. 47 AWR, Art. 49 AWR
Inhoudsindicatie
Informatiebeschikking IB/PVV 2008 tot en met IB/PVV 2014. Belanghebbende en zijn broer hadden in 2008 tot en met 2014 in Zwitserland bij UBS ieder een bankrekening die zij niet in hun aangifte IB/PVV hebben vermeld. De Inspecteur heeft naar aanleiding van een renseignement terecht van hen Kontoauszüge, overzichten van contante opnamen en stortingen en informatie over hun plannen om een Zwitserse onderneming op te richten opgevraagd. Deze informatie kan van belang zijn voor de belastingheffing van hen over deze jaren.
Uitspraak
Zittingsplaats Den Haag
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BKDH-21/00743 tot en met BKDH-21/00749
in het geding tussen:
(gemachtigde: P. Wijntje)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (de Rechtbank) van 2 juli 2021, nummers BRE 18/5126 tot en met BRE 18/5131 en BRE 18/5133.
Procesverloop
De Inspecteur heeft op de voet van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) ten behoeve van aan belanghebbende op te leggen (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2008 tot en met 2014 een informatiebeschikking gegeven (de informatiebeschikking).
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de informatiebeschikking afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is € 46 griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van de uitspraak aan het informatieverzoek te voldoen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Van belanghebbende is een griffierecht geheven van € 134. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 8 juni 2022 nadere stukken ingediend.
In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hoger beroepszaken rijksbelastingen van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (Stcrt. 2021, 9365) is het gerechtshof Den Haag aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Op grond van voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in Den Haag op 14 juni 2022. Partijen zijn verschenen. Het hoger beroep van belanghebbende is samen behandeld met het hoger beroep van [A] , BKDH-21/00750 tot en met BKDH-21/00756. Hetgeen is aangevoerd in een van de zaken wordt tevens geacht te zijn aangevoerd in de andere zaken, tenzij dat niet op de desbetreffende zaken betrekking heeft. De Inspecteur heeft ter zitting twee producties overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende, geboren op [geboortedatum] 1972, is gehuwd en woont in Nederland.
Belanghebbende exploiteerde in de jaren 2008 tot en met 2014 samen met zijn broer [A] een handelsonderneming in professionele kweekbenodigdheden en luchtbehandelingsartikelen, voor onder meer de teelt van cannabis, in de vorm van een vennootschap onder firma.
De Belastingdienst heeft informatie ontvangen over belanghebbende naar aanleiding van een verzoek aan de Zwitserse Eidgenössische Steuerverwaltung, Dienst für Informationsaustausch in Steuersachen, te Bern (Zwitserse belastingdienst) om wederzijdse bijstand. Het informatieverzoek betrof Nederlandse ingezetenen, die gerechtigd zijn (geweest) tot buitenlandse vermogensbestanddelen, waarbij het vermoeden bestaat dat in de ingediende aangiften inkomstenbelasting geen opgaaf is gedaan van deze vermogensbestanddelen en de eventuele opbrengsten daaruit. Rechtsgrond voor het informatieverzoek en de verstrekking van de informatie is het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen van 26 februari 2010, Trb.2010, 98 (het belastingverdrag Nederland-Zwitserland). Volgens de door de Zwitserse belastingdienst verstrekte informatie is belanghebbende houder van een bankrekening met nummer [bankrekening 1] bij de Zwitserse bank Union Bank of Switzerland (UBS). Deze rekening staat op naam van [belanghebbende] , geboortedatum [geboortedatum] 1972, adres [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Blijkens de door de Zwitserse belastingdienst verstrekte informatie bedroeg het saldo op deze bankrekening op 1 februari 2013 CHF 709.644 (€ 578.075) en op 31 december 2013 CHF 698.941 (€ 569.355).
Belanghebbende heeft in de aangiften IB/PVV over de jaren 2008 tot en met 2014 geen vermogen van een Zwitserse bankrekening aangegeven.
Bij brief van 10 februari 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende erop gewezen dat uit hem ter beschikking staande informatie blijkt dat belanghebbende en/of zijn (fiscale) partner de beschikking heeft of heeft gehad over een in het buitenland aangehouden bankrekening en dat hij belanghebbende verzoekt de bijgesloten “Verklaring vermogen in het buitenland” (de Verklaring) in te vullen en aan de Inspecteur terug te zenden vóór 9 maart 2016. De in de Verklaring opgenomen vragen hebben betrekking op:
1. Niet eerder aangegeven inkomsten in de jaren 2003 tot en met 2014.
Gevraagd wordt naar het soort inkomen, het land, de bedragen en de ingehouden belasting. Er wordt gevraagd wat de herkomst van de inkomsten is en wat er met de inkomsten is gedaan.
2. Niet eerder aangegeven erfenissen. Gevraagd wordt naar de naam, adres, nationaliteit en relatie tot de overledene, datum overlijden erflater en de waarde van de erfenis.
3. Niet aangegeven schenkingen. Gevraagd wordt naar de naam, adres, nationaliteit en relatie tot de schenker, de datum en de waarde van de schenking.
4. Niet eerder aangegeven vermogen van belanghebbende en diens fiscale partner. Gevraagd wordt naar een omschrijving van de bezittingen en de schulden, het land en de waarde van dat vermogen op 1 januari en 31 december in de desbetreffende jaren.
Tevens wordt gevraagd naar de herkomst van het vermogen en wat er met de bezittingen en de schulden is gedaan. Ook wordt er gevraagd om bewijsstukken te overleggen.
5. Correspondentie met de bancaire instelling(en).
6. Verklaring van geen vermogen in het buitenland. Indien belanghebbende van mening is dat hij of zijn fiscale partner geen buitenlandse vermogensbestanddelen bezitten of in bezit hebben gehad, kan belanghebbende dit kenbaar maken door dit aan te kruisen in het daarvoor bestemde vak.
De Inspecteur heeft belanghebbende er daarbij op gewezen dat hij op grond van artikel 47, lid 1, van de AWR verplicht is de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken voor zover deze zien op de belastingheffing en dat in artikel 49 AWR is bepaald dat de gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moeten worden verstrekt.
De Inspecteur heeft, op verzoek van belanghebbende, diverse malen uitstel verleend en herinneringen aan belanghebbende gestuurd.
Op 14 maart 2017 heeft de Inspecteur de door belanghebbende ingevulde Verklaring ontvangen.
Bij deze verklaring heeft belanghebbende overzichten verstrekt van de bankrekening bij UBS met nr. [bankrekening 1] over de jaren 2008 tot en met 2014 waaruit de volgende saldi blijken:
31 december 2008 € 716.156
31 december 2009 € 721.255
31 december 2010 € 576.033
31 december 2011 € 575.846
31 december 2012 € 573.915
31 december 2013 € 570.340
31 december 2014 € 568.621
Bij de verklaring is een kopie van een leenovereenkomst van belanghebbende gevoegd met de heer [B] te [woonplaats 2] van 12 januari 2005 ten bedrage van € 500.000. In deze leenovereenkomst is vermeld dat [C] als gemachtigde van [B] kan optreden. Voorts is vermeld:
“- Das Darlehen wird mit 4.0 % verzinst oder der Darlehensgeber ist mit 40% am
neu aufzubauenden Grosshandel beteiligt.
- Das Darlehen wird ausschliesslich fur den Firmenaufbau gewährt.
- Der Firmensitz muss in der Schweiz sein.
- Die Laufzeit beträgt zehn Jahre.
- Sollte ich in irgend einer Form nicht in der Lage sein, persöhnlich tätig zu sein, ist
Herr [C] , [adres en woonplaats]
generalbevollmachtigt, das Darlehen nach Ablauf zurück zu fordern and auf das
von ihm bestimmte Konto rechtsgültig zurückzufordern.
- Herr [C] gilt auch als Berater und kann jederzeit an meiner Stelle
kontaktiert werden. Seine Aussagen werden von mir jederzeit als rechtsgültig
anerkannt.
- Für alle nicht erwähnten Punkte gilt das schweizerische OR.”
Bij de verklaring is verder een ongedateerd verzoek gevoegd van [C] tot betaling van een bedrag van € 481.750,02 ter aflossing van een lening van 12 januari 2005, waarin is vermeld dat de betaling dient te geschieden op “ [naam bank] , [vestigingsplaats] IBAN [bankrekening 2] Lautend auf [D AG] .”. Verder is vermeld: “Damit ist der Darlehensvertrag vom 12.01.2005 per Saldo aller Ansprüche für beide Seiten erledigt.”.
De Inspecteur heeft nadere vragen aan belanghebbende gesteld, waarop belanghebbende heeft gereageerd met een brief van 31 juli 2017. In deze brief verklaart belanghebbende dat de rekening bij UBS op 28 januari 2008 werd geopend, dat het bedrag van de lening ook op die datum door [B] beschikbaar is gesteld, dat de rekening op 3 september 2014 is opgeheven en dat het geleende geld was bestemd voor het starten van een onderneming in Zwitserland, maar dat daar geen bewijs (meer) van is.
Met dagtekening 15 augustus 2017 heeft de Inspecteur, omdat hij van mening is dat belanghebbende niet alle informatie heeft verstrekt waarop het vragenformulier betrekking heeft, de volgende vragenbrief aan belanghebbende gestuurd:
“1. Ik verzoek u nogmaals de zogenaamde "Kontoauszug" van de gehele periode dat de rekening actief was over te leggen. Dit zijn overzichten van alle mutaties (aan- en verkoop aandelen, contante stortingen en/of opnamen) die op het betreffende rekeningnummer hebben plaatsgevonden.
Opmerking:
Uw reactie dat UBS de Kontoauszug niet meer verstrekt is op basis van de kennis en ervaring totaal niet aannemelijk.
2. Een overzicht van de contante stortingen en/of opnamen ontbreekt. Een dergelijk overzicht is noodzakelijk!
3. Ik verzoek u nogmaals alle bescheiden over te leggen waaruit blijkt dat u voornemens was een onderneming in Zwitserland te starten (business plan, overzicht van gemaakte afspraken, etc.).
4. Ik verzoek u nogmaals alle bescheiden over te leggen waaruit blijkt dat u € 567.618 heeft betaald aan [C] via een storting of bankoverschrijving op IBAN [bankrekening 2] .”
Bij brief van 27 september 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende een herinnering gestuurd.
Op 17 oktober 2017 heeft de Inspecteur een aantal, niet toegelichte, computeruitdraaien van belanghebbende ontvangen. Uit deze uitdraaien kan worden opgemaakt dat er op 14 november 2014 een transactie is geweest waarbij belanghebbende, zijn broer en [D AG] betrokken waren.
Op 24 oktober 2017 en op 26 oktober 2017 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen de Inspecteur en de gemachtigde. Daarin heeft de gemachtigde gezegd dat belanghebbende niet bereid is om de gevraagde ”Kontoauszug” (overzicht verloop van de bankrekening) over te leggen, dat van het voornemen om een onderneming te starten in Zwitserland geen bescheiden voorhanden zijn en dat deze om die reden niet kunnen worden overgelegd.
De Inspecteur heeft vervolgens op 6 november 2017 de informatiebeschikking gegeven. In de informatiebeschikking is vermeld:
“Het gaat om de volgende vragen en informatieverzoeken:
- Kontoauszug
Ik verzoek u alsnog de zogenaamde "Kontoauszug" van de gehele periode dat de rekening actief was over te leggen. Dit zijn overzichten van alle mutaties (aan- en verkoop aandelen, contante stortingen en/of opnamen, etc.) die op het betreffende rekeningnummer hebben plaatsgevonden;
- Ik verzoek u alsnog een overzicht van de contante stortingen en/of opnamen over te leggen;
- Ik verzoek u alsnog alle bescheiden over te leggen waaruit blijkt dat u voornemens was een onderneming in Zwitserland te starten (business plan, overzicht van gemaakte afspraken, etc.).
Daarnaast alsnog overzichten en bescheiden van de betaalde rente op basis van het "Contract op loan", welk contract werd gesloten op 12 januari 2005.
U kunt naar aanleiding van deze beschikking er voor kiezen alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. Ik verzoek u de gevraagde gegevens binnen zes weken na dagtekening van deze brief aan mij te verstrekken.”
De Inspecteur heeft belanghebbende gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan zijn verplichting om de gevraagde informatie te verstrekken, te weten de verlenging van de aanslagtermijn en omkering en verzwaring van de bewijslast.
Tijdens een gesprek van belanghebbende, de gemachtigde en de Inspecteur bij de Belastingdienst op 7 november 2018 is onder meer het volgende besproken:
“Vervolgens gaat de heer mr. drs Wijntje in op de informatiebeschikking. Hierbij komt de heer [C] ter sprake. Hij bekleedt een gerespecteerde functie in Zwitserland, te vergelijken met een notaris of curator in Nederland. [C] is degene geweest met wie de heren [belanghebbende en A] gesprekken hebben gevoerd over het opstarten van een onderneming in Zwitserland. Hiervan zijn destijds bescheiden opgemaakt, maar vervolgens door de heer [C] vernietigd. Een onderneming in Zwitserland is nimmer gestart.
Volgens de heer mr. drs. Wijntje is er geen probleem dat de bescheiden zijn vernietigd. Immers er is sprake van een situatie "vestzak / broekzak" (de bezitting valt weg tegen de schuld).
De heer mr. drs. Wijntje verstrekt een document waarvan hij van mening is dat dit de objectieve betrouwbaarheid van de heer [C] aangeeft. Het betreft een document met titel "Handelregister des Kantons [Kanton] ". Hiervan heeft de heer [E] een kopie ontvangen.
(…)
De heer [belanghebbende] vertelt dat de gegevens van mutaties op de rekeningen (Kontoauszug) zijn verkregen van UBS. Hij is hiervoor persoonlijk naar Zwitserland afgereisd en heeft gesproken met een medewerker van de bank. Aanvankelijk moest voor de informatie ruim € 3.000 worden betaald, maar uiteindelijk werd de informatie gratis verstrekt door de bank.
De heer mr. drs. Wijntje heeft de ontvangen bescheiden van UBS ("een flinke pak papier") verstrekt aan de (nieuwe) adviseur, de heer [F] , werkzaam bij [G B.V.] , gevestigd op het adres [adres, vestigingsplaats en contactgegevens] .
Tijdens het gesprek wordt telefonisch contact opgenomen met de heer [F] . De afspraak wordt gemaakt dat de heer [F] de informatie van alle mutaties (Kontoauszug) per mail vandaag (7 november 2018) of morgen (8 november 2018) zal verstrekken aan de heer [E] . De heer [F] merkt op dat gelet op de hoeveelheid van de informatie de vraag ontstaat of alles per mail verstuurd kan worden. Indien dit niet mogelijk is de afspraak gemaakt dat de informatie per post wordt verstrekt.”
Op 6 september 2021 heeft de Inspecteur, naar aanleiding van zijn verzoek van 31 mei 2021 op grond van het belastingverdrag Nederland-Zwitserland, informatie ontvangen van de Zwitserse autoriteiten. Het betreft ”Kontoauszüge” over de periode van 1 april 2010 tot aan de afsluiting van de rekening in september 2014 en een kopie van de “Saldierungsauftrag” (slotoverboekingsopdracht) van belanghebbende in september 2014. Het saldo van de rekening zou blijkens de opdracht van 3 september 2014 met urgentie moeten worden overgemaakt naar rekening [bankrekening 3] ten name van [H AG] bij de [naam bank 2] . Het saldo bedraagt € 567.618,08 na afboeking van kosten wegens “DEPOTPREIS”, “SALDO DIENSTLEISTUNGSPREIS-ABSCHLUSS” en “SALDO ZINSABSCHLUSS” voor in totaal € 1.061,29. Vanaf april 2010 hebben op de rekening alleen waardemutaties plaatsgevonden op de belegging en zijn er bankkosten in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft in hoger beroep een brief overgelegd van 10 juni 2014 van [C] waarin wordt verzocht een bedrag van € 567.618.08 over te boeken naar [naam bank] , [vestigingsplaats] IBAN [bankrekening 2] .
De Inspecteur heeft ter zitting twee balansen per 31 december 2016 (Währung CHF) overgelegd van [I AG] op naam van [D AG] . Hierop is onder de passiva vermeld:
“Nummer Bezeignung Saldo (…)
2400 Darlehen [A] EUR 481750.02 - - 523’855.00 - 523’855.00
2410 Darlehen Bruder [belanghebbende] EUR 567’el 8.08 - - 617’227.90 - 617’227.90
240 Total Langfr. Verbindlichkeiten -1’141’082.90 -1’141’082.90
Nummer Bezeignung Saldo (…)
2400 Darlehen Ausland a.A. EUR 481750.02 -523’855.00 - 523’855.00
2410 Darlehen Ausland fest EUR 587’618.08 - 617’227.90 - 617’227.90.
240 Total Langfr. Verbindlichkeiten - 1’141’082.90 -1’141062.90”.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
“4.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende een informatiebeschikking opgelegd, omdat belanghebbende volgens hem niet aan de informatieverplichting op grond van artikel 47 en artikel 49 van de AWR heeft voldaan. Voor het bestaan van de ingevolge artikel 47 van de AWR op iemand rustende verplichting is voldoende dat de inspecteur zich op basis van de hem ter beschikking staande informatie op het standpunt kan stellen dat de gevraagde gegevens en bescheiden van belang zouden kunnen zijn voor de belastingheffing.[1]
Ingevolge artikel 49 van de AWR dienen de gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden verstrekt en binnen een door de inspecteur te stellen termijn.
De inspecteur heeft gesteld dat de gevraagde informatie van belang zou kunnen zijn voor de (juiste) belastingheffing. De gevraagde informatie is van belang om de beweringen ten aanzien van de herkomst en de besteding van de saldi op de bankrekening te kunnen beoordelen en om de geldstromen te kunnen volgen. De rechtbank overweegt ten aanzien van de verschillende vragen in de informatiebeschikking als volgt.
Kontoauszug (overzichten mutaties bankrekening)
Belanghebbende heeft geen overzichten overgelegd, waaruit de mutaties van de bankrekening blijken. De door belanghebbende overgelegde rapportage en jaaroverzichten geven niet de door de inspecteur gevraagde informatie; voor zover daaruit al mutaties blijken, is de herkomst van de bedragen daaruit niet af te leiden. Omdat belanghebbende de gevraagde stukken niet heeft verstrekt, terwijl die wel van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van hem, heeft de inspecteur deze overzichten terecht in de informatiebeschikking opgenomen.
Overzicht contante stortingen en/of opnamen
Belanghebbende heeft geen overzicht van de contante stortingen en opnamen overgelegd, maar heeft volstaan met de blote stelling dat hij nooit contant geld heeft opgenomen. De informatiebeschikking is in zoverre ook terecht gegeven, omdat de inspecteur in redelijkheid om een overzicht als hier bedoeld kan vragen en met de bedoelde blote stelling in de onderhavige situatie geen genoegen hoeft te nemen.
Stukken oprichting Zwitserse onderneming
Belanghebbende heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij het voornemen had een onderneming in Zwitserland te starten. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat er wel stukken over de oprichting van de onderneming zijn, maar dat deze inmiddels niet (meer) voorhanden zijn. Het al dan niet (meer) voorhanden zijn van dergelijke stukken komt voor rekening van belanghebbende (zie ook hierna). De inspecteur heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze stukken van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van belanghebbende, zodat de informatiebeschikking ook in zoverre terecht is gegeven.
Rente op lening
Belanghebbende heeft geen overzichten en bescheiden overgelegd van de betaalde rente op de lening aangegaan op 12 januari 2005. De inspecteur kan hier, bijvoorbeeld ter verificatie van de realiteit van die lening, in redelijkheid om vragen, zodat de informatiebeschikking ook in zoverre terecht is gegeven.
Gelet op het voorgaande, moet de informatiebeschikking in stand blijven.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij niet alle gevraagde gegevens die aanleiding zijn geweest voor het afgeven van de informatiebeschikking (tijdig) heeft kunnen overleggen vanwege onder andere de volgende redenen: (1) door tijdsverloop zijn niet alle stukken meer beschikbaar, (2) bepaalde stukken zijn slechts met veel moeite verkrijgbaar, (3) het is duur om bepaalde stukken te verkrijgen en (4) belanghebbende wil de stukken pas verstrekken als het nadeel voor hem anders te groot wordt. Overigens heeft belanghebbende gesteld dat (een deel) van de door de inspecteur gevraagde informatie uit de overgelegde rapportage van UBS en de jaaroverzichten valt te halen.
De rechtbank overweegt als volgt. De inspecteur heeft vanaf het jaar 2016 getracht gegevens van belanghebbende te verkrijgen; het lag op de weg van belanghebbende om deze gegevens aan de inspecteur te verstrekken toen ze (nog) voorhanden waren en belanghebbende ze gemakkelijk(er) kon verkrijgen. Dat belanghebbende nu slechts nog met veel kosten en moeite de stukken boven water kan krijgen, komt voor zijn risico.
Hetgeen belanghebbende overigens heeft gesteld doet er niet aan af dat niet alle gevraagde gegevens beschikbaar zijn gesteld en dat de informatiebeschikking terecht is afgegeven.
Conclusie en gevolg
Gelet op het voorgaande dient het beroep betreffende het afgeven van de informatiebeschikking, ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank stelt op grond van artikel 27e, tweede lid, van de AWR bij een ongegrondverklaring van het beroep in beginsel een nieuwe termijn voor het voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen in situaties waarin daar nog gevolg aan kan worden gegeven. Niet betwist is dat belanghebbende alsnog kan voldoen aan het in de informatiebeschikking opgenomen informatieverzoek. De rechtbank acht een termijn van vier weken passend en acht het redelijk deze termijn te doen aanvangen vanaf de dag na die van verzending van deze uitspraak.
5 Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
(…)
[1] Vgl. HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3603.”