Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-08-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2941, BKDH-21/00371
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-08-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2941, BKDH-21/00371
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 11 augustus 2022
- Datum publicatie
- 1 september 2022
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:4609, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1508
- Zaaknummer
- BKDH-21/00371
- Relevante informatie
- Art. 16 lid 1 AWR
Inhoudsindicatie
Art. 16, lid 1, AWR. Navorderingsaanslag erfbelasting. In de aangifte erfbelasting is verzuimd op te nemen dat erflaatster is gerechtigd tot een legaat in een (onverdeelde) nalatenschap. De Inspecteur was niet gehouden de aangifte erfbelasting aan een nader onderzoek te onderwerpen en evenmin moest hij op zoek gaan in andere dossiers naar nadere gegevens van erflaatster. Het voert te ver om te verlangen dat een inspecteur die een aangifte erfbelasting in behandeling heeft, moet controleren of er in het dossier gegevens aanwezig zijn die ook voor een ander dossier van belang zouden kunnen zijn en daartoe een renseigneringsplicht heeft. Geen sprake van een ambtelijk verzuim. Het verzoek om integrale proceskostenvergoeding wordt afgewezen.
Uitspraak
Zittingsplaats Den Haag
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BKDH-21/00371
in het geding tussen:
[X] te [Z] , domicilie kiezend te [Z-1] , belanghebbende,
(gemachtigde: C.M. de Hondt en I. Suselbeek)
en
(vertegenwoordiger: […] )
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (de Rechtbank) van 26 maart 2021, nummer BRE 20/5092.
Procesverloop
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag in de erfbelasting opgelegd naar een belaste verkrijging van € 1.262.475 (de navorderingsaanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is een vergrijpboete opgelegd van € 60.051 (de boetebeschikking) en € 41.208 belastingrente in rekening gebracht (beschikking belastingrente).
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag en de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De beslissing van de Rechtbank luidt als volgt:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-vermindert de navorderingsaanslag tot een berekend naar een belaste verkrijging van € 1.176.343;
- vermindert de beschikking belastingrente evenredig;
- vernietigt de boetebeschikking;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het bezwaar en de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van, in totaal, € 1.598;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan haar vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 500.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake daarvan is een griffierecht van € 134 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft op 18 maart 2022 een nader stuk ingediend en belanghebbende heeft op 22 maart 2022 een nader stuk met drie bijlagen ingediend.
In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hoger beroepszaken rijksbelastingen van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (Stcrt. 2021, 9365) is het gerechtshof Den Haag aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Op grond van voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in Den Haag op 19 mei 2022. Partijen zijn verschenen. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het ter zitting verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
[A] , erflaatster, is op [overlijdensdatum 1] 2013 overleden. Belanghebbende is enig kind van erflaatster en erflaatster heeft belanghebbende in haar testament benoemd tot enig erfgenaam. Belanghebbende heeft de nalatenschap zuiver aanvaard.
Op [overlijdensdatum 2] 2011 is overleden [B] , de moeder van erflaatster en oma van belanghebbende (oma). Erflaatster was op haar sterfdatum voor een zevende deel erfgerechtigd tot de nalatenschap van haar moeder en legataris. De nalatenschap was toen nog niet verdeeld. De aangifte erfbelasting inzake de nalatenschap van oma is ingediend op 15 april 2013. Tot de nalatenschap van oma behoren certificaten van aandelen in [C B.V.] .
Belanghebbende heeft op 3 september 2014 aangifte erfbelasting gedaan in verband met het overlijden van erflaatster. In de aangifte zijn de volgende gegevens opgenomen:
Eigen woning € 310.000
Bij: banktegoeden € 1.300
Af: hypotheek eigen woning € 286.037
Saldo € 25.263
Af: begrafeniskosten € 1.080
Zuiver saldo nalatenschap € 24.183
Belanghebbende heeft voor wat betreft de samenstelling van de nalatenschap niet vermeld dat erflaatster in verband met het overlijden van oma een aandeel had in de onverdeelde nalatenschap van oma en recht had op een legaat uit die nalatenschap. De vraag in rubriek 3 "Samenstelling van de erfenis" (onder 3i) naar "Andere bezittingen Bijvoorbeeld een aandeel in nog niet verdeelde erfenissen, lopende polissen, auteursrechten, vergunningen of octrooien" heeft belanghebbende niet ingevuld.
Inzake de nalatenschap van oma heeft de Inspecteur bij brief van 27 mei 2014 de erven van die nalatenschap verzocht in te stemmen met verlenging van de verjaringstermijn voor het opleggen van de aanslag erfbelasting omdat partijen nog in overleg waren. Namens erflaatster heeft belanghebbende die toestemming gegeven. Bij e-mailbericht van 18 juni 2014 heeft de Inspecteur aan de gemachtigde gevraagd of belanghebbende bevoegd was deze toestemming te geven. Het e-mailbericht vermeldt:
“Namens [A] wordt ondertekend door [belanghebbende], het kind van mevrouw [A] . In mijn systemen zie ik dat mevrouw [A] in [overlijdensdatum 1] 2013 is overleden. Zij had geen echtgenoot meer en volgens mijn systeem 1 kind, [belanghebbende]. Is dit juist en is dit kind erfgenaam van mevrouw [A] ? En als dit kind niet enig erfgenaam is, is dit kind dan bevoegd om namens andere erven te ondertekenen?
Onder voorbehoud van een rechtsgeldige ondertekening door [belanghebbende], agendeer ik het dossier dan voor medio augustus a.s., zoals afgesproken.”
Na ontvangst van de verklaring van erfrecht waaruit blijkt dat belanghebbende enig erfgenaam is van erflaatster en de verklaring van zuivere aanvaarding heeft de Inspecteur vervolgens op 2 juli 2014 bevestigd dat de termijn voor het opleggen van de aanslag erfbelasting inzake de nalatenschap van oma is verlengd.
Inzake de nalatenschap van oma heeft de gemachtigde van de erven bij brief van 30 september 2014 aan de Inspecteur onder meer het volgende geschreven. In die brief is ‘oma’ als ‘moeder’ aangeduid en zijn ‘de kinderen van oma’ als ‘de kinderen’ aangeduid:
“Algemeen
Uit uw reactie omtrent de legaten blijkt dat er een misverstand is ontstaan omtrent de door ons gehanteerde begrippen 'bruto' en 'netto'. Het fictief vruchtgebruik van moeder is een fiscale aangelegenheid ter bepaling van de verschuldigde erfbelasting maar is niet van invloed op de hoogte van de civielrechtelijke vordering welke de kinderen hebben verkregen in verband met het overlijden van de eerste ouder. Wij baseren ons voor de vaststelling van de hoogte van het legaat daarom steeds op de civielrechtelijke vordering van de kinderen.
Met 'bruto' en 'netto' bedoelen wij het volgende: De legaten van de twee kinderen zijn nu zo verwerkt dat het bedrag gelijk is gesteld aan de extra ontvangen erfenis bij het eerste overlijden door de andere kinderen, verminderd met de extra verschuldigde erfbelasting door de andere kinderen. Met bruto verkrijging bedoelen wij het legaat zonder dat rekening wordt gehouden met de verschuldigde erfbelasting, zodat het legaat wordt vastgesteld op het verschil in verkregen onderbedelingsvordering.
Inmiddels hebben wij op verzoek van de erfgenamen een hernieuwde berekening gemaakt van de legaten, waarbij wij de wil van moeder [B] hebben gevolgd "alle kinderen moeten gelijk worden behandeld".
De hernieuwde berekeningen zijn ter goedkeuring voorgelegd aan de erfgenamen en in bijgevoegde verklaring (bijlage 1) geaccordeerd.
(…)