Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-10-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3795, 21/01297
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-10-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3795, 21/01297
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 26 oktober 2022
- Datum publicatie
- 22 november 2022
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:4822, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1204
- Zaaknummer
- 21/01297
- Relevante informatie
- Art. 10 BPM, Art. 28c IW 1990, Art. 30 IW 1990, Art. 7:2 Awb, Art. 8:31 Awb, Art. 8:42 Awb, Art. 110 VWEU
Inhoudsindicatie
BPM. Afdoening diverse formele grieven.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 21/01297
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 september 2021, nummer BRE 19/2789, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft op aangifte belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) voldaan.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof.
Naar aanleiding van het door de toenmalige gemachtigde, [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ), in het hoger beroepschrift gebezigde onbetamelijke taalgebruik heeft het hof [gemachtigde] bij tussenuitspraak van 23 februari 2022 (hierna: de tussenuitspraak), geweigerd om nog langer bijstand te verlenen in de onderhavige zaken dan wel belanghebbende te vertegenwoordigen en beslist dat de procedure zal worden voortgezet met [A BV] (hierna: [A BV] ) als gemachtigde.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 23 september 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende, [D] , een verzoek tot wraking van de raadsheer L.B.M. Klein Tank ingediend. Dit verzoek is op 28 september 2022 niet-ontvankelijk verklaard door de wrakingskamer (registratienummer 200.316.509/01).
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende, [D] , bijgestaan door [E] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende heeft op 21 september 2018 aangifte BPM gedaan inzake de registratie van een Mercedes-Benz CLA250 met VIN eindigend op [VIN-nummer]
In de aangifte heeft belanghebbende als methode voor de afschrijving gekozen voor toepassing van een taxatierapport. De volgens de aangifte verschuldigde BPM van € 1.776 is voldaan.
De inspecteur heeft het bezwaar tegen de voldoening op aangifte ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, een teruggaaf verleend van € 243, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 167, de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 833, gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 174 vergoedt, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.598 en beslist dat, indien de immateriële schadevergoeding, de proceskostenvergoeding en/of het griffierecht niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop de uitspraak is gedaan.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Is de hoorplicht geschonden?
2. Heeft de inspecteur artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschonden nu de inspecteur de kentekengegevens niet heeft overgelegd?
3.Heeft belanghebbende recht op teruggaaf van op aangifte voldane BPM respectievelijk recht op een hogere teruggaaf van op aangifte voldane BPM dan reeds door de rechtbank verleend/toegekend?
4. Heeft belanghebbende recht op een rentevergoeding over de teruggaaf van bpm? Is artikel 28c Invorderingswet 1990 (hierna: IW) in strijd met het Unierecht?
5. Heeft de rechtbank juist overwogen met betrekking tot de proceskostenvergoeding?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en toewijzing van de door haar ingenomen standpunten. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.