Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-09-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3820, BKDH-21/00919
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-09-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3820, BKDH-21/00919
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 27 september 2022
- Datum publicatie
- 9 november 2022
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:4064, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BKDH-21/00919
- Relevante informatie
- Art. 10 Bvdb, Art. 11 Bvdb, Art. 22 Verdrag Nederland - Duitsland
Inhoudsindicatie
Doorschuifregeling. Artikel 22, lid 2, letter b, belastingverdrag Nederland-Duitsland; artikel 10, lid 3, en artikel 11, lid 1, Bvdb 2001. De Rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het beroep uitsluitend betrekking heeft op de aanslag IB/PVV 2017 en niet tevens op de jaren 2015 en 2016. De inspecteur heeft het resterende saldo van het door te schuiven inkomen op een juiste wijze verwerkt in de aanslag IB/PVV 2017. Het door te schuiven inkomen wordt effectief vrijgesteld naar het gemiddeld verschuldigde inkomstenbelastingtarief en niet aan de top van het inkomen.
Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in rechte te beschermen vertrouwen kon ontlenen aan de beschikking doorschuifregeling, de correspondentie met de behandelfunctionaris van de Belastingdienst, de afhandeling van de aangiften IB/PVV 2015 en 2016, het telefonische contact met een medewerker van de Belastingtelefoon en informatie ontleend aan de website van de Belastingdienst. Voorts faalt het beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel.
Uitspraak
Zittingsplaats Den Haag
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BKDH-21/00919
in het geding tussen:
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (de Rechtbank) van 23 juli 2021, nummer BRE 20/7890.
Procesverloop
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 121.783 en een premie-inkomen van € 33.791 (de aanslag 2017). Daarbij is een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend voor een bedrag van € 6.231. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 482 aan belastingrente vergoed.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag 2017 afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 48. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 134. De Inspecteur heeft een nader stuk, aangeduid als verweerschrift, ingediend, ingekomen bij het Hof op 10 november 2021. Voorafgaand aan de zitting heeft het Hof op 18 juli 2022 een pleitnota met bijlagen ontvangen van belanghebbende.
In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hoger beroepszaken rijksbelastingen van het gerechtshof 's-Hertogenbosch (Stcrt. 2021, 9365) is het gerechtshof Den Haag aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Op grond van voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in Den Haag op 2 augustus 2022. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende woont in Nederland. Hij heeft in de jaren 2014 tot en met 2017 inkomen uit werk en woning genoten tot de volgende bedragen:
Jaar |
Buitenlands inkomen |
Totaal inkomen uit werk en woning |
2014 |
€ 75.463 |
€ 71.566 |
2015 |
€ 61.004 |
€ 70.723 |
2016 |
Nihil |
€ 16.542 |
2017 |
Nihil |
€ 121.783 |
Het buitenlandse inkomen betreft looninkomsten uit Duitsland. Deze inkomsten zijn op grond van artikel 14, lid 1, van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland van 2012 (het Verdrag)1 ter heffing aan Duitsland toegewezen.
Als gevolg van negatieve belastbare inkomsten uit eigen woning in de jaren tot en met 2014 was het in de desbetreffende jaren vrij te stellen buitenlandse inkomen uit werk en woning zoals bedoeld in artikel 9, lid 1 (https://www.navigator.nl/document/openCitation/idedc584532ed1ba1d0d9ce4caece262ce), van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Bvdb 2001) hoger dan het belastbare inkomen uit werk en woning. Als gevolg hiervan komt belanghebbende in aanmerking voor de doorschuifregeling van artikel 11, lid 1, Bvdb 2001. Het buitenlandse inkomen waarvoor niet volledig voorkoming van dubbele belasting kon worden verleend, bedroeg per 31 december 2014 € 42.851 (€ 38.954 voor de jaren tot en met 2013 plus € 3.897 voor 2014).
De Inspecteur heeft bij voor bezwaar vatbare beschikking van 7 april 2016 (de beschikking doorschuifregeling) het over te brengen vrij te stellen buitenlandse inkomen uit werk en woning, zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, Bvdb 2001, per 31 december 2014 vastgesteld op € 42.851 (hierna: het door te schuiven inkomen). De beschikking doorschuifregeling luidt als volgt:
“Ik heb uw aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen/inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2014 in behandeling genomen.
Aanleiding
U hebt in de aangifte vermeld dat een gedeelte van het inkomen uit werk en woning afkomstig is uit Duitsland. Over dit inkomen mag Duitsland belasting heffen. Om te voorkomen dat u over dit inkomen ook in Nederland belasting moet betalen, hebt u recht op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Deze aftrek wordt voor 2014 berekend over een buitenlands inkomen van € 75.463.