Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-08-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3857, BKDH-21/00625 en BKDH-21/00626

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-08-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3857, BKDH-21/00625 en BKDH-21/00626

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 augustus 2022
Datum publicatie
15 november 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:3857
Formele relaties
Zaaknummer
BKDH-21/00625 en BKDH-21/00626
Relevante informatie
Art. 47 AWR, Art. 27e AWR, Art. 27h AWR

Inhoudsindicatie

Aanslagen IB/PVV en Zvw 2013; vereiste aangifte; omkering en verzwaring van de bewijslast; strafrechtelijke veroordeling voor drugsdelicten en witwassen; redelijke schatting.

Uitspraak

Zittingsplaats Den Haag

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BKDH-21/00625 en BKDH-21/00626

in het geding tussen:

(gemachtigde: J.H. Sligchers)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (de Rechtbank) van 10 mei 2021, nummers BRE 18/4046 en BRE 18/4047.

Procesverloop

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 150.000 (aanslag IB/PVV).

1.1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 41.705 (aanslag Zvw).

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar gedeeltelijk toegewezen en heeft hij het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd tot € 84.148 en de in rekening gebrachte belastingrente verminderd tot € 1.233. Het bezwaar tegen de aanslag Zvw is ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 134. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hoger beroepszaken rijksbelastingen van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (Stcrt. 2021, 9365) is het gerechtshof Den Haag aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Op grond van voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in Den Haag op 27 juli 2022. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het verder verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende, geboren op [geboortedatum] 1968, heeft een meerderjarige zoon: [de zoon] . Belanghebbende verbleef van [2007 - 2013] in detentie in [buitenland] . Vanaf [2014 - 2017] verbleef belanghebbende in de penitentiaire inrichting te [plaatsnaam] .

2.2.1.

Naar aanleiding van meldingen van het Team Criminele Inlichtingen is op 11 oktober 2013 een fiscaal strafrechtelijk onderzoek gestart met de naam “ [naam onderzoek] ” naar onder meer belanghebbende en zijn zoon. De bevindingen van dit onderzoek zijn, onder andere, neergelegd in het “Zaaksdossier Witwassen [belanghebbende]” (het zaakdossier).

2.2.2.

Het zaakdossier vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

“In dit Proces-verbaal wordt het Witwasonderzoek beschreven contra verdachten [belanghebbende] en [de zoon]. In opdracht van de Officier van Justitie beperkt dit onderzoek zich specifiek tot de herkomst van geld dat is gebruikt voor de aanschaf van chalet [1] [adres] te [plaatsnaam] en een personenauto, merk […] die sedert 30-01-20l4 op naam is gesteld van [de zoon], (…). Beide voorwerpen zijn op 6 mei 2014 onder [de zoon] in beslaggenomen.

Ter onderbouwing van de verdenking van witwassen van chalet [1] en bovenstaande personenauto, zijn ook andere objecten, aankopen vermogensgegevens en geldstromen onderzocht en beschreven.

,Aan de hand van die bevindingen is het aannemelijk cq kan het niet anders zijn dan dat het geld dat is betaald voor de diverse aankopen, afkomstig is uit enig misdrijf. [De zoon] heeft daarbij de wetenschap gehad dat het geld dat kennelijk door zijn vader is betaald voor het chalet en de personenauto’s, afkomstig moet zijn uit enig misdrijf. Hij weet of kan vermoeden dat zijn vader geen regulier gefiscaliseerd inkomen en/of vermogen heeft.

(…)

1.4.4.2 [bedrijfsnaam].

Op 1 mei 2014 heeft de officier van justitie een vordering afgegeven met betrekking tot [bedrijfsnaam] [plaatsnaam], teneinde informatie en bescheiden te verkrijgen met betrekking tot de registratie, het eigendom, betalingen, incidenten en bijzonderheden ten aanzien van chaletnummers [2,3,4,1] dan wel met betrekking tot [belanghebbende] en/of [de zoon].

(…)

2.3.1.2.2.1.2 Bankrekening SNS bank NL[…], ten name van [belanghebbende]

Middels een vordering ex. artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd 26 maart 2014, werd gegevens gevorderd van de SNS bank van bankrekening […].

Gedateerd 3 april 2014 werd van de SNS Bank de rekeningafschriften ontvangen. Op deze afschriften werden de volgende bijzonderheden aangetroffen:

- het saldo op 01-01-2012 is € 14.875,43;

- op 3-1-2012 wordt een bedrag van € 10.500,- overgeboekt naar rekeningnummer […], zonder tenaamstelling van de tegenrekeninghouder en zonder nadere omschrijving;

- op 22-08-2013 overschrijving ad € 5,10 van rekening […] met als omschrijving “opheffen rekening”;

- met ingang van 19-12-2012 worden regelmatig bedragen door […](=Sociale Dienst) overgemaakt op de rekening. Voor 2012 en 2013 bedrag het totaal ontvangen van de Sociale Dienst € 7.598,02;

- er wordt twee maal de tegenwaarde van een bedrag in Zwitserse Francs ontvangen 1 x 500 CHF 1 x 400 CHF;

- er vinden regelmatig contante opnamen per pin plaats: in 2012 ad € 2.790,- en in 2013 ad € 1.790,-;

- de afschrijvingen zijn meest van huishoudelijke aard, zoals supermarkten, verzekeringen, telefoon etc.;

- maandelijkse overschrijving van € 44.31 met ingang van 26-11-2013 aan Klaverblad Onderlinge Verzekeringsmij. met als omschrijving “Polisnummer […]”;

- het saldo per 25-03-2014 is € 230,93.

2 3.1.2.2.2.1 Onderzoek rekening ING Bank NL […] ten name van [de zoon]

(…)

Opmerking/samenvatting:

Uitgezonderd bovengenoemde mutaties en enkele rekening gerelateerde kosten wordt de rekening niet gebruikt voor reguliere transacties. Vermoedelijk is onderhavige rekening […] “gebruikt” om contant geld te storten om hiermee betalingen te verrichten die in verband kunnen worden gebracht met de aankoop van chalet [1] op […] te [plaatsnaam].

Enerzijds wordt contant gestort geld overgeboekt naar rekening […] tnv “Derdengelden […]” (€ 15.000,-), anderzijds twee keer ( € 914,29) naar de ervenrekening van [naam].

De herkomst van het contant gestorte geld is niet vastgesteld.

2.3.1.2.2.2.2 Onderzoek rekeningen SNS bank NL[…] en NL[…], ten name van [de zoon]

(…)

betreffende de 1 januari 2012 tot en met 26 juni 2014.

Op de afschriften van rekening NL[…] stonden de volgende mutaties:

- (…)

- Op 08-01-2013 wordt € 10.000,- bijgeschreven, vanaf rekeningnummer […] ten name van [bedrijfsnaam] te [plaatsnaam];

- na vorenstaande bijboeking worden contante bedragen opgenomen in de periode tussen 08-01-2014 en 20-03-2013 in totaal € 3.900,-;

- tussen 08-05-2013 en 14-05-2013 in totaal € 4.560,-;

(…)

Opmerking/samenvatting:

De Jongerenrekening geeft een redelijk normaal beeld. Wat opvalt is een bijboeking van € 10.000,- van [bedrijfsnaam] te [plaatsnaam] op 8 januari 2013. In de gegeven van de Belastingdienst staat het bedrijf als werkgever vermeld over het jaar 2012, echter de inkomsten over dat jaar bedragen € 0,-.

(…)

2.3.2.1.3 Tapgesprek tussen [belanghebbende] en [de zoon]

(…)

T106: gespreksnummer […] d.d 14-02-2014 om 19:21 uur. [Belanghebbende] belt uit naar het nummer: (…). Dit nummer is in gebruik bij [de zoon]. [De zoon] is in [plaatsnaam] . Als ie naar huis komt, moet ie even sigaretten meenemen voor [belanghebbende]. [De zoon] is niet met z’n eigen auto, maar met een busje samen met iemand anders. [De zoon] zegt dat hij geen geld heeft. [Belanghebbende] hoort anders dat [de zoon] genoeg geld heeft. [Belanghebbende] zegt dat hij bakken met geld heeft uitgegeven aan [de zoon]: 30.000 euro voor de chalet. Dan die drie auto’s erbij, komt het totaal al op 50.000. Dan nog voor 15 verbouwd, waardoor ze al op 65.000 zitten. Daarbij nog 10.000 voor het verbouwen van de rest. In totaal heeft [belanghebbende] 75.000 euro uitgegeven aan [de zoon] en dan doet [de zoon] al moeilijk als hij een pakje sigaretten moet halen voor [belanghebbende]. [De zoon] komt de sigaretten brengen.”

2.3.

Het Openbaar Ministerie heeft op verzoek van de Inspecteur van 8 september 2014 een afschrift van het zaakdossier verstrekt.

2.4.

Met dagtekening 6 november 2014 is belanghebbende uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2013. Met dagtekening 30 januari 2015 is aan belanghebbende een herinnering tot het doen van aangifte gezonden.

2.5.

Belanghebbende heeft op 22 januari 2015 aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.148.

2.6.

Bij brief van 12 maart 2015 heeft de Inspecteur vragen gesteld aan belanghebbende over de ingediende aangifte. In die brief is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“Ik ben bezig met de beoordeling van de door of namens u ingediende aangifte:

- inkomstenbelasting over het jaar 2013.

Ik verzoek u om mij de volgende informatie te verstrekken:

- mij is bekend dat u al jarenlang inkomsten verkrijgt uit de handel en transport in verdovende middelen. Mede op basis hiervan heb ik u aangiftebiljetten inkomstenbelasting toegezonden over de jaren 2012 t/m 2014;

- mij is tevens bekend dat u voor bovenstaande handel reeds meerdere malen veroordeeld bent;

- uit de bovenstaande handel zijn inkomsten genoten. In de door u ingediende aangifte inkomstenbelasting 2013 heeft u hiervan niets opgegeven. Ik verzoek u mij nu een opgave te verstrekken inzake deze inkomsten over de jaren 2012 t/m 2014.

De bovenstaande informatie heb ik nodig om de verschuldigde belasting te kunnen vaststellen. De wettelijke basis voor dit verzoek treft u overigens aan in artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Indien u aan bovenstaand verzoek niet voldoet zal ik zelf een berekening maken over de door u verschuldigde belasting over de jaren 2012 t/m 2014.”

2.7.

Belanghebbende heeft bij brief van 16 april 2015 gereageerd op het informatieverzoek van de Inspecteur.

2.8.

Bij brief van 18 mei 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende nogmaals verzocht informatie te verstrekken. In die brief is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“Naar aanleiding van uw schrijven d.d. 16 april 2015 inzake [belanghebbende] met bsn: […] deel ik u het volgende mede.

[Belanghebbende] is sinds eind 2013 betrokken in een opsporingsonderzoek uitgevoerd door de Belastingdienst/FIOD en het team zware criminaliteit van de Brigade Recherche.

Het onderzoek is gericht op artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht t.w. verdenking van witwassen.

De gegevens van dit onderzoek zijn eind 2014 met toestemming van de betreffende Officier van Justitie aan de Belastingdienst ter beschikking gesteld.

Onderzoek is gedaan naar de herkomst van het geld dat gebruikt is voor de aanschaf van chalet [1] op […] te [plaatsnaam]. Tevens is de aanschaf onderzocht van een [merk en type auto] die vanaf 30-1-2014 op naam gesteld is van de zoon van [belanghebbende].

Ter onderbouwing van de verdenking van witwassen van chalet [1] en de bovenstaande personenauto zijn ook andere objecten, aankopen, vermogensgegevens en geldstromen onderzocht en beschreven.

Aan de hand van bovenstaande bevindingen kan het niet anders zijn dan dat het geld dat is betaald voor de diverse aankopen, afkomstig is uit enig misdrijf.

Ik hoop u met vorenstaande voldoende geïnformeerd te hebben, zodat u de gevraagde informatie opgenomen in mijn brief van 12 maart 2015 alsnog kunt verstrekken.”

2.9.

De Inspecteur heeft in afwijking van de ingediende aangifte met dagtekening 11 september 2015 een voorlopige aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 150.000, bestaande uit de in de aangifte opgenomen uitkering (€ 9.148) en een resultaat uit overige werkzaamheden (€ 140.852). Daarbij is € 2.504 belastingrente in rekening gebracht. Met dezelfde dagtekening heeft de inspecteur een voorlopige aanslag Zvw opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 41.705. Daarbij is € 87 belastingrente in rekening gebracht.

2.10.

Met dagtekening 16 maart 2016 zijn de definitieve aanslagen IB/PVV en Zvw opgelegd conform de onder 2.9 vermelde voorlopige aanslagen. Daarbij is geen belastingrente in rekening gebracht.

2.11.

De Inspecteur heeft het bezwaar IB/PVV van belanghebbende gedeeltelijk toegewezen. De Inspecteur heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning nader vastgesteld op € 84.148. De Inspecteur heeft dit bedrag in de uitspraak op bezwaar als volgt gespecificeerd:

Aangegeven inkomen uit werk en woning € 9.148

Bij: Geschat inkomen uit werk en woning € 75.000

Totaal verzamelinkomen € 84.148

2.12.

Bij vonnis van de Rechtbank Noord-Holland van [datum] 2015 (ECLI: […] ) is belanghebbende voor het plegen van drugsdelicten en witwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren. In het vonnis overweegt de Rechtbank Noord-Holland, voor zover hier van belang, het volgende:

“4.3.9. Bewijsoverweging feit 6

[Belanghebbende] heeft een chalet gekocht voor zijn zoon voor een bedrag van in totaal € 26.400,-, welk bedrag vooraf contant op een bankrekening is gestort ter overboeking naar de bankrekening van de notaris, dan wel grotendeels contant aan de verkoper is voldaan. [Belanghebbende] en zijn zoon […] beschikten niet over (bekende) inkomsten en/of vermogen. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het vermoeden van witwassen. Gelet op dat vermoeden mag van [belanghebbende] worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, die concreet en verifieerbaar is en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.

[Belanghebbende] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het chalet heeft bekostigd met onder andere 25.000 Zwitserse Francs die hij door het verrichten van arbeid tijdens zijn detentie in [buitenland] heeft verdiend en na zijn vrijlating uit [buitenland] heeft meegenomen. Daarnaast heeft [belanghebbende] zijn zoon […] opdracht gegeven om machines en gereedschappen uit zijn voormalige bouwbedrijf te verkopen aan [betrokkene 10] van [bedrijf betrokkene 10]. Deze machines en gereedschappen zijn voor € 10.000,- aan [betrokkene 10] verkocht en dat geldbedrag heeft [belanghebbende] aan zijn zoon […] geschonken. Voorts heeft [belanghebbende] verklaard dat hij een onder hem in beslag genomen geldbedrag van € 18.000,- van justitie heeft teruggekregen.

Naar aanleiding van de door [belanghebbende] afgelegde verklaringen is door het Openbaar Ministerie nader onderzoek verricht. Daaruit is gebleken dat het bedrijf van [betrokkene 10] genaamd [bedrijf betrokkene 10] op 26 augustus 2014 in staat van faillissement is verklaard en bestuurder [betrokkene 10] in 2015 om het leven is gebracht. De curator heeft in de digitale administratie een boeking gevonden die ziet op deze betaling gedateerd 4 januari 2013. De omschrijving is: “[belanghebbende], draaibank/lasapparaat” terwijl uit de administratie niet blijkt van enige betalingsverplichting van [bedrijf betrokkene 10] of van [BV betrokkene 10] jegens de ontvanger van voornoemd bedrag van € 10.000,-. Er zijn geen stukken die aannemelijk maken dat tegenover de betaling werkelijk enige levering van goederen heeft bestaan en van een levering van een draaibank of lasapparaat in 2012 of 2013 is niet gebleken.

Ten aanzien van het uit [buitenland] meegenomen geldbedrag is navraag gedaan in [buitenland] en bij de Penitentiaire Inrichting te [plaatsnaam] . Op politioneel niveau is uit [buitenland] vernomen dat [belanghebbende] uit de [buitenlandse] gevangenis een bedrag van 2.384 Zwitserse Francs heeft meegenomen, welk bedrag door de PI [plaatsnaam] bij binnenkomst is geregistreerd. Daarna is het geld op 7 september 2012 door [belanghebbende] ‘uitgevoerd’ (meegegeven aan [de zoon]).

Met betrekking tot het in beslag genomen en aan [belanghebbende] geretourneerde geldbedrag van € 18.000,- is door het Openbaar Ministerie niets teruggevonden. Echter blijkt uit het overzicht van de bankrekening van [belanghebbende] dat het saldo op 3 januari 2012 bijna € 15.000,- bedraagt terwijl het saldo eind 2012 is gedaald tot nagenoeg nihil.

Gelet op de hiervoor beschreven bevindingen is de door [belanghebbende] gestelde herkomst van het geldbedrag van € 26.400,- niet aannemelijk geworden. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank allereerst dat ten aanzien van het geldbedrag van € 10.000,-, welk bedrag [de zoon] van [bedrijf betrokkene 10] heeft ontvangen, uit de onderliggende bevindingen is gebleken dat er vanuit [bedrijf betrokkene 10] geen enkele betalingsverplichting jegens [belanghebbende] dan wel [de zoon] is geweest noch dat er een draaibank of lasapparaat aan [bedrijf betrokkene 10] is geleverd, zodat deze verklaring onvoldoende verklaring biedt voor de herkomst van dat geldbedrag.

Voorts is door [belanghebbende] slechts een bedrag van 2.384 Zwitserse Francs vanuit [buitenland] meegenomen hetgeen nog geen 10% betreft van de door hem gestelde 25.000 Zwitserse Francs.

Ten aanzien van het aan [belanghebbende] door het Openbaar Ministerie geretourneerde geldbedrag van € 18.000,- geldt dat omtrent de oorspronkelijke herkomst van dit kennelijk in beslag genomen en geretourneerde geldbedrag niets is verklaard. Uit het enkele feit dat het geldbedrag aan [belanghebbende] is geretourneerd kan niet worden afgeleid dat het geld niet van misdrijf afkomstig is.

(…)

Nu de door [belanghebbende] gestelde herkomst van het geldbedrag niet aannemelijk is geworden en [belanghebbende] meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten waaruit geldelijk gewin is te halen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag van € 26.400,- uit misdrijf afkomstig is en dat [belanghebbende] dit ook wist. Door met het bedrag van € 26.400,-, onder meer via een op naam van zijn zoon gestelde bankrekening, een chalet te kopen en aan zijn zoon te doen leveren, heeft [belanghebbende] de criminele herkomst van dit geldbedrag verhuld met het oogmerk om dit aan de autoriteiten te onttrekken, zodat [belanghebbende] zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk witwassen van voornoemde € 26.400,-.

4.4.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [belanghebbende] de onder 1, onder 2 primair, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

feit 1:

hij op 14 oktober 2013 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 30 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;

(…)

feit 3:

hij in de periode van 28 december 2013 tot en met 3 februari 2014, te [plaats 1] en [plaats 3] en [plaats 4] en in België en/of de Dominicaanse Republiek, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,

- zich en/of anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of

- anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen

(…)

feit 5:

hij in de periode van 1 september 2013 tot en met 6 mei 2014 te [plaats 2] en/of [plaats 1] en/of [plaats 5] en/of [plaats 3] , in elk geval plaatsen in Nederland en/of [plaats 6] , in elk geval in België en/of in de Dominicaanse Republiek, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, [belanghebbende], en zijn mededaders en andere personen behoorden, welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, te weten:

- het tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne;

feit 6:

hij op tijdstippen in de periode van 13 mei 2013 tot en met 14 augustus 2013 in Nederland, van een voorwerp, te weten 26.400 euro, de herkomst heeft verhuld, terwijl hij, [belanghebbende], wist dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.”

2.13.

In hoger beroep heeft het Gerechtshof Amsterdam bij arrest van [datum] 2019 (ECLI: […] ) belanghebbende eveneens voor het plegen van drugsdelicten en witwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf van honderd maanden. In het vonnis overweegt het Gerechtshof Amsterdam, voor zover hier van belang, het volgende:

Bewijsoverweging in aanvulling op overweging 4.3.9 in het vonnis

In hoger beroep heeft de verdediging betoogd dat er voldoende legale inkomsten waren die de aanschaf van het chalet mogelijk maakten. Zo heeft [belanghebbende] eind 2011 een voordien inbeslaggenomen bedrag van € 18.000 van justitie teruggekregen. Daarnaast heeft [belanghebbende] een bedrag van CHF 2.384, verworven door het verrichten van werkzaamheden in de penitentiaire inrichting, meegenomen na zijn detentie in [buitenland] . Ten slotte is er nog de betaling van € 10.000 door [bedrijfsnaam] naar aanleiding van de verkoop van gereedschappen. Aldus bezien kan het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de ten laste gelegde geldsom een criminele herkomst heeft geen stand houden, zo stelt de verdediging.

Beoordeling

In hoger beroep valt op dat de verdediging het bedrag dat [belanghebbende] uit [buitenland] zou hebben meegenomen aanzienlijk naar beneden heeft bijgesteld. [Belanghebbende] – die in hoger beroep geen verklaring heeft afgelegd – heeft in eerste aanleg ter terechtzitting verklaard dat hij vanuit [buitenland] een bedrag van ongeveer CHF 25.000 in contanten had meegenomen. Van dat bedrag heeft hij in de PI [plaatsnaam] iets van € 2.000 op zijn rekening laten zetten. De rest van het geld zou hij naar huis hebben gebracht en zou hij in het chalet hebben gestoken, omdat hij dat in contanten nog had liggen. Omgerekend naar de gemiddelde koers in 2012 en dat naar beneden afgerond, heeft [belanghebbende] dus naar eigen zeggen een bedrag van ongeveer € 18.000 (20.000 -/- 2.000) afkomstig uit [buitenland] gebruikt voor de aankoop van het chalet. In hoger beroep is gebleken dat de verklaring over het [buitenlandse] geld niet juist kan zijn. De Koninklijke Marechaussee heeft naar aanleiding van een rechtshulpverzoek en de antwoorden daarop in een proces-verbaal van 20 juni 2017 gerelateerd dat [belanghebbende] omgerekend niet meer dan € 2.363,25 aan zijn [buitenlandse] detentie heeft overgehouden. Dit bedrag kan de aankoop van het chalet niet verklaren. Het biedt anders gezegd geen steun voor de verklaring van [belanghebbende] dat het chalet is aangekocht met op legale wijze verkregen geld. Dat [belanghebbende] op bovenstaand onderdeel aantoonbaar niet de waarheid heeft verklaard over de manier waarop hij de aankoop van het chalet heeft gefinancierd, maakt dat de overige verklaringen van [belanghebbende] met betrekking tot de financiering met de nodige behoedzaamheid moeten worden beoordeeld. Dat heeft de rechtbank op de juiste wijze gedaan. Aan de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de overige genoemde bedragen heeft het hof daarom niets toe te voegen.”

Oordeel van de Rechtbank

Aanslag Zvw 2013

Belastingrente

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing