Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-11-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3888, 20/00404 tot en met 20/00418
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-11-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3888, 20/00404 tot en met 20/00418
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 november 2022
- Datum publicatie
- 11 mei 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2020:2620, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00404 tot en met 20/00418
- Relevante informatie
- Art. 9 lid 3 AWR, Art. 11 lid 3 AWR, Art. 27e lid 1 AWR, Art. 27h lid 2 AWR, Art. 8:42 Awb
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft meerdere jaren niet de vereiste aangifte inkomstenbelastingbelasting gedaan. Het hof ziet geen aanleiding (oud) ambtenaren van de Belastingdienst op te roepen als getuige over de stelling van belanghebbende dat de inspecteur een toezegging heeft gedaan dat hij niet aan de aangiftetermijn hoefde te voldoen. Het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel, in het bijzonder de meerderheidsregel, faalt.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 20/00404 tot en met 20/00418
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 juni 2020, nummers BRE 16/7239 tot en met 16/7241, 16/7243, 16/7244, 16/7246 tot en met 16/7251 en 16/10465 tot en met 16/10468, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en
de Staat (de minister voor Rechtsbescherming),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor de jaren 2007 tot en met 2012 en aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) voor de jaren 2007 tot en met 2011 opgelegd en voor de jaren 2008 en 2009 tevens voorlopige aanslagen IB/PVV en Zvw. Bij gelijktijdige beschikkingen zijn verzuimboeten opgelegd bij de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2010 en 2012 en is bij diverse belastingaanslagen heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren, met uitzondering van het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2011 ongegrond verklaard. Het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2011 is gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw 2010 en tegen de verzuimboete bij de IB/PVV 2012 gegrond verklaard en de overige beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift en een aanvulling op zijn verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, nadat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld door het hof.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , als gemachtigden van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld, maar niet gevoegd, de onderhavige zaken en de zaken met nummers 20/00419 tot en met 20/00435.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
De griffier heeft in de brief van 29 juli 2022 partijen ervan in kennis gesteld dat één of meerdere raadsheren die bij de zaak van belanghebbende betrokken zijn, niet op de juiste manier is/zijn beëdigd, dat de desbetreffende raadshe(e)r(en) inmiddels opnieuw is/zijn beëdigd en dat het hof van oordeel is dat het in geval van belanghebbende niet nodig is om in zijn zaak een nieuwe zitting te houden omdat de gesignaleerde onvolkomenheid niets afdoet aan de deskundige en zorgvuldige wijze waarop zijn zaak (inhoudelijk) is behandeld.
Vervolgens heeft geen van de partijen verklaard gebruik te willen maken van zijn recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Een nadere zitting is daarom achterwege gebleven.
2 Feiten
In de onderhavige jaren was belanghebbende gehuwd met [A] (hierna: [A] ). Zij hebben een zoon, [de zoon] (hierna: de zoon) en een dochter. De dochter is gehuwd met [de schoonzoon] (hierna: de schoonzoon).
In 2002 zijn belanghebbende en [A] verhuisd van Nederland naar Gran Canaria (Spanje). Op 16 oktober 2006 hebben zij een woning gekocht aan de [adres] te [plaats] (Nederland). Vanaf april 2007 woonden belanghebbende en [A] in deze woning. Inmiddels zijn belanghebbende en [A] gescheiden.
[A] en de zoon hebben in het jaar 1999 [de BV] (hierna: de BV) opgericht. Vanaf 23 april 2004 is [A] enig aandeelhouder en bestuurder van de BV.
In juni 2001 heeft [A] alle aandelen in [de SL] (hierna: de SL), een rechtspersoon naar Spaans recht, gekocht. Zij is tevens bestuurder van de SL. De SL was betrokken bij de productie van erotische films en exploitatie van websites (waarop de films na betaling konden worden bekeken).
Belanghebbende heeft verklaard dat het geld dat verband hield met de exploitatie van de websites bij de BV binnenkwam en, onder aftrek van commissie, werd doorbetaald aan de SL. In 2005 is [de Stichting 1] (hierna: [de Stichting 1] ) opgericht. Tot 26 juni 2005 was [A] bestuurder van [de Stichting 1] en daarna de schoonzoon. Belanghebbende was gevolmachtigde van [de Stichting 1] . [de Stichting 1] functioneerde gelijk aan de BV.
Belanghebbende heeft (onder meer) de navolgende werkzaamheden verricht:
- -
-
hij heeft [A] geholpen met de Spaanse taal en haar rondgereden op Gran Canaria, ten behoeve van de activiteiten van de BV en de SL;
- -
-
hij heeft supervisie gehad over de in 2.4 genoemde filmproducties die op Gran Canaria werden gedraaid, in die zin dat hij bij die producties keek wat er gebeurde en bepaalde wat er gedaan moest worden;
- -
-
hij heeft e-mailberichten verzonden/beantwoord die betrekking hadden op websites die werden geëxploiteerd;
- -
-
hij heeft onderhandeld over de aankoop van websites;
- -
-
hij heeft een administratie bijgehouden die inzicht geeft in de inkomsten en uitgaven van de exploitatie en het beheer van de websites, alsmede de verdeling van de winsten (de zogenoemde groeidocumenten);
- -
-
hij was betrokken bij het bijhouden van de facturen die werden verzonden door de zoon en de schoonzoon aan de BV en de SL;
- -
-
hij heeft advies gevraagd aan het Haags Juristen college over fiscale routes die met de gegenereerde inkomsten van websites konden worden gevolgd.
Per 28 juli 2004 is [A] bestuurder van de op diezelfde dag opgerichte [de Stichting 2] .
Vanaf 1 januari 2007 staat [A] ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met de eenmanszaak [eenmanszaak] .
Op 11 juni 2007 zijn belanghebbende en [A] door douaniers gecontroleerd op vliegveld Rotterdam Airport in het kader van een fysiek toezicht. [A] bleek in het bezit te zijn van € 92.000 aan contant geld. [A] heeft daarover verklaard dat zij en belanghebbende hun huis op de Canarische Eilanden hadden verkocht. Ter vermijding van de kosten van een banktransactie hebben zij ervoor gekozen het contante geld zelf te transporteren.
De in 2.9. bedoelde informatie is verstrekt aan de Belastingdienst. Uit nader onderzoek van de Belastingdienst volgde dat belanghebbende, [A] , de BV en [eenmanszaak] , geen onroerende zaken bezaten met een waarde van (meer dan) € 92.000. Tevens volgde uit de door de Douane toegezonden stukken dat € 65.000 was opgenomen van een rekening van de SL. Daarnaast volgde uit onderzoek dat belanghebbende en [A] een huis hadden gekocht voor een aanmerkelijk lager bedrag dan de WOZ-waarde en dat uit diverse aangiften volgde dat alleen negatieve resultaten zouden zijn behaald in voorgaande jaren.
Gezien de in 2.9 en 2.10 genoemde bevindingen heeft de Belastingdienst op 15 augustus 2017 besloten om een boekenonderzoek in te stellen. Het boekenonderzoek werd ingesteld ten aanzien van belanghebbende, [A] , de BV, [de Stichting 1] en [eenmanszaak] .
Op 22 augustus 2007 en 29 oktober 2007 heeft belanghebbende telefonisch nadere informatie verstrekt (onder meer) over de herkomst van het bij [A] op 11 juni 2007 aangetroffen contante geld. De informatie week af van dat wat [A] eerder had verklaard. Op 15 mei 2008 is besloten om ook een strafrechtelijk onderzoek te starten.
Op 3 juni 2009 heeft de FIOD de woning van belanghebbende en [A] doorzocht. Daarbij zijn stukken inbeslaggenomen, waaronder de in 2.6 vermelde zogenoemde groeidocumenten (hierna: de groeidocumenten).1 In deze documenten worden inkomsten, die zijn behaald met de exploitatie van websites, evenredig verdeeld tussen belanghebbende en de schoonzoon (in de jaren 2002 tot en met 2004 kreeg de zoon ook een gelijk deel). Volgens de groeidocumenten, die zijn opgesteld tot en met april 2009, is in de onderhavige jaren het volgende verdiend (bedragen in €):
Jaar |
Netto resultaat |
Aandeel belanghebbende |
Aandeel schoonzoon |
2007 |
277.027,67 |
138.513,84 |
138.513,84 |
2008 |
114.877,29 |
57.438,65 |
57.438,65 |
2009 |
48.137,51 |
24.068,75 |
24.068,75 |
Eveneens op 3 juni 2009 zijn belanghebbende en [A] door douaniers gecontroleerd op vliegveld Rotterdam Airport in het kader van een fysiek toezicht. Zij bleken in het bezit te zijn van € 32.300 aan contant geld.
Belanghebbende ontving in de onderhavige jaren een WAO-uitkering, van circa € 25.000 bruto per jaar, en een lijfrente-uitkering van circa € 7.000 bruto per jaar. In zijn aangiften IB/PVV over de jaren 2007 en 2008, waarin hij ervoor heeft gekozen om als binnenlands belastingplichtige te worden aangemerkt, heeft hij als belastbaar inkomen uit werk en woning, naast deze uitkeringen, alleen inkomsten uit eigen woning aangegeven. Over de jaren 2009 tot en met 2012 heeft belanghebbende geen (tijdige) aangiften IB/PVV gedaan.
De inspecteur heeft de volgende aanslagen en voorlopige aanslagen (hieronder aangeduid met VA) IB/PVV en Zvw opgelegd, met daarbij genoemd het belastbaar inkomen uit werk en woning (inkomen box 1) en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (inkomen box 3) dan wel bijdrage-inkomen, en bij gelijktijdige beschikkingen de volgende verzuimboeten opgelegd en de volgende bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht:
Zaaknr. Hof |
Zaaknr. rb |
Soort |
Jaar |
Inkomen box 1 |
Inkomen box 3 |
Bijdrage-inkomen |
Boete |
Rente |
20/00404 |
16/7239 |
IB/PVV |
2007 |
112.081 |
3.300 |
6.265 |
||
20/00405 |
16/7240 |
Zvw |
2007 |
30.623 |
86 |
|||
20/00406 |
16/7241 |
VA IB/PVV |
2008 |
62.169 |
4.374 |
1.834 |
||
20/00407 |
16/7243 |
VA Zvw |
2008 |
31.231 |
133 |
|||
20/00408 |
16/7244 |
VA IB/PVV |
2009 |
63.226 |
621 |
|||
20/00409 |
16/7246 |
VA Zvw |
2009 |
32.369 |
51 |
|||
20/00410 |
16/7247 |
IB/PVV |
2010 |
53.099 |
9.967 |
226 |
920 |
|
20/00411 |
16/7248 |
Zvw |
2010 |
30.000 |
63 |
|||
20/00412 |
16/7249 |
IB/PVV |
2011 |
20.000 |
6.050 |
591 |
||
20/00413 |
16/7250 |
Zvw |
2011 |
20.000 |
54 |
|||
20/00414 |
16/7251 |
IB/PVV |
2012 |
0 |
369 |
0 |
||
20/00415 |
16/10465 |
IB/PVV |
2008 |
62.169 |
4.374 |
-/-171 |
||
20/00416 |
16/10466 |
Zvw |
2008 |
31.231 |
0 |
|||
20/00417 |
10/10467 |
IB/PVV |
2009 |
63.226 |
43 |
|||
20/00418 |
16/10468 |
Zvw |
2009 |
32.369 |
0 |
Bij het opleggen van de (voorlopige) aanslagen voor de jaren 2007 en 2008 heeft de inspecteur de in 2.13 genoemde bedragen als uitgangspunt genomen. Voor 2007 is daarbij een aftrek toegepast van € 21.257 in verband met de periode in 2007 waarin belanghebbende nog in Spanje woonde. De bedragen zijn, na toepassing van de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling, als winst uit onderneming bij het door belanghebbende aangegeven inkomen opgeteld.
Bij het opleggen van de aanslagen voor het jaar 2009 heeft de inspecteur, omdat de groeidocumenten betrekking hebben op de periode tot en met april 2009, hetzelfde bedrag bijgeteld als voor het jaar 2008.
Bij het opleggen van de aanslagen voor de jaren 2010 en 2011 heeft de inspecteur bedragen als resultaat uit overige werkzaamheden bijgeteld, te weten € 30.000 in 2010 en € 20.000 in 2011, welke bedragen zijn gebaseerd op de van de SL ontvangen bedragen zoals afgeleid uit de afschriften van de (zakelijke) bankrekeningen van belanghebbende en [A] .
Bij uitspraken op bezwaar zijn de bezwaren ongegrond verklaard, met uitzondering van het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2011. Dit bezwaar is gegrond verklaard en de aanslag IB/PVV 2011 is verminderd, omdat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is verlaagd tot nihil.
De rechtbank heeft de beroepen tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw 2010 en tegen de verzuimboete bij de IB/PVV 2012 gegrond verklaard, de bijbehorende uitspraken op bezwaar vernietigd, de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw 2010 niet-ontvankelijk verklaard en de verzuimboete 2012 vernietigd. De overige beroepen zijn ongegrond verklaard. De inspecteur is veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 3.400, de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.600, de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.150. Ten slotte heeft de rechtbank gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 92 aan hem dient te vergoeden.
Bij vonnis van de rechtbank van 29 april 2013 is belanghebbende veroordeeld tot een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf voor – onder meer – het opzettelijk onjuist en/of onvolledig doen van de aangifte IB/PVV 2007. Deze veroordeling is, zij het met een andere lengte van de (voorwaardelijke) gevangenisstraf, gehandhaafd in hoger beroep en in cassatie.
3 Geschil en conclusies van partijen
3.1.Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is tijdig bezwaar tegen de aanslagen 2010 gemaakt?
II. Zijn de aanslagen 2008 binnen de aanslagtermijn opgelegd?
III. Of en in hoeverre is voor het jaar 2012 wijziging van een impliciete verliesvaststellingsbeschikking aan de orde?
IV. Dient de cd-rom die behoorde tot de strafrechtelijke procedure te worden aangemerkt als een op de zaak betrekking hebbend stuk in de zin van artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)?
V. Zijn de (voorlopige) aanslagen tot de juiste bedragen opgelegd?
VI. Is er sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel, in het bijzonder de meerderheidsregel?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging dan wel vermindering van de (voorlopige) aanslagen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.