Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4558, 21/01155
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4558, 21/01155
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 december 2022
- Datum publicatie
- 11 juli 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:4076, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/01155
- Relevante informatie
- Art. 228a Gemw, Art. 231 Gemw
Inhoudsindicatie
Rioolheffing. Belanghebbende heeft geen belang bij het bestrijden van de rechtmatigheid van de beleidsregel voor garageboxen, en de terugwerkende kracht ervan. De rioolheffing over garageboxen vindt haar grondslag namelijk in de Verordening belastbaar, en de beleidsregel is begunstigend. Hoewel de aanslag is opgelegd door een persoon die is ingehuurd door de gemeente, is deze bevoegd opgelegd, omdat deze persoon de functie “Het hoofd afdeling Ondersteuning” vervult, deze functie als heffingsambtenaar is aangewezen en deze functie valt ‘binnen het bestuursrechtelijke hiërarchiek verband van de desbetreffende gemeente’. De omstandigheid dat de persoon niet met naam bij afzonderlijk aanstellingsbesluit als ambtenaar is aangesteld, maakt dit niet anders.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 21/01155
Uitspraak op het hoger beroep van
(de erfgenamen van) [belanghebbende] , 1
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 3 augustus 2021, nummer BRE 20/769, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 1] ,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een aanslag rioolheffing opgelegd voor het jaar 2019 (hierna: de aanslag) betreffende een garagebox aan [adres 1] in [plaats 1] (hierna: de garagebox).
Bij uitspraak op bezwaar is de aanslag gehandhaafd.
De rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij brief van 2 februari 2022.
Het hof heeft een brief met dagtekening 7 november 2022 aan partijen gestuurd.
De zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar is verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende. De heffingsambtenaar is, zonder berichtgeving, niet verschenen.
De griffier heeft verklaard dat de heffingsambtenaar bij brief van 12 oktober 2022 is uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer] , is aangetekend verzonden naar het door de heffingsambtenaar opgegeven adres. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 13 oktober 2022 op het door de heffingsambtenaar opgegeven adres is afgeleverd.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is de eigenaar van de garagebox. Vanaf het dak van de garagebox wordt via een regenpijp hemelwater geloosd op de gemeentelijke riolering.
Bij het besluit van 12 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 1] (hierna: het college) ‘het hoofd van de afdeling Ondersteuning’ als heffingsambtenaar aangewezen.
De gemeente [plaats 1] (hierna: de gemeente) heeft met [A] (hierna: [A] ) een overeenkomst gesloten inhoudende dat [A] een arbeidskracht ter beschikking stelt aan de gemeente voor het verrichten van tijdelijke werkzaamheden als leidinggevende in de functie met de functietitel ‘Interim afdelingshoofd Ondersteuning’. Deze persoon betreft de heer [B] (hierna: [B] ). [B] heeft deze functie vanaf 1 augustus 2018 tot 1 maart 2021 vervuld.
Bij besluit van 4 december 2018 heeft het college als heffingsambtenaar aangewezen (i) ‘Het hoofd van de afdeling Ondersteuning’ en (ii) ter vervanging, de gemeentesecretaris danwel de loco-gemeentesecretaris. Het besluit vermeldt dat het in werking treedt op de tweede dag na die van de bekendmaking. De bekendmaking is geschied in het Gemeenteblad van de gemeente (hierna: het Gemeenteblad) van 27 november 2019.
De Verordening rioolheffing 2019 (hierna: de Verordening) van de gemeente is op 19 december 2018 bekendgemaakt in het Gemeenteblad en daarmee op 20 december 2018 in werking getreden.
Belanghebbende heeft van de gemeente een brief van 24 januari 2019 gekregen waarin hem is medegedeeld dat bij een controle is gebleken dat de afgelopen jaren ten onrechte geen rioolheffing is geheven ter zake van de garagebox, dat uit coulance voor de afgelopen drie jaar geen aanslagen worden opgelegd, en dat vanaf belastingjaar 2019 wel aanslagen rioolheffing worden opgelegd.
Het college heeft de Beleidsregel rioolheffing garageboxen 2019 (hierna: de Beleidsregel) vastgesteld op 20 augustus 2019. De Beleidsregel is op 11 september 2019 bekendgemaakt in het Gemeenteblad. De Beleidsregel vermeldt dat hij terugwerkende kracht heeft vanaf 1 januari 2019.
De gemeente heeft bij brief van 24 september 2019 – met als afzender ‘De heffingsambtenaar’ – het volgende aan belanghebbende medegedeeld:
“Begin 2019 heeft u een brief ontvangen van de gemeente [plaats 1] waarin stond dat bij controle was gebleken dat de afgelopen jaren ten onrechte geen aanslag rioolheffing aan u is opgelegd voor de garagebox met adres [adres 1] te [plaats 1] .
In de vastgestelde verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing staat namelijk dat rioolheffing wordt geheven van de eigenaar en de gebruiker van een perceel waarbij een directe of indirecte aansluiting is op de gemeentelijke riolering en van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering kan worden afgevoerd. Onder perceel wordt verstaan een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan.
De aanslagen rioolheffing voor de garageboxen zijn voor belastingjaar 2019 nog niet opgelegd. De reden hiervan is dat gemeente [plaats 1] een beleidsregel heeft opgesteld met daarin een aangepast tarief voor garageboxen voor belastingjaar 2019. Inmiddels is deze beleidsregel vastgesteld en gepubliceerd. U kunt daarom eind september 2019 een aanslag verwachten met daarop de rioolheffing voor uw object conform de van kracht zijnde beleidsregel. Conform de beleidsregel bedraagt het tarief voor het eigenarendeel voor garageboxen € 50,- en is geen gebruikersheffing verschuldigd.”
De aanslag is met dagtekening 30 september 2019 opgelegd voor een bedrag van € 50. De uitspraak op bezwaar is gedaan bij brief met dagtekening 20 december 2019. De brief vermeldt als afzender ‘De heffingsambtenaar’.
Bij besluit van 23 februari 2021 heeft het college als heffingsambtenaar aangewezen (i) ‘Domeinmanager Bedrijfsvoering’ en (ii) ter vervanging, de gemeentesecretaris. Het besluit is bekendgemaakt op 24 februari 2021 en daarmee in werking getreden op 25 februari 2021. De functie wordt vervuld door de heer [C] (hierna: [C] ). [C] is als bezoldigd ambtenaar werkzaam bij de gemeente. [C] heeft in de procedure bij de rechtbank een brief van 11 mei 2021 ingediend waarin hij concludeert dat geen sprake is van onbevoegde aanslagoplegging of een onbevoegde uitspaak op bezwaar. In het verweerschrift in hoger beroep heeft [C] aangevoerd dat hij daarmee de uitspraak op bezwaar en de aanslag heeft bekrachtigd waardoor een eventuele onbevoegdheid kan worden gepasseerd.
In de onder 1.5 vermelde brief van het hof is onder meer het volgende verzoek aan de heffingsambtenaar gedaan:
“- Het hof verzoekt de heffingsambtenaar om– voor zover mogelijk – meer informatie (stukken) over de wijze van inbedding van de ‘inhuur’ van de heer [B] in de ambtelijke organisatie, zoals of er sprake is geweest van een aanstellingsbesluit, een beëdiging, etc, etc.
Het hof verzoekt de heffingsambtenaar zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk ter zitting, deze informatie toe te sturen.”
De heffingsambtenaar heeft niet op dit verzoek gereageerd en is, zoals reeds is vermeld in 1.6, niet ter zitting van het hof verschenen.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
dient de aanslag vernietigd te worden omdat de Beleidsregel onrechtmatig is?
-
dient de aanslag en de uitspraak op bezwaar vernietigd te worden omdat deze beslissingen zijn genomen door een daartoe niet bevoegde persoon?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslag. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.