Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4560, 21/01310 tot en met 21/01312

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4560, 21/01310 tot en met 21/01312

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
14 december 2022
Datum publicatie
11 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:4560
Formele relaties
Zaaknummer
21/01310 tot en met 21/01312
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 29

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Naheffingsaanslagen.

Het is niet toegestaan om een toekomstige teruggave op grond van artikel 29 Wet OB 1968 te verrekenen met een naheffing OB ter zake van niet afgedragen OB.

Recht op aftrek voorbelasting in verband met overname goederen van een andere concernvennootschap niet aannemelijk gemaakt.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 21/01310 tot en met 21/01312

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 22 september 2021, nummers BRE 18/1176, 18/1177 en 18/3001 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2010, 2011 en 2012 opgelegd. Tevens is telkens bij beschikking heffings- of belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep voor het jaar 2011 gegrond verklaard en voor het overige de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [A] namens belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .

Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaken met nummers 21/01306 tot en met 21/01309, 21/01313 en 21/00332.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is onderdeel van een concern waarbij de heer [A] ( [A] ) bestuurder dan wel (indirect) directeur-grootaandeelhouder is van alle vennootschappen. Tot het concern behoren ook [BV 1] (handelsnaam is [BV 1] , failliet verklaard op 23 maart 2013 ( [BV 1] )) en [BV 2] . [A] is tevens enig aandeelhouder van [BV 3] ( [BV 3] ). Volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel is belanghebbende een financiële holding.

2.2.

Belanghebbende verwerkt de administratie zelf in een Excel-bestand en dient zelf haar aangiften omzetbelasting (hierna: OB) en vennootschapsbelasting in. Tot en met 2011 zijn de jaarrekeningen samengesteld door [accountant] . Daarna heeft belanghebbende zelf de jaarrekeningen samengesteld.

2.3.

Van 2006 tot 4 december 2012 was belanghebbende eigenaar van het pand aan de [adres] in [plaats] . Dit pand werd door belanghebbende belast met omzetbelasting verhuurd aan [BV 3] en [BV 1] . Ook stuurde belanghebbende aan deze twee vennootschappen facturen met omzetbelasting voor managementfees.

De volgende facturen zijn door belanghebbende opgemaakt:

2010

Excl. OB

OB

Incl. OB

[BV 1] – huur 2010

€ 144.000

€ 27.360

€ 171.360

[BV 3] – huur 2010

€ 78.800

€ 14.972

€ 93.772

[BV 1] – managementfee 2010

€ 40.000

€ 7.600

€ 47.600

[BV 3] – managementfee 2010

€ 40.000

€ 7.600

€ 47.600

€ 57.532

2011

Excl. OB

OB

Incl. OB

[BV 1] – managementfee Q1

€ 10.000

€ 1.900

€ 11.900

[BV 1] – managementfee Q2

€ 10.000

€ 1.900

€ 11.900

[BV 1] – managementfee Q3

€ 10.000

€ 1.900

€ 11.900

[BV 1] – managementfee Q4

€ 10.000

€ 1.900

€ 11.900

[BV 3] – managementfee 2011

€ 40.000

€ 7.600

€ 47.600

[BV 1] – huur Q1

€ 36.000

€ 6.840

€ 42.840

[BV 1] – huur Q2

€ 36.000

€ 6.840

€ 42.840

[BV 1] – huur Q3

€ 36.000

€ 6.840

€ 42.840

[BV 1] – huur Q4

€ 36.000

€ 6.840

€ 42.840

[BV 3] – huur 2011

€ 78.800

€ 14.972

€ 93.772

€ 57.532

2012

Excl. OB

OB

Incl. OB

[BV 1] – huur Q1

€ 36.000

€ 6.840

€ 42.840

[BV 1] – huur Q2

€ 36.000

€ 6.840

€ 42.840

[BV 1] – huur Q3

€ 36.000

€ 6.840

€ 42.840

[BV 1] – huur Q4

€ 36.000

€ 7.560

€ 43.560

[BV 3] – huur 2012

€ 78.800

€ 15.366

€ 94.166

€ 43.446

2.4.

Belanghebbende heeft in de op haar naam ingediende kwartaalaangiften OB over de jaren 2010, 2011 en 2012 geen omzet en geen verschuldigde OB aangegeven. Over 2010 heeft belanghebbende € 787 voorbelasting teruggevraagd en uitbetaald gekregen. Over 2011 is dat € 404. Uit de aangiften vennootschapsbelasting die op naam van belanghebbende over die jaren zijn ingediend blijken omzetten van respectievelijk € 302.800, € 330.160 en € 222.800.

2.5.

Bij brief van 19 januari 2015 heeft de inspecteur aangekondigd een boekenonderzoek te starten naar de aanvaardbaarheid van de aangiften OB en vennootschapsbelasting over de jaren 2011 tot en met 2013 bij onder andere belanghebbende. Bij brief van 23 februari 2015 is dat boekenonderzoek uitgebreid naar het jaar 2010. Op 4 november 2015 heeft het slotgesprek plaatsgevonden en op 9 maart 2016 heeft de inspecteur het rapport van het boekenonderzoek aan belanghebbende gestuurd. De inspecteur heeft geconcludeerd dat belanghebbende wel facturen heeft gestuurd aan [BV 1] en [BV 3] met OB, maar dat zij die OB nimmer heeft aangegeven en voldaan. Tevens concludeert de inspecteur aan de hand van de balanspost omzetbelasting dat over 2010 een bedrag van € 49.099 aan OB door belanghebbende niet is aangegeven, ook niet door middel van een suppletieaangifte.

2.6.

Op 24 november 2015 heeft Fiscale Inlichtingen- en Opsporings- Dienst (hierna: FIOD) een overzichts-PV opgemaakt waarbij [A] , [BV 3] en belanghebbende als verdachten zijn aangemerkt in een ‘interne omzetbelasting carrousel’. [BV 1] is vanwege haar faillissement niet als verdachte aangemerkt. Volgens de FIOD is sprake van een vermoeden van strafbare feiten. Op 18 juni 2018 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel belanghebbende veroordeeld tot een geldboete van € 100.000, omdat zij wettig en overtuigend bewezen acht dat belanghebbende opzettelijk onjuiste en/of onvolledige aangiften OB heeft ingediend waardoor er te weinig belasting werd geheven.

2.7.

Bij brief van 10 november 2015 heeft de inspecteur aangekondigd ter behoud van rechten voornemens te zijn een naheffingsaanslag OB op te leggen over het jaar 2010, omdat uit de balanspositie van belanghebbende valt af te leiden dat zij over 2010 € 49.099 te weinig OB heeft aangegeven en daarvoor geen suppletie heeft ingediend. De naheffingsaanslag is opgelegd op 28 december 2015. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur € 7.801 heffingsrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft hiertegen op 11 januari 2016 bezwaar gemaakt.

2.8.

Op 24 september 2016 heeft de inspecteur aan belanghebbende naheffingsaanslagen OB opgelegd over de jaren 2011 en 2012 naar de onderstaande bedragen. Ook heeft de inspecteur bij gelijktijdige beschikking respectievelijk € 9.296 en € 6.012 heffings- en belastingrente in rekening gebracht.

2011

2012

Managementfee [BV 1]

€ 7.600

Managementfee [BV 3]

€ 7.600

Huur [BV 1]

€ 27.360

€ 28.080

Huur [BV 3]

€ 14.972

€ 15.366

Totaal

€ 57.532

€ 43.446

2.9.

Belanghebbende heeft op 11 oktober 2016 bezwaar gemaakt tegen de opgelegde naheffingsaanslagen over de jaren 2011 en 2012.

2.10.

De rechtbank heeft de naheffingsaanslag over het jaar 2011 verminderd met € 71, tot € 57.461. De rechtbank heeft voorts een vergoeding voor geleden immateriële schade toegekend van in totaal € 4.000.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vermindering dan wel vernietiging van de naheffingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing