Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4706, 21/00765 tot en met 21/00771
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4706, 21/00765 tot en met 21/00771
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 29 december 2022
- Datum publicatie
- 12 juli 2023
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:3005, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 21/00765 tot en met 21/00771
Inhoudsindicatie
Procedure over navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2013, aanslagen IB/PVV en ZVW 2014 en naheffingsaanslagen omzetbelasting 2013 tot en met 2015 over diverse geschilpunten; (1) 8:42 Awb, (2) bewijsuitsluiting, (3) onschuldpresumptie, (4) de (hoogte van de) (navorderings)aanslagen, inkomsten uit handel in honden gebaseerd op theoretische berekening, gebreken in de administratie zoals bedoeld in het arrest Hoge Raad 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1086 , omkering en verzwaring van de bewijslast al dan niet gebaseerd op gemotiveerde schatting, redelijkheid schatting, beoordelingskader uit het arrest van 9 juli 2021 beperkt tot situaties waarin beoordeeld moet worden of de vereiste aangifte is gedaan?, (5) integrale (proces)kostenvergoeding en (6) immateriële schadevergoeding.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 21/00765 tot en met 21/00771
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 25 mei 2021, nummers BRE 17/7568 tot en met 17/7580, in het geding tussen belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en
de minister van Justitie en Veiligheid,
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) 2011 tot en met 2013, aanslagen IB/PVV en ZVW 2014 en naheffingsaanslagen omzetbelasting 2011 tot en met 2015 opgelegd. Gelijktijdig met deze belastingaanslagen zijn beschikkingen heffingsrente dan wel belastingrente aan belanghebbende gegeven.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen voornoemde belastingaanslagen en de beschikkingen.
De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de navolgende zaaknummers toegekend aan de beroepen:
Belastingaanslag |
Nummer rechtbank BRE |
Navorderingsaanslag IB/PVV 2011 |
17/7568 |
Navorderingsaanslag ZVW 2011 |
17/7569 |
Navorderingsaanslag IB/PVV 2012 |
17/7570 |
Navorderingsaanslag ZVW 2012 |
17/7571 |
Navorderingsaanslag IB/PVV 2013 |
17/7572 |
Navorderingsaanslag ZVW 2013 |
17/7573 |
Aanslag IB/PVV 2014 |
17/7574 |
Aanslag ZVW 2014 |
17/7575 |
Naheffingsaanslag omzetbelasting 2011 |
17/7576 |
Naheffingsaanslag omzetbelasting 2012 |
17/7577 |
Naheffingsaanslag omzetbelasting 2013 |
17/7578 |
Naheffingsaanslag omzetbelasting 2014 |
17/7579 |
Naheffingsaanslag omzetbelasting 2015 |
17/7580 |
De rechtbank heeft de beroepen in de zaken met de nummers BRE 17/7568 tot en met 17/7571, 17/7576 en 17/7577 gegrond verklaard en de overige beroepen ongegrond.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank in de zaken met de nummers BRE 17/7572 tot en met 17/7575 en 17/7578 tot en met 17/7580 hoger beroep ingesteld bij het hof. Het hof heeft de navolgende nummers aan het hoger beroep toegekend:
Belastingaanslag |
Nummer rechtbank BRE |
Nummer hof |
Navorderingsaanslag IB/PVV 2013 |
17/7572 |
21/00765 |
Navorderingsaanslag ZVW 2013 |
17/7573 |
21/00766 |
Aanslag IB/PVV 2014 |
17/7574 |
21/00767 |
Aanslag ZVW 2014 |
17/7575 |
21/00768 |
Naheffingsaanslag omzetbelasting 2013 |
17/7578 |
21/00769 |
Naheffingsaanslag omzetbelasting 2014 |
17/7579 |
21/00770 |
Naheffingsaanslag omzetbelasting 2015 |
17/7580 |
21/00771 |
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen, namens belanghebbende, haar echtgenoot, [echtgenoot] (hierna: [echtgenoot] ) en de gemachtigden van belanghebbende, [A] en [B] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd, de zaken van [echtgenoot] met de zaaknummers 21/00914 tot en met 21/00917 behandeld.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Het hof heeft partijen bij brieven van 7 oktober 2022 medegedeeld dat het onderzoek is heropend. Het hof heeft de inspecteur in de brief van 7 oktober 2022 verzocht om binnen één week een ontbrekend stuk in te dienen in de vorm van een beveiligde USB-stick.
Bij brief van 12 oktober 2022 heeft de inspecteur medegedeeld dat het door het hof opgevraagde stuk in feite bestaat uit drie digitale bestanden. De inspecteur heeft als bijlage bij deze brief twee met een wachtwoord beveiligde USB-sticks gevoegd.
De griffier heeft op 14 oktober 2022 telefonisch aan de inspecteur medegedeeld dat het hof de USB-sticks niet kan uitlezen. De inspecteur heeft de drie digitale bestanden vervolgens op 14 oktober 2022, per een via het beveiligd e-mailsysteem, Zivver, verzonden bericht, opnieuw aan het hof verzonden.
Het hof heeft de drie digitale bestanden (petlook_eigenaren_huisdieren_adres_nieuw.xlsx, draaitabellen meldingen I&R [onderneming] 20160502.xlsx en petlook_eigenaren_huisdieren_email_2_nieuw.xlsx) en de brief van 12 oktober 2022 op 18 oktober 2022, eveneens per Zivver, aan belanghebbende doen toekomen. Belanghebbende is een reactietermijn van twee weken geboden.
Het hof heeft de beveiligde USB-sticks (zie onder 1.13) aan de inspecteur geretourneerd.
Belanghebbende heeft bij, zowel per Zivver als aangetekende post verzonden, brief van 25 oktober 2022 gereageerd op de onder 1.15. genoemde bestanden en brieven. Het hof heeft de brief van 25 oktober 2022 doorgestuurd naar de inspecteur.
Het hof heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen op 4 november 2022 schriftelijk medegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is gehuwd met [echtgenoot] . In het register van de Kamer van Koophandel staat op naam van belanghebbende een onderneming ingeschreven met de handelsnaam [onderneming] (hierna: de onderneming). De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het fokken van, de verkoop van, bemiddeling in en chippen van pups.
Belanghebbende heeft, na daartoe te zijn uitgenodigd, op 30 april 2015 aangifte IB/PVV en ZVW 2013 gedaan naar een verzamelinkomen van € 9.240 en een bijdrage-inkomen ZVW van € 2.752. Het verzamelinkomen bestaat uit de volgende elementen: € 2.752 belastbare winst (winst vóór aftrek van ondernemersaftrek en MKB-winstvrijstelling is € 13.780) en € 6.488 inkomen uit sparen en beleggen. De aanslagen IB/PVV en ZVW zijn met dagtekening 29 mei 2015 conform aangifte opgelegd.
Belanghebbende heeft in de (suppletie)aangiften omzetbelasting 2013, 2014 en 2015 omzetten verantwoord van € 97.114 (2013), € 87.925 (2014) respectievelijk € 51.234 (2015). Het op deze aangiften (na suppletie) voldane bedrag aan omzetbelasting is € 6.233 (2013), € 7.721 (2014) respectievelijk € 6.013 (2015).
In de loop van het jaar 2016 is het Regionale Informatie- en Expertise Centra (hierna: het RIEC) een onderzoek gestart naar de onderneming en een hondenkennel die door een neef van de echtgenoot van belanghebbende wordt gedreven.
Op 6 januari 2016 is, naar aanleiding van het RIEC-onderzoek, een strafrechtelijk onderzoek naar belanghebbende en [echtgenoot] gestart met de naam “ [strafrechtelijk onderzoek] ” (hierna: het strafrechtelijk onderzoek).
Op 11 februari 2016 heeft de inspecteur aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA), onder verwijzing naar artikel 55 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), een verzoek gedaan tot het verstrekken van informatie. Voor zover in de onderhavige procedure relevant luidt dit verzoek als volgt:
“(…) Verzoekt aan de NVWA voornoemd hem alle gegevens en inlichtingen te verstrekken met het oog op de beoordeling van de eerder genoemde belastingaangiften [hof: aangiften belanghebbende en [echtgenoot] over de jaren 2011 tot en met 2015] ten name van [echtgenoot] en [belanghebbende] en de aan hen gelieerde (rechts)personen. Specifiek gaat het om de gegevens welke zijn geregistreerd m.b.t. import, export, geboorte, sterfte, aanvoer, en afvoer van honden door genoemde (rechts)personen. (…)”
[opsporingsambtenaar 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Belastingdienst (hierna: [opsporingsambtenaar 1] ) heeft in een tot het strafdossier behorend proces-verbaal met dagtekening 8 maart 2016 (hierna: het proces-verbaal van 8 maart 2016) een theoretische omzetberekening voor het tijdvak 1 april 2013 tot en met 31 december 2015 gemaakt. Hierin verwijst hij naar van de NVWA verkregen informatie:
“(…) Uit verkregen cijfers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, hierna NVWA, bestaat het vermoeden dat [belanghebbende] een aanzienlijk deel van de omzet fiscaal niet verantwoord. Vanaf 1 april 2013 worden geboorten, import, export, aankoop, verkoop en sterfte van puppy’s geregistreerd in de Centrale databank Identificatie & Registratie (I&R). Aan de hand van de in deze databank geregistreerde aantallen heeft de Belastingdienst een theoretische omzetberekening gemaakt. Deze berekende theoretische omzet wijkt aanzienlijk af van de door [belanghebbende] in haar aangifte inkomstenbelasting 2013 en aangiften omzetbelasting 2e kwartaal 2013 tot en met 4e kwartaal 2015 aangegeven omzetten. (…)”
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek is op 11 april 2016 de woning van belanghebbende en [echtgenoot] doorzocht. Bij deze doorzoeking zijn administratieve bescheiden, waaronder een lijst met inloggegevens voor accounts op [website 1] (26 accounts) respectievelijk [website 2] (één account) (hierna tezamen: petlookaccounts), een bedrag in contanten van € 187.641,54 en diverse computers en tablets aangetroffen en in beslag genomen.
De inspecteur heeft bij brief van 18 mei 2016 een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd waarbij, voor zover in de onderhavige procedure van belang, de aanvaardbaarheid van de door haar gedane aangiften IB/PVV en ZVW 2013 en omzetbelasting 2013 tot en met 2015 onderzocht zal worden.
Bij brief van 27 mei 2016 heeft de inspecteur de Officier van Justitie, onder verwijzing naar artikel 55 AWR, verzocht om hem “alle gegevens en inlichtingen te verstrekken uit het strafrechtelijk onderzoek voornoemd met het oog op de beoordeling van de eerder genoemde belastingaangiften [hof: aangiften van belanghebbende en [echtgenoot] over de jaren 2011 tot en met 2016] ten name van [belanghebbende] geboren op [geboortedatum 1] -1974 en [echtgenoot] geboren op [geboortedatum 2] -1968 en de aan deze gelieerde (rechts)personen”. De Officier van Justitie heeft het verzoek voor akkoord getekend en geretourneerd aan de inspecteur.
Op 1 juni 2016 heeft de Officier van Justitie belanghebbende geïnformeerd over het instellen van een fiscaal strafrechtelijk onderzoek dat gebaseerd is op artikel 69, lid 2, AWR en artikel 225 Wetboek van Strafrecht. Op 10, 11 en 12 oktober 2016 zijn belanghebbende en [echtgenoot] door de politie gehoord in verband met het vermoeden dat zij zich hebben beziggehouden met het onjuist doen van aangifte en witwassen. Belanghebbende en [echtgenoot] hebben zich beroepen op hun zwijgrecht.
De NVWA heeft onderzoek gedaan naar (een gedeelte van de) petlookaccounts. De NVWA heeft bij dit onderzoek gebruik gemaakt van de centrale databank Identificatie en Registratie hond (hierna: het I&R-systeem). De bevindingen van dit onderzoek zijn weergegeven in een proces-verbaal van 24 oktober 2016 (hierna: het proces-verbaal van de NVWA van 24 oktober 2016).
Bij brief van 1 november 2016 is een concept controlerapport met de bevindingen uit het boekenonderzoek aan belanghebbende en [echtgenoot] uitgereikt (hierna: het concept controlerapport).
In het concept controlerapport neemt de inspecteur het standpunt in dat de onderneming meer omzet heeft behaald dan uit de administratie en aangiften volgt. Ter onderbouwing van de stelling dat de onderneming een hogere omzet heeft behaald, wijst de inspecteur in het concept controlerapport op de volgende aspecten:
1. de omstandigheid dat met betrekking tot het jaar 2013 geen verkoopovereenkomsten in de administratie zijn aangetroffen;
2. de omstandigheid dat met betrekking tot de jaren 2014 en 2015 1.031 respectievelijk 1.131 verkoopovereenkomsten ontbreken;
3. de omstandigheid dat tijdens de doorzoeking op 11 april 2016 twee verschillende versies van kasboeken over het vierde kwartaal van 2015 zijn aangetroffen;
4. de omstandigheid dat in een groot aantal gevallen de kasadministratie niet aansluit op de in de administratie aangetroffen verkoopovereenkomsten;
5. de omstandigheid dat tijdens de doorzoeking op 11 april 2016 met betrekking tot het eerste kwartaal van 2016 geen kasadministratie is aangetroffen;
6. de registraties in het I&R-systeem (hierna: I&R-registraties);
7. de relatiekaarten [bedrijf] ; en
8. door de controle-ambtenaren opgestelde vermogensvergelijkingen.
Bij de I&R-registraties (onder 2.14, onderdeel 6) gaat het enerzijds om mutaties die op naam van de onderneming zijn gedaan. Onderzoek in het I&R-systeem levert wat betreft deze mutaties het volgende beeld op:
Mutatie |
Periode 1 april 2013 tot en met 31 december 2013 |
Jaar 2014 |
Jaar 2015 |
Aanvoer |
185 |
1.001 |
1.239 |
Afvoer |
325 |
1.239 |
1.239 |
Geboorte |
24 |
23 |
0 |
Import |
219 |
168 |
0 |
Vermissing |
0 |
0 |
1 |
In de grootboekadministratie van de onderneming zijn uitsluitend de volgende mutaties verantwoord:
Mutatie |
Periode 1 april 2013 tot en met 31 december 2013 |
Jaar 2014 |
Jaar 2015 |
Aanvoer |
141 |
112 |
0 |
Afvoer |
186 |
208 |
108 |
Import |
80 |
105 |
28 |
Verder wijst de inspecteur in het concept controlerapport op afvoer-mutaties in het I&R-systeem die gekoppeld zijn aan de petlookaccounts. Deze mutaties worden door de inspecteur aangemerkt als mutaties die zijn uitgevoerd door de onderneming. Het gaat hierbij om 319 (2013), 37 (2014) respectievelijk 22 (2015) afvoer-mutaties. De toerekening van deze mutaties aan de onderneming wordt als volgt onderbouwd:
“(…) Een tiental van deze gebruikers zijn door het onderzoeksteam benaderd. Bij deze bezoeken is vastgesteld dat op deze gebruiksnamen mutaties van honden zijn gedaan zonder dat deze personen daar weet van hebben. Alle benaderde personen verklaren geen wetenschap te hebben van de inlogcodes bij petlook.nl zoals hierboven vermeld. Diverse personen hebben geeneens een computer om zelf mutaties te registreren. Ook zijn er mutaties van hondenrassen op hun naam vastgelegd terwijl zij nooit een hond van dit ras gehad hebben of nooit een nestje gehad hebben. Allen zijn ze het erover eens dat hun identiteit zonder toestemming is gebruikt.
Geconstateerd is dat via de privérekening van belastingplichtigen de abonnementskosten voor deze accounts zijn voldaan. Tevens wijst derden onderzoek bij Petlook.nl uit dat alle meldingen zijn gedaan via een IP-adres welke toebehoort aan belastingplichtigen en geregistreerd is op het adres [adres] te [woonplaats] .
In de administratie is een brief aangetroffen, gedateerd 28 januari 2012. Deze brief is gericht aan [persoon] te [plaats] en is een reactie op een klachtenbrief van 16 januari 2012. De brief is volgens ondertekening afkomstig van [belanghebbende] , [adres] , [postcode] [woonplaats] . In de brief geeft [belanghebbende] aan: "Ik verneem graag uw reactie. Wat mij betreft kan dit ook telefonisch maar als u liever schriftelijk communiceert kan dat ook per e-mail via [e-mailadres]." Gesteld kan worden dat [onderneming] naar derden toe gebruik maakt van het emailadres [e-mailadres], het adres dat als gebruiksnaam [gebruiksnaam] heeft.
De belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de mutaties gedaan op deze accounts feitelijk mutaties zijn welke [onderneming] toebehoren. De leveringen gedaan via deze accounts dienen dan ook als omzet te worden meegenomen in het resultaat van [onderneming] . (…)”
De onderneming koopt hondenvoer in van [bedrijf] . Deze leverancier van hondenbrokken is met de onderneming is overeengekomen dat gratis proefpakketten verstrekt mogen worden aan kopers van pups, waarbij [bedrijf] aan de onderneming heeft gevraagd om een relatiekaart met gegevens van de klant in te vullen. De inspecteur heeft een discrepantie waargenomen tussen het aantal ingeleverde kaarten en de in de administratie van de onderneming verantwoorde verkopen van pups (onder 2.14., onderdeel 7). In de periode 28 februari 2014 tot en met 13 oktober 2014 zijn 256 relatiekaarten ingeleverd, terwijl in de financiële administratie 136 verkopen van pups zijn verantwoord.
Uit de vermogensvergelijkingen (onder 2.14., onderdeel 8) volgt voor de jaren 2013 tot en met 2015 een netto privé van - € 101.414 (2013), - € 40.285 (2014) respectievelijk € 53.021 (2015).
Onder verwijzing naar de onder 2.14. tot en met 2.18. genoemde feiten en omstandigheden trekt de inspecteur in het concept controlerapport de conclusie dat de financiële administratie van de onderneming niet als basis kan dienen voor de fiscale aangiften, dat de onderneming meer omzet heeft behaald dan uit de administratie en de aangiften IB/PVV en ZVW 2013 en omzetbelasting 2013 tot en met 2015 volgt, dat belanghebbende niet de vereiste aangiften heeft gedaan, dat de bewijslast om die reden omgekeerd en verzwaard dient te worden en dat de omzet, bij het ontbreken van administratie waaruit de daadwerkelijk behaalde omzet blijkt, “aan de hand van een theoretische benadering” berekend dient te worden.
De theoretische omzet die behaald is met de verkoop van pups is in het concept controlerapport voor de jaren 2013 tot en met 2015 gesteld op € 366.115 (2013), € 490.079 (2014) respectievelijk € 515.155 (2015).
Voor het tijdvak 1 april 2013 tot en met 31 december 2013 en de jaren 2014 en 2015 is de theoretische omzet gebaseerd op de afvoer-mutaties in I&R (hierna: I&R afvoer-mutaties) die te koppelen zijn aan de onderneming en de petlookaccounts. Het gaat hierbij om de volgende aantallen mutaties:
Tijdvak/jaar |
I&R afvoer-mutaties onderneming |
I&R afvoer-mutaties petlookaccounts |
Totale aantal I&R afvoer-mutaties |
1 april 2013 tot en met 31 december 2013 |
325 |
319 |
644 |
2014 |
1.239 |
37 |
1.276 |
2015 |
1.239 |
22 |
1.261 |
Deze I&R afvoer-mutaties zijn aangemerkt als verkopen van pups en voor de jaren 2014 en 2015 vermenigvuldigd met de gemiddelde verkoopprijs die volgt uit de in de administratie van die jaren aangetroffen verkoopovereenkomsten van € 464,73 respectievelijk € 494,32. Met betrekking tot het jaar 2013 is de verkoopprijs, wegens het ontbreken van verkoopovereenkomsten, gesteld op € 500. Dit leidt tot de volgende theoretische omzetberekening:
Tijdvak/jaar |
Berekening |
Omzet |
1 april 2013 tot en met 31 december 2013 |
644 x € 500 x 100/121 |
€ 266.115 |
2014 |
1.276 x € 464,73 x 100/121 |
€ 490.079 |
2015 |
1.261 x € 494,32 x 100/121 |
€ 515.155 |
Aangezien het I&R-systeem pas in werking is getreden op 1 april 2013 is de theoretische omzet voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013 afgeleid uit de theoretische omzet voor de jaren 2014 en 2015. De inspecteur is ervan uitgegaan dat in die jaren de theoretische omzet € 400.000 per jaar bedroeg. De theoretische omzet voor het eerste kwartaal (1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013) heeft hij daarom gesteld op € 100.000. De totale theoretische omzet voor 2013 komt daarmee op € 366.115.1
De theoretische omzet van € 366.115 (2013), € 490.079 (2014) respectievelijk € 515.155 (2015) is verminderd met de omzet uit de verkoop van honden zoals die uit de grootboekadministratie volgt van € 90.322 (2013, met dien verstande dat hiervan € 22.962,83 is toe te rekenen aan het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013), € 77.343 (2014) respectievelijk € 41.302 (2015). Dit leidt tot een voorgestelde omzetcorrectie van € 275.793 (2013), € 412.736 (2014) respectievelijk € 473.853 (2015) en – uitgaande van een omzetbelastingtarief van 21% – in een na te heffen omzetbelasting van € 57.916 (2013), € 86.674 (2014) respectievelijk € 99.509 (2015). Met betrekking tot het jaar 2015 komt hier de op een suppletieaangifte verschuldigde omzetbelasting van € 56 bovenop. De inspecteur kondigt aan voornemens te zijn naheffingsaanslagen omzetbelasting 2013 tot en met 2015 aan belanghebbende op te leggen tot voornoemde bedragen.
Met betrekking tot de voorgestelde winstcorrecties kondigt de inspecteur aan dat de uit de aangiften dan wel het grootboek volgende winst uit onderneming (2013 € 13.780, 2014 € 20.932 en 2015 € 16.514) verhoogd zal worden met de hierboven genoemde omzetcorrecties. De gecorrigeerde winst komt daarmee op € 289.573 (2013)2, € 433.668 (2014)3 en € 490.367 (2015).4 Dit leidt, na toepassing van de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling, tot een belastbare winst van € 242.772 (2013), € 366.693 (2014) respectievelijk € 415.455 (2015). De inspecteur kondigt aan voornemens te zijn een navorderingsaanslag IB/PVV 2013 aan belanghebbende op te leggen en bij de aanslagregeling voor IB/PVV en ZVW 2014 rekening te zullen houden met de gecorrigeerde winstbedragen.
Bij brief van 29 november 2016 heeft belanghebbende gereageerd op het concept controlerapport. De reactie op het concept controlerapport heeft voor de inspecteur geen aanleiding gevormd om een vaststellingsovereenkomst met belanghebbende te sluiten of om het concept controlerapport te herzien.
Op 12 december 2016 heeft belanghebbende inzage gehad in het dossier.
Bij e-mailbericht van 13 december 2016 heeft de inspecteur, desgevraagd, diverse Excelbestanden, waaronder de bestanden “Draaitabellen meldingen I&R [onderneming] 20160502.csv”, “petlook_eigenaren_huisdieren_adres_nieuw.xlsx” en “petlook_eigenaren_huisdieren_email_2_nieuw.xlsx”, aan belanghebbende verstrekt.
Het definitief rapport is op 21 december 2016 aan belanghebbende en [echtgenoot] uitgereikt (hierna: het controlerapport). Het controlerapport is inhoudelijk gelijk aan het concept controlerapport.
Belanghebbende heeft op 23 december 2016, overeenkomstig de theoretische winstberekening, aangifte IB/PVV en ZVW 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 366.693 respectievelijk het maximale bijdrage-inkomen ZVW van € 51.414.
Met dagtekening 26 januari 2017 heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen omzetbelasting 2013 tot en met 2015 opgelegd tot de in het (concept) controlerapport genoemde bedragen (2013 € 57.916, 2014 € 86.674 en 2015 € 99.5655 (zie onder 2.24)). De gelijktijdig met deze naheffingsaanslagen gegeven beschikkingen belastingrente bedragen € 7.056 (2013), € 7.309 (2014) respectievelijk € 4.414 (2015).
Met dagtekening 18 februari 2017 heeft de inspecteur de navorderingsaanslag ZVW 2013 aan belanghebbende opgelegd naar het maximale bijdrage-inkomen ZVW van € 50.853. De gelijktijdig gegeven belastingrentebeschikking bedraagt € 295.
Met dagtekening 25 februari 2017 heeft de inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 aan belanghebbende opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 242.772 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.488. Het belastbare inkomen uit werk en woning bestaat volledig uit belastbare winst uit onderneming. De belastbare winst uit onderneming is gelijk aan de in het (concept) controlerapport genoemde gecorrigeerde winst. De gelijktijdig gegeven beschikking belastingrente bedraagt € 13.029.
De aanslagen IB/PVV en ZVW 2014 zijn op 30 maart 2017, conform de ingediende aangifte (zie onder 2.30), opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 366.693 respectievelijk maximale bijdrage-inkomen ZVW van € 51.414. Het belastbare inkomen uit werk en woning bestaat volledig uit belastbare winst uit onderneming. De belastbare winst uit onderneming is gelijk aan de in het (concept) controlerapport genoemde gecorrigeerde winst. De gelijktijdig gegeven beschikkingen belastingrente bedragen € 13.477 respectievelijk € 185.
Bij de uitspraken op bezwaar dan wel de brief waarin de motivering van de uitspraken op bezwaar wordt gegeven, zijn aangepaste vermogensvergelijkingen gevoegd waarin het netto privé wordt gesteld op - € 52.216 (2013), - € 85.235 (2014) respectievelijk - € 56.322 (2015) (hierna: de aangepaste vermogensvergelijkingen).
[opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] (hierna: [opsporingsambtenaar 2] ) waren betrokken zowel bij het opleggen van navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2013, aanslagen IB/PVV en ZVW 2014 en naheffingsaanslagen omzetbelasting 2013 tot en met 2015 en de bezwaarbehandeling als bij de uitvoering van het strafrechtelijk onderzoek. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek traden [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] als buitengewoon opsporingsambtenaar op.
Belanghebbende heeft bij beroepschriften van 23 november 2017 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van 18 oktober 2017 en 20 oktober 2017. De rechtbank heeft bij uitspraak van 25 mei 2021 de beroepen met de nummers BRE 17/7568 tot en met 17/7571, 17/7576 en 17/7577 die betrekking hebben op de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2011 en 2012, de naheffingsaanslagen omzetbelasting 2011 en 2012 en de bijbehorende beschikkingen heffings- dan wel belastingrente gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2011 en 2012, de naheffingsaanslagen omzetbelasting 2011 en 2012 en de bijbehorende rentebeschikkingen vernietigd en deze navorderings- en naheffingsaanslagen en rentebeschikkingen vernietigd. De rechtbank heeft de overige beroepen die betrekking hebben op de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2013, aanslagen IB/PVV en ZVW 2014 en de naheffingsaanslagen omzetbelasting 2013 tot en met 2015 en de bijbehorende rentebeschikkingen (de beroepen met de nummers BRE 17/7572 tot en 17/7575 en 17/7578 tot en met 17/7580) ongegrond verklaard, de inspecteur respectievelijk de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 345 respectievelijk € 2.155, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 5.192 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende met betrekking tot de gegrond verklaarde beroepen betaalde griffierecht van € 520 aan belanghebbende vergoedt.
Bij brief van 31 mei 2022 heeft de Officier van Justitie het navolgende medegedeeld aan de door belanghebbende in het kader van het strafrechtelijk onderzoek ingeschakelde advocaten:
“In antwoord op uw brief van 25 mei 2022 inzake uw cliënten [echtgenoot] en [belanghebbende] deel ik u het volgende mede.
Ik zal uw cliënten niet strafrechtelijk vervolgen wegens de in het dossier opgenomen belastingdelicten. De afdoening hiervan zal ik overlaten aan de Belastingdienst. Ik zal die delicten op feitniveau seponeren onder code 20 (ander dan strafrechtelijk ingrijpen prevaleert).
Uw cliënten zullen nu nog vervolgd worden voor de vermoedelijke overtreding van artikel 2.19 lid 1 Wet dieren, artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht en artikel 43 lid 1 van de Regeling identificatie en registratie van dieren.
Wat mij betreft leent de zaak zich hiermee voor een buitengerechtelijke afdoening. Wellicht kunt u mij nog laten weten of uw cliënten hiervoor open zouden staan.”
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft de inspecteur verzuimd om alle op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen?
2. Bestaat er aanleiding om bepaalde stukken buiten beschouwing te laten?
3. Zijn de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2013, aanslagen IB/PVV en ZVW 2014 en naheffingsaanslagen omzetbelasting 2013 tot en met 2015 terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende opgelegd?
4. Heeft belanghebbende recht op toekenning van een integrale (proces)kostenvergoeding?
5. Heeft belanghebbende, wegens overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, recht op een (aanvullende) immateriële schadevergoeding?
Belanghebbende concludeert tot vermindering van navorderingsaanslag IB/PVV 2013 en naheffingsaanslag omzetbelasting 2015 met dienovereenkomstige vermindering van de bijbehorende beschikkingen belastingrente en vernietiging van navorderingsaanslag ZVW 2013 en naheffingsaanslagen omzetbelasting 2013 en 2014 en de bijbehorende beschikkingen belastingrente. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.