Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-03-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1034, 21/01235 tot en met 21/01241

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-03-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1034, 21/01235 tot en met 21/01241

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 maart 2023
Datum publicatie
17 augustus 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:1034
Formele relaties
Zaaknummer
21/01235 tot en met 21/01241
Relevante informatie
Art. 3:41 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 8:42 Awb, Art. 8 AWR, Art. 67a AWR

Inhoudsindicatie

Aanslagen vennootschapsbelasting met verzuimboetes. Het hof is van oordeel dat de inspecteur de aanslagen 2011 tot en met 2016 op de voorgeschreven wijze heeft bekendgemaakt. In dat geval is niet in geschil dat het bezwaar tegen die aanslagen niet binnen de bezwaartermijn is ingediend. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Verder is het hof van oordeel dat de inspecteur overtuigend heeft aangetoond dat de uitnodigingen en aanmaningen tot het doen van aangiften vennootschapsbelasting 2014 tot en met 2017 ter verzending zijn aangeboden aan PostNL. Nu belanghebbende niet binnen de in de aanmaningen gestelde termijnen aangiften vennootschapsbelasting 2014 tot en met 2017 heeft gedaan, heeft de inspecteur de verzuimboetes voor 2014 tot en met 2017 terecht opgelegd. Het hof acht geen sprake van avas. Evenmin acht het hof aanleiding voor matiging in verband met de financiële omstandigheden van belanghebbende. Wel worden de boetes verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn. Belanghebbende heeft recht op een immateriële schadevergoeding. Hoger beroep gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01235 tot en met 21/01241

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 september 2021, nummers BRE 20/6081 tot en met BRE 20/6087, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de volgende aanslagen vennootschapsbelasting 2011 tot en met 2017 opgelegd. Tevens is bij beschikking heffings- dan wel belastingrente (hierna: rente) in rekening gebracht en zijn bij beschikking verzuimboetes opgelegd.1

Zaak

Jaar

Belastbaar bedrag

Boete

Rente

De dato

21/1235

2011

€ 15.000

n.v.t.

€ 144

12-10-2013

21/1236

2012

€ 15.000

n.v.t.

€ 37

19-10-2013

21/1237

2013

€ 15.000

n.v.t.

€ 380

12-12-2015

21/1238

2014

€ 15.000

€ 2.639

€ 140

19-12-2015

21/1239

2015

€ 15.000

€ 2.639

€ 106

29-10-2016

21/1240

2016

€ 21.300

€ 2.639

€ 255

17-02-2018

21/1241

2017

€ 21.300

€ 2.639

€ 248

09-02-2019

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft op 4 juni 20212 een tussenuitspraak gedaan. Bij uitspraak van 10 september 2021 heeft de rechtbank het beroep deels gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft het hoger beroep, voor zover gericht tegen de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de aanslag vennootschapsbelasting 2017 ingetrokken. De gelijktijdig opgelegde boetebeschikking is nog wel in geschil.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Het nader stuk van 23 januari 2023 is doorgestuurd naar de inspecteur. Van de nadere stukken van 15 december 2021 en 9 februari 2023 zijn tijdens de zitting kopieën gemaakt. Die kopieën zijn tijdens de zitting aan de inspecteur overhandigd.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] van [kantoornaam] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is opgericht op [datum] 1997. Een uittreksel uit het handelsegister van het Luxemburgse ‘Registre de Commerce et des Sociétés’ vermeldt dat belanghebbende per 1 april 2018 drie bestuurders heeft, te weten: [persoon 1] , [gemachtigde] en [persoon 2] .

2.2.

Belanghebbende is sinds 10 november 2003 eigenaar van een in Nederland gelegen pand aan de [adres 1] te [plaats 1] (hierna: het pand). Per 1 april 2018 is [persoon 3] is geregistreerd als uiteindelijk gerechtigde (UBO) van belanghebbende. Hij is woonachtig op het adres [adres 2] te [plaats 1] en het pand staat hem ter beschikking.

2.3.

Belanghebbende heeft zich niet bij de Belastingdienst gemeld. In 2011 heeft de inspecteur geconstateerd dat belanghebbende mogelijk belastingplichtig is in Nederland. De inspecteur heeft belanghebbende opgevoerd als belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting met als vestigingsadres: [vestigingsadres] [vestigingsplaats] , Luxemburg (hierna: het adres in [vestigingsplaats] ). Tevens heeft hij ambtshalve de aanslagen vennootschapsbelasting 2008 tot en met 2010 opgelegd.

2.4.

Bij de inspecteur heeft zich namens belanghebbende de (toenmalige) gemachtigde gemeld. Die gemachtigde heeft de inspecteur verzocht een verplicht toezendadres te hanteren: [adres 3] , 1075 BA, te [plaats 3] (hierna: het toezendadres). De inspecteur heeft het toezendadres opgevoerd en de aanslagen 2008 tot en met 2010, naar aanleiding van het namens belanghebbende door de toenmalig gemachtigde ingediende bezwaar, verminderd tot nihil.

2.5.

In een door belanghebbende overgelegde uitdraai uit het register van ‘Registre de Commerce et des Sociétés’ (Luxemburgse Kamer van Koophandel) is - voor zover relevant - het volgende vermeld:

“(...)

Sitz der Gesellschaft

Die Domizilierungsstelle Maître Charles Kaufhold zeigt an, dass der Domizilierungsvertrag ausgelaufen ist. Die Auswirkungen des Übereinkommens und die daraus entstehenden Verpflichtungen enden ab dem Datum der Hinterlegung der Aufkündigung beim Handels- und Firmenregister, nämlich am 01/03/2013.

Hausnummer Strasse

[vestigingsadres]

Postleitzahl Ortschaft

[vestigingsplaats]

(...)”

Vanaf 1 maart 2013 is geen nieuw vestigingsadres geregistreerd.

2.6.

Bij brief van 27 maart 2013 heeft de toenmalige gemachtigde de inspecteur geïnformeerd dat belanghebbende geen klant meer is. Daardoor is het toezendadres komen te vervallen.

2.7.

De inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 1 maart 2012 en 1 maart 2013 uitgenodigd om aangifte vennootschapsbelasting 2011 en 2012 te doen. De aangiften zijn verstuurd naar de toenmalig gemachtigde van belanghebbende. De uitgereikte aangiften zijn niet retour ontvangen door de inspecteur.

2.8.

Met dagtekening 8 juli 2013 heeft de inspecteur belanghebbende een brief gezonden op het adres in [vestigingsplaats] . In deze brief is, onder andere, het volgende vermeld:

“(…) Door onze administratie zijn in de afgelopen jaren aangiften vennootschapsbelasting (2011 en 2012) uitgereikt. Deze zijn verzonden naar uw gemachtigde [A] in Nederland. Recent is echter door [A] aangegeven dat zij uw vennootschap niet meer vertegenwoordigen. Helaas hebben wij de uitgereikte aangiften niet retour ontvangen.

Ook op de herinnering en de aanmaning tot het doen van aangifte is géén reactie gekomen. Momenteel ben ik bezig met de beoordeling van de ambtshalve aanslagen vennootschapsbelasting 2011. Hieronder bevind zich ook de ambtshalve aanslag van [belanghebbende] Uit onderzoek is bekend dat uw vennootschap gevestigd is op het bovenstaande adres. Ook blijkt dat het pand in 2011 nog steeds in het bezit van de vennootschap was en verhuurt werd aan derden.

Ik ben van plan om de aanslag vennootschapsbelasting 2011 vast te stellen op € 15.000. Daarnaast zal bij het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting ook een boete € 2.460 wegens het niet doen van aangifte worden opgelegd.

Ik wil u nog in de gelegenheid stellen om te reageren op deze brief of alsnog aangifte vennootschapsbelasting te doen. Mocht ik vóór 8 augustus 2013 géén reactie van u ontvangen hebben, zal ik de aanslag ambtshalve opleggen en de invordering van de openstaande belastingschulden opstarten. Dit kan er toe leiden dat wij beslag laten leggen op het in Nederland gelegen pand.”

De brief van 8 juli 2013 is door de inspecteur retour ontvangen.

2.9.

Met dagtekening 27 augustus 2013 heeft de inspecteur belanghebbende een brief gezonden op het adres in [vestigingsplaats] . In deze brief is, onder andere, het volgende vermeld:

“(...) In mijn brief van 8 juli 2013 heb ik u gewezen op de aangifteplicht voor de vennootschapsbelasting in Nederland en uw verzocht om uiterlijk 8 augustus 2013 te reageren of alsnog aangifte te doen. Tot op heden heb ik helaas niets mogen ontvangen.

Ondertussen is ook de aangiftetermijn voor de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2012 verlopen. Helaas hebben wij deze aangifte ook niet mogen ontvangen.

Ik wil u voor beide jaren nog een laatste keer in de gelegenheid te stellen om een juiste aangifte vennootschapsbelasting in te leveren. Mocht ik uiterlijk 28 september 2013 géén aangifte of een andere reactie van u ontvangen hebben dan stel ik de aanslag vennootschapsbelasting 2011 en 2012 ambtshalve vast op € 15.000. Omdat uit mijn gegevens blijkt dat de herinnering en de aanmaning tot het doen van aangifte aan uw vorige adviseur is gestuurd, zal ik géén verzuimboete wegens het niet doen van aangifte opleggen.

Zoals al in mijn brief van 8 juli 2013 aangegeven kan de invordering van de openstaande belastingschulden leiden tot beslaglegging op het in Nederland gelegen pand.”

De brief van 27 augustus 2013 is door de inspecteur retour ontvangen.

2.10.

Belanghebbende is uitgenodigd om aangiften vennootschapsbelasting 2013 tot en met 2017 te doen. De uitnodiging tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting 2013 is retour ontvangen door de inspecteur.

2.11.

De uitnodigingen, herinneringen en aanmaningen tot het doen van de aangiften vennootschapsbelasting 2014 tot en met 2017 zijn verzonden naar het adres in [vestigingsplaats] en wel met de volgende dagtekeningen:

Belastingjaar

Uitnodiging

Herinnering

Aanmaning

2014

1 maart 2015

7 juli 2015

6 oktober 2015

2015

1 maart 2016

1 juli 2016

30 augustus 2016

2016

1 maart 2017

4 juli 2017

1 september 2017

2017

1 maart 2018

3 juli 2018

6 november 2018

De uitgereikte aangiftebiljetten vennootschapsbelasting 2014 tot en met 2017 zijn niet retour ontvangen door de inspecteur. Op de herinneringen en aanmaningen tot het doen van aangiften is géén reactie gekomen.

2.12.

De inspecteur heeft vanaf 12 oktober 2013 ambtshalve de onderhavige aanslagen opgelegd, waarbij op de aanslagbiljetten het adres in [vestigingsplaats] vermeld staat. De aanslagen bleven onbetaald. Op 19 september 2018 heeft de ontvanger executoriaal beslag gelegd op het pand.

2.13.

Bij brief van 25 februari 2019 - ingekomen op 1 maart 2019 - heeft de gemachtigde van belanghebbende de inspecteur het volgende geschreven:

“(...)

Mijn cliënt [belanghebbende] heeft onlangs via derden vernomen dat u aanslagen vennootschapsbelasting jegens haar opgelegd zou hebben, waarbij mijn cliënt verplicht zou zijn om vennootschapsbelasting af te dragen. Mijn cliënt heeft echter nooit van u enige aanslag vennootschapsbelasting in deze mogen ontvangen dan wel een uitnodiging tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting dan wel enige andere correspondentie aangaande.

Hierbij verzoek ik u een afschrift van de door u opgelegde (voorlopige) aanslagen vennootschapsbelasting vanaf de kalenderjaren 2008 tot en met 2017 te doen toekomen aan mijn cliënt. Mijn cliënt heeft gedurende deze jaren nooit winst gemaakt en kan reeds om deze reden geen vennootschapsbelasting verschuldigd zijn.

U kunt deze aanslagen sturen naar het volgende tijdelijke postadres in Nederland:

[belanghebbende]

T.a.v. de directie

[adres 1]

[postcode] [plaats 1]

(...)”

2.14.

Bij e-mail van 24 mei 2019 wordt belanghebbende door een notariskantoor op de hoogte gesteld van de opdracht van de Belastingdienst om het pand in het openbaar te verkopen. Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende contact gehad met de notaris en de ontvanger van de Belastingdienst (hierna: de ontvanger). De ontvanger en belanghebbende spreken af dat de ontvanger duplicaten van de aanslagen vennootschapsbelasting 2011 tot en met 2018 aan belanghebbende zal toezenden, dat de openbare verkoop wordt uitgesteld tot 31 juli 2019 en dat belanghebbende vóór 31 juli 2019 bezwaarschriften zal indienen en deze in kopie aan de ontvanger zal verstrekken. Op 28 mei 2019 ontvangt (de gemachtigde van) belanghebbende per e-mail afschriften van de ambtshalve opgelegde aanslagen vennootschapsbelasting 2011 tot en met 2018.

2.15.

Met dagtekening 30 juni 2019, door de inspecteur ontvangen op 3 juli 2019, heeft belanghebbende de inspecteur een brief gezonden waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de aanslagen over 2011 tot en met 2017 en de opgelegde verzuimboeten over 2014 tot en met 2017. Op 11 december 2019 heeft belanghebbende gebruik gemaakt van haar inzagerecht en is belanghebbende gehoord. Voorafgaand aan de inzage en het hoorgesprek heeft belanghebbende aangiften vennootschapsbelasting 2011 tot en met 2018 afgegeven aan de receptie van de Belastingdienst naar een belastbare winst van nihil.

2.16.

De inspecteur heeft op 4 september 2019, 18 november 2019, 19 november 2019 en 4 december 2019 verzendrapportages opgemaakt met betrekking tot - onder meer - de verzending van de aanslagen vennootschapsbelasting 2011 tot en met 2016 en de uitnodigingen en aanmaningen tot het doen van aangiften vennootschapsbelasting 2014 tot en met 2017. Deze rapportages vermelden - voor zover van belang in de onderhavige zaak - dat de aanslagen vennootschapsbelasting 2011 tot en met 2016 en de uitnodigingen en aanmaningen tot het doen van aangiften vennootschapsbelasting 2014 tot en met 2017 steeds onderdeel uitmaakten van een partij documenten met een specifiek RUNID en een specifiek generatienummer en dat die partij documenten steeds tijdig en zonder problemen is aangeboden aan PostNL ter postverzending.

2.17.

Op 27 maart 2020 heeft de inspecteur de bezwaren van belanghebbende wegens het overschrijden van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze zien op de heffing van vennootschapsbelasting en de bezwaren in zoverre in aanmerking genomen als verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen. Voor de aanslag over 2014 heeft de inspecteur alsnog een verrekenbaar verlies toegestaan en deze aanslag daarmee verminderd. Voor het overige heeft de inspecteur de verzoeken afgewezen. De bezwaren tegen de beschikkingen verzuimboete heeft de inspecteur ongegrond verklaard. Belanghebbende is hiertegen in beroep gekomen.

2.18.

De inspecteur heeft een BVR registratieoverzicht overgelegd waaruit volgt dat het adres in [vestigingsplaats] op 4 oktober 2014, met registratiecode 02 - vestigingsadres, is afgevoerd en op dezelfde dag, met registratiecode 20 - fiscaal vestigingsadres, is opgevoerd.

2.19.

Bij tussenuitspraak van 4 juni 2021 heeft de rechtbank de inspecteur in de gelegenheid gesteld om alsnog alle op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen. De inspecteur heeft hierop gereageerd met de bij hem aanwezig informatie ten aanzien van de betreffende stukken. Deze reactie is op 28 juni 2021 binnengekomen bij de rechtbank en op 5 juli 2021 doorgestuurd naar belanghebbende, met het verzoek binnen twee weken op deze brief te reageren. Belanghebbende heeft gereageerd bij brief van 10 juli 2021. In die brief is - onder meer - het volgende vermeld:

“4. Geen nadere hoorzitting vereist

Nu de aanvullend door verweerder ingebrachte stukken en verklaring de gegrondheid van het beroep van verzoeker staven, is het houden van een nadere hoorzitting in deze niet vereist.”

2.20.

De rechtbank heeft het onderzoek bij brief van 1 september 2021 gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Een nadere zitting met toepassing van artikel 8:64, lid 5, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) achterwege gebleven. Op 2 september 2021 heeft de rechtbank een fax van de gemachtigde van belanghebbende ontvangen. De rechtbank heeft, gelet op de inhoud van dat stuk, geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Het stuk is buiten beschouwing gelaten.

2.21.

Bij uitspraak van 10 september 2021 heeft de rechtbank het beroep met betrekking tot de aanslag vennootschapsbelasting 2017 en de bijbehorende rentebeschikking gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag vennootschapsbelasting 2017 en de rentebeschikking vernietigd, de inspecteur opgedragen om met inachtneming van de beslissing van de rechtbank een nieuw besluit te nemen, de overige beroepen ongegrond verklaard, de verzuimboetes verminderd naar € 2.375 per jaar, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van € 2.026 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 354 vergoedt.

2.22.

Belanghebbende heeft na ontvangst van de uitspraak van de rechtbank geïnformeerd naar de ontvangst van de brief van 10 juli 2021. De rechtbank heeft bevestigd - per brief van 22 september 2021 - dat dit stuk op 10 juli 2021 door de rechtbank per fax is ontvangen en dat dit stuk om onbekende redenen niet in het procesdossier is gevoegd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

II. Heeft de rechtbank ten onrechte processtukken buiten de procedure gelaten?

III. Heeft de rechtbank in strijd met artikel 8:64, lid 5, Awb geen nadere zitting gehouden?

IV. Heeft de inspecteur de bezwaren tegen de aanslagen vennootschapsbelasting 2011 tot en met 2016 terecht niet-ontvankelijk verklaard?

V. Zijn de aanslagen vennootschapsbelasting 2011 tot en met 2016 (en de daarbij behorende rente- en boetebeschikkingen) buiten de aanslagtermijn opgelegd?

VI. Zijn de aanslagen vennootschapsbelasting 2011 tot en met 2016 gebaseerd op een redelijke schatting?

VII. Zijn de verzuimboetes terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?

VIII. Heeft belanghebbende recht op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de aanslagen vennootschapsbelasting 2011 tot en met 2016 en de bijbehorende rente- en boetebeschikkingen, alsmede de vernietiging van de boetebeschikking met betrekking tot de aanslag vennootschapsbelasting 2017.

3.3.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing