Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-04-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1275, 21/01257 tot en met 21/01262, 23/00255 en 23/00256

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-04-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1275, 21/01257 tot en met 21/01262, 23/00255 en 23/00256

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 april 2023
Datum publicatie
31 augustus 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:1275
Formele relaties
Zaaknummer
21/01257 tot en met 21/01262, 23/00255 en 23/00256
Relevante informatie
Art. 16 Wet WOZ, Art. 220 Gemw, Art. 220a Gemw

Inhoudsindicatie

Heffingen lagere overheden. Belanghebbende is eigenaar van een kantoor dat naast zijn woning is gelegen. Naar het oordeel van het hof moet het kantoor als afzonderlijke onroerende zaak worden aangemerkt en belanghebbende als gebruiker daarvan. Daar doet niet aan af dat belanghebbende feitelijk geen gebruik heeft gemaakt van het kantoor en dat sprake is van wateroverlast in het kantoor.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummers: 21/01257 tot en met 21/01262, 23/00255 en 23/00256

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 6 september 2021, nummers BRE 19/6700 tot en met 19/6703, 20/5144 en 20/5908 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [adres 1] in [woonplaats] (hierna: het kantoor) de volgende aanslagen opgelegd en beschikkingen gegeven:

Aanslagnummer

eindigend op

Dagtekening

Belasting-jaar

Zaaknummer

hof

WOZ-beschikking

[nummer 1]

30 september 2019

2018

21/01257

OZB1 gebruiker

[nummer 1]

30 september 2019

2018

21/01258

Rioolheffing

[nummer 1]

30 september 2019

2018

21/01259

Zuiveringsheffing

[nummer 2]

30 september 2019

2018

21/01260

Zuiveringsheffing

[nummer 3]

31 januari 2020

2019

21/01261

WOZ-beschikking

[nummer 4]

31 december 2019

2019

21/01262

OZB gebruiker

[nummer 4]

31 december 2019

2019

21/01262

Rioolheffing

[nummer 4]

31 december 2019

2019

21/01262

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraken op bezwaar gedaan, de aanslag rioolheffing 2019 verminderd en de overige bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] . Op deze zitting zijn de onderhavige zaken gelijktijdig behandeld.

1.7.

Tijdens de zitting heeft belanghebbende het formulier proceskostenvergoeding overgelegd.

1.8.

Na de zitting heeft het hof, uitsluitend om administratieve redenen, de zaak met nummer 21/01262 (betreffende het aanslagbiljet met het nummer dat eindigt op [nummer 4] ) gesplitst in drie afzonderlijke zaken. De zaak met nummer 21/01262 betreft uitsluitend de WOZ-beschikking 2019. De twee nieuw aangelegde zaken betreffen de aanslag OZB gebruiker 2019 (zaaknummer 23/00255) respectievelijk de aanslag rioolheffing 2019 (zaaknummer 23/0256).

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak gelegen aan [adres 2] in [woonplaats] (hierna: de woning). De woning is in 1997 gebouwd. Belanghebbende is OZB, rioolheffing en zuiveringsheffing verschuldigd met betrekking tot de woning.

2.2.

Belanghebbende is ook eigenaar van het kantoor. Het kantoor is in 2002 of 2003 aan de woning aangebouwd als kantoorruimte. Het kantoor is gelegen op een afzonderlijk kadastraal perceel. Het kantoor heeft een eigen ingang en sanitaire voorzieningen (een keuken en toilet). In de entreehal van het kantoor zit een afsluitbare deur naar de woning. Het kantoor heeft geen eigen gas-, stroom-, water- en rioolaansluiting. Het kantoor maakt voor wat betreft deze nutsvoorzieningen gebruik van de aansluitingen van de woning.

2.3.

Het kantoor heeft vanaf de bouw leeggestaan. In het kantoor was veel hinder van wateroverlast. Op 8 oktober 2018 heeft belanghebbende een brief aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom (hierna: het college) geschreven. In deze brief heeft belanghebbende het college gevraagd om medewerking bij het samenvoegen van de woning en het kantoor om persoonlijke redenen. Per 1 oktober 2019 is het kantoor te huur aangeboden via een website van een bedrijfsmakelaar.

2.4.

Per 1 november 2019 is het kantoor verhuurd voor de duur van één jaar.

2.5.

De heffingsambtenaar heeft voor 2018 en 2019 het kantoor als een afzonderlijk object in aanmerking genomen en heeft belanghebbende aangemerkt als gebruiker daarvan. De heffingsambtenaar heeft met betrekking tot het kantoor onder meer de in 1.1 vermelde aanslagen opgelegd en beschikkingen gegeven. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslag rioolheffing 2019 verminderd. De heffingsambtenaar heeft de overige aanslagen en beschikkingen bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Heeft de heffingsambtenaar terecht de in 1.1 vermelde WOZ-beschikkingen gegeven en aanslagen opgelegd? In dat kader is uitsluitend in geschil of de heffingsambtenaar terecht het kantoor als afzonderlijke onroerende zaak en belanghebbende als gebruiker daarvan heeft aangemerkt.

  2. Indien vraag a bevestigend wordt beantwoord: staat het vertrouwensbeginsel in de weg aan de in 1.1 vermelde WOZ-beschikkingen en aanslagen?

3.2.

Als betreffende het kantoor terecht WOZ-beschikkingen zijn gegeven en aanslagen zijn opgelegd, is niet in geschil dat de WOZ-waarden van het kantoor en de aanslagen, rekening houdend met de vermindering na uitspraak op bezwaar, niet te hoog zijn vastgesteld.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslagen en WOZ-beschikkingen met betrekking tot het kantoor. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing