Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-04-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1380, 21/01535

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-04-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1380, 21/01535

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 april 2023
Datum publicatie
31 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:1380
Formele relaties
Zaaknummer
21/01535
Relevante informatie
Art. 3.111 Wet IB 2001, Art. 5.3 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Te laat ingediend bezwaar dat is aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. De inspecteur heeft het belastbare inkomen uit sparen en beleggen juist vastgesteld. De spaarrekening met geld dat wordt gebruikt voor het betalen van bouwtermijnen is terecht tot de grondslag voor het belastbare inkomen uit sparen en beleggen gerekend.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01535

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-WestBrabant (hierna: de rechtbank) van 28 oktober 2021, nummer BRE 20/8473, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2017 (hierna: de aanslag) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en haar echtgenoot [echtgenoot] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .

1.6.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in 2016 een aannemingsovereenkomst gesloten met [B.V.] B.V. over de afbouw van een appartement. De aanneemsom bedraagt € 138.500 en dient volgens artikel 4 van de aannemingsovereenkomst in termijnen te worden betaald. Die termijnen zijn gekoppeld aan de voortgang van de afbouw.

2.2.

Het geld dat is bestemd voor de afbouw van de woning heeft belanghebbende op een bankrekening aangehouden. In 2017 heeft belanghebbende € 73.231,30 aan de aannemer betaald.

2.3.

Belanghebbende heeft op 1 mei 2018 aangifte IB/PVV 2017 gedaan. In die aangifte heeft belanghebbende een bedrag van € 169.810 aan bezittingen opgenomen. Na vermindering met het heffingsvrije vermogen rekent belanghebbende € 44.300 van de bezittingen aan zichzelf toe. Het voordeel uit sparen en beleggen bedraagt volgens de aangifte € 1.270. Bij de rubriek “aandeel aangever in voordeel uit sparen en beleggen” is geen bedrag ingevuld zodat de aangifte niet resulteert in een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.

2.4.

De aanslag is op 28 mei 2019 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.691 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.270.

2.5.

Belanghebbende heeft op 18 juli 2019 bezwaar gemaakt tegen het toetsingsinkomen in een beschikking Toeslag. Dat bezwaar is (mede) behandeld als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag. Op 2 juni 2020 is daarop beslist.

2.6.

Op 29 juni 2020, bij brief van 26 juni 2020, maakt belanghebbende bezwaar tegen de beslissing over de terugbetaling van zorgtoeslag. De inspecteur heeft die brief wederom aangemerkt als een bezwaar tegen de aanslag.

2.7.

De inspecteur heeft de aanslag bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

2.8.

De rechtbank heeft het bezwaar tegen de aanslag niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag afgewezen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft belanghebbende tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslag?

II. Is het belastbare inkomen uit sparen en beleggen naar het juiste bedrag is vastgesteld?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot een tijdig ingediend bezwaar en een aanslag waarbij het belastbare inkomen uit sparen en beleggen op nihil wordt gesteld. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing