Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-01-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:144, 21/01059

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-01-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:144, 21/01059

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 januari 2023
Datum publicatie
13 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:144
Formele relaties
Zaaknummer
21/01059
Relevante informatie
Art. 2.1 Wet IB 2001, Art. 7.2 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

IB/PVV 2016. Artikel 15 en 19 Verdrag Nederland – België. Belanghebbende heeft met de overgelegde tijdsonderzoeken niet aannemelijk gemaakt dat hij feitelijk werkzaamheden heeft verricht in België. Nederland als bronstaat mag heffen over inkomen uit privaatrechtelijke en publiekrechtelijke dienstbetrekking.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01059

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] (België),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 1 juli 2021, nummer BRE 20/4900, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2016 (hierna: de aanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende, [A] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende was geheel 2016 woonachtig in België. Hij was in dat jaar buitenlands belastingplichtig voor de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

2.2.

Belanghebbende was in 2016 werkzaam voor [stichting ] te [vestigingsplaats 1] (hierna: [stichting ] ). Uit de arbeidsvoorwaarden blijkt, onder andere, het volgende:

“a. Uw aanstelling voor [stichting ] wordt gebaseerd op 26 uur per week, tegen een salaris gebaseerd op schaal 80B maximum, met een toeslag van 10% voor de leidinggevende functie.

b. Van deze 26 uur per week bent u 4 uur in de gelegenheid deze op uw privé adres in te vullen en bent u de overige 22 uur direct voor [stichting ] beschikbaar.”

2.3.

Belanghebbende was in 2016 tevens werkzaam als hoogleraar aan [universiteit] (hierna: [universiteit] ) te [vestigingsplaats 2] . Voor de [universiteit] gaf hij gemiddeld twee à drie lezingen per week. De lezingen werden thuis voorbereid.

2.4.

Belanghebbende heeft in 2016 € 40.515 loon van de [universiteit] ontvangen en € 83.178 loon van [stichting ] .

2.5.

Met dagtekening 31 juli 2017 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 gedaan. Bij het onderdeel 'Inkomen waarover Nederland niet mag heffen' heeft belanghebbende een bedrag van € 20.258 ingevuld. Dit bedrag ziet op 50% van het loon betaald door de [universiteit] .

2.6.

Met dagtekening 22 juni 2019 is de aanslag vastgesteld. De inspecteur is afgeweken van de aangifte en heeft - onder meer - de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting gecorrigeerd. De in de aangifte verzochte vrijstelling is niet verleend.

2.7.

Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een herziene aangifte ingediend. Daarin is bij het onderdeel 'Inkomen waarover Nederland niet mag heffen' een bedrag van € 61.847 ingevuld. Dit bedrag ziet op 50% van de som van het loon betaald door de [universiteit] en [stichting ] .

2.8.

België heeft belanghebbende in 2016 in de heffing betrokken voor 40% van de som van het loon betaald door de [universiteit] en [stichting ] .

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of belanghebbende voor een deel van zijn inkomen recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting en zo ja, voor welk deel dat het geval is.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot 50,07% aftrek ter voorkoming van dubbele belasting over het loon dat is uitgekeerd door zowel [stichting ] als de [universiteit] . De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing