Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1699, 22/00554 tot en met 22/00556

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1699, 22/00554 tot en met 22/00556

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 mei 2023
Datum publicatie
4 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:1699
Formele relaties
Zaaknummer
22/00554 tot en met 22/00556
Relevante informatie
Wet op de dividendbelasting 1965 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 9, Art. 1 Wet DB, Art. 11 Wet DB, Art. 10 Wet Vpb 1969

Inhoudsindicatie

Dividendbelasting. Belanghebbende heeft geen dividendnota’s overgelegd. Hoewel belanghebbende diverse malen gewezen is op het ontbreken van de dividendnota’s en de eventuele gevolgen die daaraan verbonden zijn, heeft zij geen van die momenten aangegrepen om de dividendnota’s te overleggen of anderszins inhoudelijk in te gaan op het standpunt van de inspecteur, terwijl niet gesteld en aannemelijk gemaakt is dat op grond van artikel 9, lid 3, Wet DB de uitreiking van die dividendnota’s achterwege is gebleven. Alleen al om die reden is het hof van oordeel dat de verzochte teruggaaf er op afstuit dat belanghebbende, tegenover de betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat en zo ja hoeveel Nederlandse dividendbelasting is ingehouden in de betrokken jaren. Het teruggaafverzoek is terecht afgewezen en het hof komt niet meer toe aan de vraag of belanghebbende objectief vergelijkbaar is met een fbi. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 22/00554 tot en met 22/00556

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] (Duitsland),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 3 februari 2022, nummers BRE 17/4566 tot en met 17/4568, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft voor de (boek)jaren 2012 tot en met 2014 verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting ingediend.

1.2.

De inspecteur heeft de in 1.1 bedoelde verzoeken afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur is niet tegemoetgekomen aan de bezwaren tegen de afwijzingen.

1.4.

Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is een naar Duits recht opgericht en in Duitsland gevestigd beleggingsfonds.

2.2.

Belanghebbende heeft geen vaste inrichting in Nederland voor de vennootschapsbelasting. Belanghebbende is in Nederland niet inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting.

3.2.

Belanghebbende concludeert voor alle boekjaren tot teruggaaf van dividendbelasting. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing