Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1704, 21/01029 en 21/01030

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1704, 21/01029 en 21/01030

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 mei 2023
Datum publicatie
5 september 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:1704
Formele relaties
Zaaknummer
21/01029 en 21/01030
Relevante informatie
Art. 67e AWR

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV 2012 en 2013 giften aan een stichting opgevoerd als aftrekpost. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslagen de giften in aftrek toegestaan. Na verzoeken om informatie van de inspecteur heeft belanghebbende giftkwitanties, donatieverklaringen en afschriften van bankopnamen overgelegd. De inspecteur heeft de aftrek teruggenomen met navorderingsaanslagen en heeft daarbij boetes opgelegd. Het hof oordeelt ten aanzien van de vergrijpboeten dat de inspecteur overtuigend heeft aangetoond dat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangifte zich ervan bewust is geweest dat de aangiften wat betreft de giftenaftrek onjuist waren. De boeten van 75% zijn passend en geboden. Het hof constateert echter ambtshalve dat de redelijke termijn is overschreden en verlaagt de boeten met 15%.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 21/01029 en 21/01030

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 30 juni 2021, nummers BRE 19/2407 en 19/2408, in het geding tussen de inspecteur en

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2012 en 2013 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht en zijn vergrijpboeten opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het beroep zich richt tegen de vergrijpboeten.

1.4.

De inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.6.

Zowel belanghebbende als zijn gemachtigde heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2012

2.1.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV over 2012 een aftrek in verband met contante giften in aanmerking genomen. De in aftrek gebrachte gift (met de omschrijving ‘ [stichting] ’) heeft betrekking op de [stichting] (hierna: [stichting] ) en bedroeg – vóór toepassing van het drempelbedrag – € 6.500.

2.2.

Met dagtekening 23 januari 2015 heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV 2012 opgelegd volgens de ingediende aangifte.

2.3.

Bij brief van 25 september 2017 heeft de inspecteur belanghebbende verzocht nadere informatie te verstrekken over de in de aangifte in aanmerking genomen giftenaftrek. Daarnaast is belanghebbende verzocht de originele schriftelijke bewijsstukken en betalingsbewijzen toe te sturen, zoals bankafschriften, waaruit blijkt aan wie de giften gedaan zijn en voor welke bedragen.

2.4.

Bij brief, ontvangen door de inspecteur op 2 oktober 2017, heeft belanghebbende op voornoemd verzoek gereageerd. Daarbij heeft hij een donatieverklaring van de financiële coördinator van de [stichting] overgelegd en een tweetal kwitanties van de [stichting] (genoemd ‘Donatieformulier') waarop zijn naam is vermeld en waarop staat dat hij op 28 maart 2012 en 29 augustus 2012 contante bedragen van respectievelijk € 3.500 en € 3.000 aan de [stichting] heeft gegeven. Ook heeft belanghebbende daarbij kopieën overgelegd van bankafschriften van een gezamenlijke bankrekening op naam van hemzelf en zijn echtgenote, [echtgenote] (hierna: de echtgenote) waarop op 3 februari 2012 en 11 augustus 2012 contante geldopnamen van respectievelijk € 3.600 en € 3.050 te zien zijn.

2013

2.5.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV over 2013 een aftrek in verband met giften in aanmerking genomen. De giftenaftrek (met de omschrijving ‘Stichting’) heeft net als in 2012 betrekking op de [stichting] en bedroeg – vóór toepassing van het drempelbedrag – € 5.000.

2.6.

Bij brief van 30 augustus 2014 heeft de inspecteur belanghebbende onder meer verzocht om een specificatie van de in de aangifte opgenomen giften en hem verzocht schriftelijke bewijsstukken toe te sturen, zoals bank- of giroafschriften, waaruit blijkt aan wie de giften zijn gedaan en voor welke bedragen.

2.7.

Bij brief, ontvangen door de inspecteur op 3 september 2014, heeft belanghebbende op voornoemd verzoek gereageerd. Daarbij heeft hij een donatieverklaring van de financiële administratie van de [stichting] overgelegd en een tweetal kwitanties van de [stichting] (genoemd ‘Donatieformulier’) waarop zijn naam is vermeld en waarop staat dat hij op 12 maart 2013 per bank € 1.500 aan de [stichting] heeft gegeven en op 31 december 2013 een contant bedrag van € 3.500. Ook heeft belanghebbende daarbij kopieën overgelegd van bankafschriften van een gezamenlijke bankrekening op naam van hemzelf en de echtgenote waarop op 10 maart 2013 een pintransactie van € 1.500 met de naam/omschrijving ‘BETAALAUTOMAAT [stichting] PINAUTOMAAT/ [plaats] ’ is te zien en op 18 december 2013 een contante geldopname van € 6.000.

2.8.

Met dagtekening 15 juli 2015 heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV 2013 opgelegd volgens de ingediende aangifte en de giftenaftrek daarbij geaccepteerd.

[stichting] - Intrekking [instelling] -status en strafrechtelijk onderzoek

2.9.

De [stichting] was aangemerkt als [instelling] (hierna: [instelling] ).

2.10.

In 2015 heeft de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (hierna: de FIOD) een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de [stichting] en haar bestuurders. Tot de processtukken behoort een DVD met daarop het proces-verbaal met bijlagen van voornoemd strafrechtelijk onderzoek (hierna: het FIOD-p-v). Dit onderzoek draagt de naam ‘ [onderzoek 3] ’ en is gestart omdat er verschillende signalen waren dat er in aangiften inkomstenbelasting vermoedelijk sprake was van fraude met giftenaftrek ten aanzien van de [stichting] .

Het eerste signaal was een constatering van de Belastingdienst dat belastingplichtigen in hun aangiften inkomstenbelasting over 2012 ten minste een bedrag van € 3.000.000 aan giften aan de [stichting] in aftrek brachten, terwijl in de jaarstukken van de [stichting] over dat jaar een bedrag van € 591.210 als ontvangen giften was verantwoord. Een controlemedewerker van de Belastingdienst heeft vastgesteld dat over het jaar 2012 in totaal 2.500 kwitanties waren uitgeschreven, terwijl slechts 531 kwitanties in de administratie van de [stichting] waren verantwoord. Ook is vastgesteld dat over het jaar 2013 in de jaarstukken van de [stichting] € 88.564 aan ontvangen donaties was verantwoord, terwijl in de diverse aangiften inkomstenbelasting over 2013 € 3.445.808 aan giften was opgenomen. Omdat de administratie van de [stichting] ernstige gebreken vertoonde, is de [instelling] -status van de [stichting] met dagtekening 6 januari 2014 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.

Een tweede signaal betrof de bevindingen uit twee in 2015 door de FIOD opgestarte strafrechtelijke onderzoeken naar de handel in valse giftkwitanties aan andere instellingen dan de [stichting] en het gebruik van deze bescheiden bij het opzettelijk doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting (de onderzoeken ‘ [onderzoek 1] ’ en ‘ [onderzoek 2] ’). Uit deze onderzoeken kwam naar voren dat diverse belastingplichtigen die in de aangiften inkomstenbelasting valselijk giftenaftrek ten aanzien van die andere instellingen hadden geclaimd in hun aangiften ook giftenaftrek ten aanzien van de [stichting] hadden geclaimd.

2.11.

Het onderzoek ‘ [onderzoek 3] ’ richtte zich op het valselijk opmaken van kwitanties en/of donatieverklaringen voor giften aan de [stichting] en het gebruik van deze bescheiden bij het doen van aangiften inkomstenbelasting. Belanghebbende is in dit onderzoek niet aangemerkt als verdachte en is daarin ook niet als getuige gehoord. De naam ‘ [belanghebbende] ’ komt daarentegen voor in het FIOD-p-v. Uit het FIOD-p-v komt, onder meer, naar voren dat:

-

aan de hand van de jaarstukken van de [stichting] en de bij de Belastingdienst ingediende aangiften inkomstenbelasting is vastgesteld dat in de jaarstukken van de [stichting] over de jaren 2009 tot en met 2014 een totaalbedrag van € 3.006.120 aan giften/donaties door particulieren is opgenomen, terwijl uit de ingediende aangiften inkomstenbelasting over diezelfde jaren voor een bedrag van € 11.480.820 aan giften/donaties aan de [stichting] in aftrek is gebracht;

-

aan de hand van de inbeslaggenomen administratie van de [stichting] is vastgesteld dat 22% van de ontvangen giften is verwerkt in het kasboek van de [stichting] ;

-

door de [stichting] op grote schaal kwitanties zijn verkocht voor 10 à 12% van het daarop vermelde bedrag;

-

diverse personen de handel in kwitanties hebben bevestigd;

-

de penningmeester van de [stichting] (hierna: de penningmeester) heeft verklaard dat van alle kwitanties die in de jaren vanaf 2011 tot en met 2014 zijn uitgegeven slechts een klein deel ook daadwerkelijk volledig is betaald voor de daarop genoemde bedragen en dat door de donateurs geen bedragen van meer dan € 500 daadwerkelijk zijn betaald.

2.12.

De officier van justitie heeft op 16 maart 2017 toestemming verleend de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek naar de [stichting] te gebruiken voor fiscale doeleinden.

2.13.

De penningmeester heeft over de administratie van de [stichting] onder meer het volgende verklaard:

a. FIOD-rapport, blz. 1557:

“Vraag verbalisanten: “Op 6 januari 2014 is de [instelling] status van [stichting] ingetrokken. Er zijn meerdere kwitanties aangetroffen die zijn voorzien van een datum gelegen in de periode 1 tot en met 6 januari 2014, Zijn al deze kwitanties valselijk opgemaakt?”

Antwoord gehoorde: “Niet allemaal, er zijn ook donaties die echt zijn gedaan. Ik kan mij nu niet herinneren wie dat zijn geweest. Ik heb het dan over de kwitanties vanaf 2012 die onder de € 500 zijn, alles wat daarboven is, is vals. Dit geldt voor alle kwitanties die u heeft aangetroffen. Jullie kunnen uit de kasboeken uitvissen welke bedragen echt zijn gedoneerd. Dat boek klopt namelijk wel.

De kwitanties die in ieder geval goed zijn, betreffen maar 20 à 30 stuks per jaar en bedragen hooguit € 500. Ik kan mij alleen niet herinneren wie echt gedoneerd heeft. Misschien herken ik het als ik de namen zie.””

b. FIOD-rapport, blz. 1535:

Opmerking verbalisanten: Wij tonen u een Excel bestand welke is gerelateerd aan donatiekwitanties die door de [stichting] aan derden zijn verstrekt. In het Excel bestand zijn de kwitantienummers, datum van afgifte, naam donateur en het gedoneerde bedrag opgenomen. (Het Excelbestand wordt onder DOC-511 opgenomen in het dossier)

Vraag verbalisanten: “Kunt u aan de hand van dit overzicht aangeven of de geldbedragen vermeld op de bijbehorende kwitanties, in combinatie met de vermelde persoonsnamen, daadwerkelijk zijn gedoneerd aan de [stichting] ?”

Antwoord gehoorde: “Van de lijsten die u mij nu laat zien met de namen en bedragen kan ik zeggen dat niemand hier op deze lijst deze bedragen echt daadwerkelijk aan de [stichting] betaald heeft. Zij hebben van deze bedragen slechts 10% of 12% betaald zoals ik eerder heb verklaard. Ik heb al eerder gezegd dat er slechts een handjevol mensen is die daadwerkelijk het volledige bedrag heeft betaald maar dat betreffen bedragen van maximaal 300 of 400 euro. Als er in het kasboek kleine bedragen opgenomen zijn en daar staan soms geen kwitanties tegenover, dan is dat omdat deze mensen dit ook niet in aftrek wilden nemen bij de belastingdienst.”

Opmerking verbalisanten: Getoond wordt aan gehoorde enkele pagina's afkomstig uit een cahier. Het cahier wordt tevens aan gehoorde getoond.

Vraag verbalisanten: “Kunt u aangeven of dit het of één van de kasboeken is van de [stichting] , waarin alle contante in- en uitgaven zijn verantwoord van de [stichting] en / of de Stichting […]?”

Antwoord gehoorde: “Ja dit zijn de kasboeken van de [stichting] en de […] die zijn voor het grootste gedeelte door mij ingevuld, maar soms ook door andere mensen. Deze mensen schreven hier wel eens in als ik geen tijd had en dat was dan iemand die even tijd had en aan de hand van mijn aantekeningen deze kasboeken invulden. Alle contante inkomsten en uitgaven in de periode 1-12-2013 tot en met 1-12-2016 zijn hierin verantwoord.””

c. FIOD-rapport, blz. 1522:

“Ik had zelf een administratie ontwikkeld in excel. Pas toen wij een [instelling] controle kregen zijn wij de administratie gaan ontwikkelen. In 2012 als er dan iemand kwam voor een of meerdere kwitanties dan werd deze door mij uitgeschreven en schriftelijk geboekt in een doorschrijf kasboek. Ik boekte dan het bedrag dat wij daadwerkelijk ontvingen. Dus voor een kwitantie van € 1000 boekte ik een ontvangst van €100. (… ) Later werd door mij het daadwerkelijke bedrag op de kwitantie geboekt. Ik maakte hiervoor een excel bestand aan dat op de computer stond van de [stichting] in dit bestand zette ik het bedrag van de kwitantie, zodat ik kon bijhouden wat er gebeurd was voor als de mensen kwamen voor onder andere donatieverklaringen. (…)”

2.14.

Tijdens het onderzoek [onderzoek 3] zijn diverse telefoons in beslag genomen. Het FIOD-rapport vermeldt hierover, voor zover van belang (blz. 34):

“In diverse telefoons die (…) in beslag werden genomen zijn tekstberichten aangetroffen waarin wordt gesproken over het aankopen van kwitanties en het percentage wat daarvoor moet worden betaald. Ook zijn er berichten aangetroffen waaruit kan worden opgemaakt dat anderen de kwitanties namens belastingplichtigen aankopen.”

2.15.

Het FIOD-rapport bevat de tekstberichten die op de in beslag genomen telefoons zijn gevonden. Het FIOD-rapport bevat onder meer – een vertaling van – de volgende tekstberichten (blz. 4259, 4261 en 4262):

“*

Folder

Party

Time

(…)

(…)

Message

(…)

(…)

(…)

(…)

(…)

(…)

(…)

32

Inbox

From

[…]

20-3-2014

21:34:43

(…)

Read

Hallo […] Je zou een bon opstellen voor […]. Ik heb de datums genoteerd van de gelden die ik van de bank heb opgenomen. Zou je het na vrijdag kunnen regelen als ik morgen even langskom?

7500 opname op 11.10.2013

1000 opname op 30.09.2013

500 opname op 29.09.2013

2000 opname op 18.12.2013

1000 opname op 17.06.2013

1000 opname op 16.07.2013

1000 opname op 25.07.2013

1000 opname op 30.09.2013

500 opname op 02.10.2013

(…)

33

Sent

To

[…]

20-3-2014

21:35:48

(…)

Sent

Hallo broer, is goed. Ik heb het gereed. Zou je mij je adres en het totaalbedrag van wat je wilt willen doorgeven?

(…)

(…)

(…)

(…)

(…)

(…)

(…)

54

Inbox

From

[…]

4-7-2014

22:26:10

(…)

Read

Hallo meneer

24-03-2013 800 euro

23-04-2013 1000 euro

10-06-2013 700 euro

(…)

55

Sent

To

[…]

4-7-2014

22:27:19

Sent

Hallo hoca, Dankjewel. U kunt het morgenavond op komen halen. Gegroet

(…)”

Navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen

2.16.

Bij brieven van 18 oktober 2017 heeft de inspecteur aan belanghebbende te kennen gegeven dat hij over de jaren 2012 en 2013 navorderingsaanslagen IB/PVV zal opleggen. De eerder verleende giftenaftrek zal worden teruggenomen. Verder heeft de inspecteur aangekondigd dat hij voornemens is over deze jaren vergrijpboeten op te leggen als bedoeld in artikel 67e Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en dat mogelijk heffingsrente dan wel belastingrente in rekening zal worden gebracht. De hoogte van de boeten is vastgesteld op 75% van de nagevorderde belasting.

De kennisgevingen over beide jaren vermelden ter onderbouwing van de boeten:

“De rechtmatigheid van de door u overlegde kwitantie/donatieverklaring staat ter discussie. Het gaat om een donatieverklaring van […] die door de penningmeester van de [stichting] is afgegeven terwijl deze persoon heeft verklaard dat er geen donaties van meer dan 400 euro daadwerkelijk zijn betaald en dat er op grote schaal kwitanties zijn verkocht voor een percentage van 10 à 12 procent van de waarde erop staat vermeld.

De door u overgelegde donatieverklaring en kwitanties geeft niet de situatie weer die door het opmaken van de verklaring lijkt te hebben plaatsgevonden. Ik trek hieruit de conclusie dat er sprake is van een vervalsing die voor u kenbaar moet zijn geweest.

Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat u wist dat u een onjuiste aangifte deed en kennelijk daartoe ook de wil had nu blijkt dat u gebruik heeft gemaakt van de donatieverklaring en kwitanties waarvan de vervalsing kenbaar voor u was. Er is daarom sprake van opzet dan wel voorwaardelijke opzet waardoor er een onjuiste aangifte is gedaan. Het gebruik van de falsificaties kwalificeer ik als strafverzwarende omstandigheid. De hoogte van de boete is gebaseerd op het bedrag van de aanslag en zal alleen worden opgelegd over het bedrag dat niet zou zijn geheven als gevolg van opzet van de belastingplichtige.”

2.17.

Met dagtekening 9 december 2017 heeft de inspecteur conform voormelde brieven onderhavige navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen opgelegd. De boete voor 2012 bedraagt € 1.862. De boete voor 2013 bedraagt € 1.413.

2.18.

Ten aanzien van de broer van belanghebbende heeft eenzelfde soort zaak gespeeld.1

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vragen of de boetebeschikkingen over 2012 en 2013 terecht zijn gegeven, en zo ja, of de opgelegde boeten passend en geboden zijn.

3.2.

De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover het de boetebeschikkingen, de proceskostenvergoeding en het griffierecht betreft. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing