Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-06-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2045, 22/00119
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-06-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2045, 22/00119
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 juni 2023
- Datum publicatie
- 7 september 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:6395, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:244
- Zaaknummer
- 22/00119
- Relevante informatie
- Art. 3.111 Wet IB 2001, Art. 5.20 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd en niet door het gerechtshof geselecteerd om te worden gepubliceerd. Derhalve is er geen samenvatting beschikbaar.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 22/00119
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 14 december 2021, nummer BRE 20/7665 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2017 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende bezit tezamen met drie familieleden een woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). De WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2017 is € 594.000. Het aandeel van belanghebbende is 25% en bedraagt derhalve € 148.500. Belanghebbende woont niet in de woning. Zijn moeder woont in de woning.
Belanghebbende heeft een aangifte IB/PVV ingediend voor het jaar 2017. Hij heeft een verzamelinkomen aangegeven van € 15.062, bestaande uit € 17.711 aan inkomen uit werk en woning en € 2.649 aan aftrek specifieke zorgkosten.
Met dagtekening 6 augustus 2019 is de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 opgelegd aan belanghebbende. Het verzamelinkomen is vastgesteld op € 21.127, bestaande uit € 17.711 aan inkomen uit werk en woning, een aftrek specifieke zorgkosten van € 968 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 4.384. Enkel de dieetkosten zijn als aftrekbare specifieke zorgkosten geaccepteerd. Het inkomen uit sparen en beleggen is vastgesteld door de inspecteur vanwege het bezit van de woning.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de woning terecht tot de grondslag van sparen en beleggen (box 3) is gerekend.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de aanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.