Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-07-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2186, 21/00364 tot en met 21/00373
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-07-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2186, 21/00364 tot en met 21/00373
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 5 juli 2023
- Datum publicatie
- 14 september 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:149, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 21/00364 tot en met 21/00373
- Relevante informatie
- Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM, Art. 110 VWEU
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd en niet door het gerechtshof geselecteerd om te worden gepubliceerd. Derhalve is er geen samenvatting beschikbaar.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 21/00364 tot en met 21/00373
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 13 januari 2021, nummers BRE 17/7517 en 18/7698 tot en met 18/7706, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en
de minister van Justitie en Veiligheid,
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd. De naheffingsaanslag heeft betrekking op de navolgende personenauto’s die hierna worden aangeduid als auto’s 1 tot en met 10:
Auto |
Merk en type |
Laatste vier cijfers VIN |
1 |
Audi Q5 TDI Quattro |
[VIN-nummer 1] |
2 |
Audi A8 5.2 S8 Quattro Aut. |
[VIN-nummer 2] |
3 |
Volvo XC 60 2.0 D3 FWD Summum |
[VIN-nummer 3] |
4 |
Land Rover/Range Rover Sports 5.0 V8 SC SVR |
[VIN-nummer 4] |
5 |
Audi A6 Avant 4.0 TFSI Rs6 PL+ |
[VIN-nummer 5] |
6 |
Ferrari 488 3.9 GTB HELE |
[VIN-nummer 6] |
7 |
Audi Q5 TDI 2.0 TDI Quattro |
[VIN-nummer 7] |
8 |
Porsche Cayenne 3.0 D |
[VIN-nummer 8] |
9 |
Audi Q3 2.0 TFSI Q SP PL S |
[VIN-nummer 9] |
10 |
Audi A8 4.0 TFSI S8 Quattro |
[VIN-nummer 10] |
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan, het bezwaar gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de naheffing ter zake van auto’s 2, 3 en 6 en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Het hof heeft de navolgende nummers aan het hoger beroep toegekend:
Auto |
Nummer RB |
Nummer hof |
1 |
BRE 17/7517 |
21/00364 |
2 |
BRE 18/7698 |
21/00365 |
3 |
BRE 18/7699 |
21/00366 |
4 |
BRE 18/7700 |
21/00367 |
5 |
BRE 18/7701 |
21/00368 |
6 |
BRE 18/7702 |
21/00369 |
7 |
BRE 18/7703 |
21/00370 |
8 |
BRE 18/7704 |
21/00371 |
9 |
BRE 18/7705 |
21/00372 |
10 |
BRE 18/7706 |
21/00373 |
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de op 8 april 2022 geplande zitting nadere stukken met dagtekening 16 maart 2022 ingediend. Belanghebbende heeft daarin verzocht om een openbare zitting en om geluidsopnamen te mogen maken van de zitting. Belanghebbende heeft daarnaast nadere stukken met dagtekening 21 maart 2022 ingediend. Alle stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
Het hof heeft bij brief van 29 maart 2022 het verzoek om de zitting openbaar te houden toegewezen. Het hof heeft het verzoek om geluidsopnamen te mogen maken afgewezen.
Belanghebbende heeft bij brief van 8 april 2022 verzocht om uitstel van de op 8 april 2022 geplande zitting omdat een geïnteresseerde derde en belanghebbende bij telefonische navraag bij het hof onjuist geïnformeerd zijn over de openbaarheid van de zitting (hierna: het uitstelverzoek).
Het hof heeft het uitstelverzoek toegewezen.
Belanghebbende heeft vervolgens een brief met dagtekening 12 april 2022 ingediend met het verzoek om de beslissing over het maken van geluidsopnamen te heroverwegen. De griffier heeft belanghebbende telefonisch medegedeeld dat het hof hiertoe geen aanleiding ziet.
Het hof heeft bij brief van 16 februari 2023 medegedeeld dat de op 24 maart 2023 geplande zitting, overeenkomstig hetgeen met betrekking tot de op 8 april 2022 geplande zitting is besloten (zie onder 1.7), openbaar zal zijn.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende haar bestuurder, [persoon] (hierna: [persoon] ) en haar gemachtigde, [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig met de onderhavige zaak, maar niet gevoegd, de zaken van belanghebbende met de nummers 21/01242, 21/00349 tot en met 21/00357 en 21/00358 tot en met 21/00363 behandeld.
De inspecteur heeft in de onderhavige zaak (evenals in voornoemde andere zaken) een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Belanghebbende heeft op zitting een door haar gemachtigde aan haar verstrekte factuur met dagtekening 21 maart 2023, een specificatie van de reis- en verletkosten die [persoon] heeft gemaakt in verband met het bijwonen van de zitting en een loonstrook van [persoon] van maart 2023 overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Auto’s 1 tot en met 10 zijn gebruikte (marge)voertuigen die in Nederland zijn ingevoerd.
Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van auto’s 1 tot en met 10 aangifte BPM gedaan naar een te betalen BPM-bedrag van € 4.692, € 4.422, € 5.483, € 23.135, € 16.664, € 27.887, € 7.066, € 3.543, € 3.985 respectievelijk € 6.155. Bij auto’s 3 tot en met 7 is de gehanteerde afschrijving gebaseerd op koerslijsten. Bij auto’s 3, 5 en 6 betreft dit koerslijsten van XRay en bij auto’s 4 en 7 van Eurotaxglass’s. De XRay koerslijsten die gevoegd zijn bij de aangifte van auto 6 zien op een ander merk en type voertuig, namelijk een Audi R8 5.2 FSI Plus Quattro. Op het moment van het doen van aangifte was geen koerslijst voor een Ferrari 488 3.9 GTB HELE beschikbaar. Bij auto’s 1, 2, en 8 tot en met 10 is de gehanteerde afschrijving gebaseerd op de forfaitaire afschrijvingstabel, met dien verstande dat de afschrijving heeft plaatsgevonden op herrekende historische bruto BPM-bedragen die belanghebbende heeft herleid uit historische koerslijsten van Autotelex. Belanghebbende heeft de op eigen aangiften verschuldigde BPM-bedragen voldaan.
Voor zover in de onderhavige procedure relevant is bij de aangifte van auto 10 een bijlage gevoegd waarin een alternatieve berekening van de verschuldigde BPM is opgenomen. Deze alternatieve berekening is gebaseerd op een door XRay uitgegeven koerslijst voor margevoertuigen. Uit de tot de gedingstukken behorende printscreen van XRay “Voertuig informatie” volgt een handelsinkoopwaarde van € 54.590. In deze printscreen is de nieuwprijs van de fabrieksopties gesteld op € 48.288. Als bijlage bij de aangifte zijn daarnaast onderdelen van een koerslijst van Autotelex gevoegd waarin de totale waarde van de opties en accessoires op € 39.908 wordt gesteld. Uit de koerslijst van Autotelex valt, in tegenstelling tot de printscreen van XRay, af te leiden welke waarde aan de diverse opties en accessoires is toegekend. In de printscreen van XRay is slechts een totaalbedrag opgenomen.
Met dagtekening 12 december 2016 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd. Het, in totaal, nageheven BPM-bedrag is € 54.528. Uitgesplitst naar de diverse auto’s levert dit het volgende beeld op:
Auto |
Verschuldigde BPM-bedrag in € |
Naheffing in € |
1 |
7.715 |
3.023 |
2 |
8.050 |
3.628 |
3 |
6.269 |
786 |
4 |
32.589 |
9.454 |
5 |
20.819 |
4.155 |
6 |
53.632 |
25.745 |
7 |
7.975 |
909 |
8 |
5.899 |
2.356 |
9 |
4.570 |
585 |
10 |
10.041 |
3.887 |
De inspecteur heeft nageheven bij de auto’s 1, 2 en 8 tot en met 10 omdat hij de in de aangiften toegepaste herleiding van de herrekende historische bruto BPM-bedragen niet heeft geaccepteerd. De inspecteur heeft met betrekking tot deze auto’s de historische bruto BPM-bedragen vastgesteld op € 17.069 (auto 1), € 63.290 (auto 2), € 20.638 (auto 8), € 8.416 (auto 9) en € 24.791 (auto 10). Bij auto 2 is de afschrijving gebaseerd op de meest actuele koerslijst van Autotelex. Bij auto’s 1 en 9 is de afschrijving gebaseerd op een actuele koerslijst van Eurotaxglass’s en bij auto’s 8 en 10 op de forfaitaire tabel.
De naheffing heeft er bij auto’s 3 tot en met 5 en 7 mee te maken dat de inspecteur een door belanghebbende, in verband met de omstandigheid dat deze auto’s parallel zijn ingevoerd, op de koerslijsten toegepaste correctie heeft geweigerd. Bovendien heeft de inspecteur de (fabrieks)opties en/of accessoires gewaardeerd op basis van koerslijsten van XRay (auto’s 3 en 5) respectievelijk Eurotaxglass’s (auto’s 4 en 7).
De naheffing heeft er bij auto 6 mee te maken dat de bij de aangifte gebruikte koerslijst op een ander merk en type voertuig ziet. De inspecteur heeft de forfaitaire afschrijvingstabel toegepast.
Bij brief van 4 januari 2017 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag.
De inspecteur heeft op 17 november 2017 uitspraak op bezwaar gedaan, het bezwaar gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de naheffing ter zake van auto’s 2, 3 en 6 en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 42.318. Na uitspraak op bezwaar bedraagt de naheffing per auto:
Auto |
Naheffing in € |
1 |
3.023 |
2 |
3.124 |
3 |
473 |
4 |
9.454 |
5 |
4.155 |
6 |
14.352 |
7 |
909 |
8 |
2.356 |
9 |
585 |
10 |
3.887 |
De vermindering van de naheffingsaanslag ter zake van auto’s 2 en 3 heeft te maken met het verschil tussen marge- en BTW-auto’s. De vermindering van de naheffingsaanslag ter zake van auto 6 heeft te maken met een vermindering van de handelsinkoopwaarde tot € 220.000 en een correctie van de CO₂-uitstoot tot 260 gram per kilometer.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur een forfaitaire kostenvergoeding van € 492 toegekend.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
Bij uitspraak van 13 januari 2021 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd met uitzondering van de beslissing over de vergoeding van kosten in de bezwaarfase, de naheffingsaanslag verminderd tot € 27.514, de inspecteur en de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500 respectievelijk € 2.000, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die belanghebbende voor het beroep heeft gemaakt van € 2.017 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 333 aan haar vergoedt.
De naheffingsaanslag zoals deze luidt na vermindering door de rechtbank is als volgt onder te verdelen over de diverse auto’s:
Auto |
Naheffing in € |
1 |
1.664 |
2 |
3.012 |
3 |
88 |
4 |
3.928 |
5 |
992 |
6 |
11.573 |
7 |
0 |
8 |
2.270 |
9 |
307 |
10 |
3.680 |
De rechtbank heeft de naheffingsaanslag voor alle auto’s verminderd ten opzichte van de uitspraak op bezwaar.
De vermindering van de naheffingsaanslag voor auto’s 8 en 10 heeft uitsluitend te maken met het verlenen van een extra leeftijdskorting.
De vermindering van de naheffingsaanslag voor auto 1 heeft enerzijds te maken met het verlenen van een extra leeftijdskorting. Anderzijds heeft dit te maken met, het voor zover dat nog niet (volledig) is gebeurd, toepassen van de koerslijst van Eurotaxglass’s, hantering van een historisch bruto BPM-bedrag van € 16.555 en het verlenen van een bijstelling dealer- en marktsituatie van 5% respectievelijk 10%. Datzelfde geldt voor auto’s 4 en 7 met dien verstande dat de rechtbank het historisch bruto BPM-bedrag niet heeft aangepast. Met betrekking tot de vermindering van de naheffing voor auto 7 heeft de rechtbank in een voetnoot opgemerkt dat de naheffing niet tot een negatief bedrag bijgesteld kan worden. De rechtbank is met betrekking tot auto 7 uitgegaan van een rest-BPM van € 6.880 en een extra leeftijdskorting van € 147.
Bij auto’s 2, 5 en 9 heeft de rechtbank de afschrijving in goede justitie vastgesteld omdat de nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde niet uit de stukken afgeleid kunnen worden. De rechtbank heeft het afschrijvingspercentage vastgesteld op 88,20%, 43,31% respectievelijk 49%. Bij auto 2 heeft de rechtbank daarnaast het historisch bruto BPM-bedrag in goede justitie vastgesteld op € 63.000.
De vermindering van de naheffingsaanslag voor auto 3 heeft te maken met toepassing van de nieuwprijs en handelsinkoopwaarde die volgt uit de koerslijst Autotelex die bij de in beroep door belanghebbende overgelegde pleitnota is gevoegd en toepassing van een marge/BTW-correctie van 5%.
Met betrekking tot auto 6 past de rechtbank de forfaitaire tabel toe op het historisch bruto BPM-bedrag zoals dat in 2015 gold. Bovendien heeft de rechtbank een extra leeftijdskorting toegepast.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Kan de verschuldigde BPM worden herleid vanuit de herrekende bruto BPM, die is vastgesteld op basis van de restwaarde van een eerder ingevoerd referentievoertuig (auto’s 1 tot en met 5 en 8 tot en met 10)?
2. Kan belanghebbende een beroep doen op de handelsinkoopwaarde zoals deze volgt uit de in de bijlage bij de aangifte gevoegde koerslijst van XRay voor margevoertuigen (auto 10)?
3. Kan belanghebbende een beroep doen op de handelsinkoopwaarde en nieuwprijs zoals deze volgt uit de koerslijst van Eurotaxglass’s? (auto 9)
4. Kan belanghebbende een beroep doen op een koerslijst behorende bij een ander merk en type voertuig (auto 6)?
5. Dient de naheffingsaanslag ter zake van auto 3 verder verminderd te worden dan de rechtbank heeft gedaan?
6. Kan de naheffing per auto tot een negatief bedrag verminderd worden (auto 7)?
7. Heeft belanghebbende recht op een hogere proceskostenvergoeding dan door de rechtbank is toegekend?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging dan wel vermindering van de naheffingsaanslag en toekenning van een hogere proceskostenvergoeding voor het geding bij de rechtbank. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.