Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-08-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2704, 22/00578 en 22/00579
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-08-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2704, 22/00578 en 22/00579
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 augustus 2023
- Datum publicatie
- 19 oktober 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:744, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/00578 en 22/00579
- Relevante informatie
- Art. 6a AOW, Art. 13 AWR, Art. 23 UR AWR 1994
Inhoudsindicatie
Premie volksverzekeringen 2017 en 2018. Belanghebbende kwalificeert niet meer als ambtenaar, omdat hij in de onderhavige jaren met pensioen is. Hij is daardoor op basis van de EU-Verordening premieplichtig in Nederland. De inspecteur heeft de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet geschonden door geen voorlopige aanslagen op te leggen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 22/00578 en 22/00579
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 23 februari 2022, nummers BRE 20/9526 en 21/2977, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd voor de jaren 2017 en 2018. Tevens is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door zijn partner [partner] ,
en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1953 en heeft de Belgische nationaliteit. Belanghebbende woonde in 2017 en 2018 in Nederland en verrichtte in die jaren geen betaalde werkzaamheden.
Belanghebbende was van 1 juni 1981 tot 1 september 2014 als docent, en daarmee statutair ambtenaar, in dienst van het [A] in [plaats] (België). Belanghebbende heeft bij de Pensioendienst voor de Openbare Sector een zogenoemd ambtenarenpensioen opgebouwd. Daarnaast heeft belanghebbende bij de Rijksdienst voor pensioenen een zogenoemd sociaal zekerheidspensioen opgebouwd.
In 2017 bedroeg het ambtenarenpensioen € 32.402,12, waarop € 9.507,84 aan ‘bedrijfsvoorheffingen’ in België zijn ingehouden, en bedroeg het sociale zekerheidspensioen € 962,46. In 2018 bedroeg het ambtenarenpensioen € 35.677, waarop net als in 2017 ‘bedrijfsvoorheffingen’ in België zijn ingehouden en bedroeg het sociale zekerheidspensioen € 962,46.
Belanghebbende heeft aangiften IB/PVV voor de jaren 2017 en 2018 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.856 (2017) respectievelijk € 36.657 (2018) en daarbij verzocht om een aftrek ter voorkoming van dubbele belastingheffing (aftrek elders belast) van € 23.856 (2017) respectievelijk € 36.657 (2018). Daarnaast heeft belanghebbende aangegeven dat hij in 2017 en 2018 niet premieplichtig is in Nederland.
De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 – in afwijking van de aangifte – vastgesteld berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (en daarbij een aftrek elders belast verleend) van € 32.402. Het premie-inkomen voor het jaar 2017 heeft de inspecteur overeenkomstig vastgesteld. Bij gelijktijdige beschikking is € 393 belastingrente in rekening gebracht. De aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 heeft de inspecteur – eveneens in afwijking van de aangifte – vastgesteld berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.657, een aftrek elders belast van € 35.678 en een (maximaal) premie-inkomen van € 33.994. Bij gelijktijdige beschikking is € 313 belastingrente in rekening gebracht. Bij het vaststellen van de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018 heeft de inspecteur belanghebbende aangemerkt als verzekerde en daarmee als premieplichtige voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) en Algemene nabestaandenwet (Anw). Voorts heeft de inspecteur belanghebbende aangemerkt als niet-premieplichtige voor de Wet langdurige zorg (Wlz).
De Sociale verzekeringsbank (hierna: SVB) heeft belanghebbende met ingang van 3 september 2019 ontheven van de verzekeringsplicht voor de AOW en de Anw.
3 Geschil en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de premieheffing voor de jaren 2017 en 2018 tot het juiste bedrag is berekend. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende terecht is aangemerkt als premieplichtige voor de AOW en Anw.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de uitspraken op bezwaar en vermindering van het vastgestelde premie-inkomen tot nihil. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.