Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-09-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3096, 22/01772
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-09-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3096, 22/01772
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 27 september 2023
- Datum publicatie
- 5 oktober 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:5395, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/01772
- Relevante informatie
- Art. 9 Wet OB 1968, Tabel I post b.12 Wet OB 1968, Tabel I post b.14 Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
Belanghebbende exploiteert een theater. In de prijs van een kaartje voor een voorstelling is een (alcoholisch) pauzedrankje inbegrepen. In geschil is of op dit pauzedrankje het lage tarief van toepassing is.
Het hof overweegt dat het verstrekken van (alcoholische) drankjes in de pauze meebrengt dat dit de gebruikmaking van de hoofdprestatie, het bezoek aan de theatervoorstellingen, optimaal maakt.
Dit betekent dat het verlenen van toegang tot een voorstelling inclusief pauzedrankje als één enkele prestatie moet worden beschouwd waarop het lage tarief van de hoofdprestatie van toepassing is. Het hoger beroep is gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/01772
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 september 2022, nummer BRE 21/2519, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft aangiften omzetbelasting gedaan over de periode 1 juli 2015 tot en met 31 december 2017 en heeft daarna suppleties ingediend.
De inspecteur heeft teruggaven verleend conform de ingediende suppleties.
De inspecteur heeft de omzetbelasting waarvan teruggaaf is verleend op basis van de suppleties vervolgens nageheven.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [directeur belanghebbende] , directeur van belanghebbende, samen met de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
De zaak is ter zitting - met toestemming van partijen - gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak met nummer 21/00991 van [stichting] . De directeur daarvan, [persoon] , was ook ter zitting aanwezig.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de inspecteur. De inspecteur heeft een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland1 aan het hof en aan belanghebbende overgelegd.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten. Met partijen is afgesproken dat in de zaken 21/00991, 22/01772 én 23/00262 (waarin het vooronderzoek ten tijde van deze zitting nog niet was gesloten) gelijktijdig uitspraak wordt gedaan.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is een stichting. Belanghebbende is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). De bedrijfsactiviteiten bestaan onder meer uit het aanbieden van theatervoorstellingen en films en het bieden van een podium voor (lokale) amateurkunsten en gezelschappen.
Belanghebbende maakt gebruik van de zogeheten 'portemonneeloze pauze'. Dit betekent dat de kosten voor een consumptie, het gebruik van de bewaakte garderobe en de administratiekosten zijn verwerkt in de entreeprijs. In de pauze of na afloop van de voorstelling staat een drankje voor de bezoekers klaar. De bezoekers kunnen kiezen uit een alcoholisch of niet-alcoholisch drankje. Als zij een ander drankje wensen dan de drankjes die klaarstaan, is dat mogelijk door bij de bar te bestellen (met bijbetaling voor gedestilleerde drank).
De controle van de toegangskaarten van de bezoekers vindt plaats bij de ingang van de zaal, omdat het een multifunctioneel gebouw betreft met een bibliotheek die tot 20.00 uur is geopend. Na die tijd komt niemand het gebouw meer in en moeten bezoekers van de bibliotheek naar buiten. Uitsluitend bezoekers met een kaartje worden in de zaal toegelaten. De bezoekers kunnen voorafgaand aan de voorstelling, tegen afzonderlijke betaling, een drankje nuttigen bij de bar. Als er geen voorstelling is, is de bar gesloten.
Op de website van belanghebbende was weergegeven dat € 3,50 voor het gebruik van de garderobe en het pauzedrankje en € 0,50 voor administratiekosten in het totaalbedrag van het kaartje was verwerkt. Op de website van belanghebbende staat inzake de servicetoeslag het
volgende vermeld:
‘Bij (bijna) alle voorstelling geldt een servicetoeslag van € 3,50. Dit betekent dat er een drankje voor u klaar staat in de pauze (of na afloop indien er geen pauze is) en uw jas voor u wordt opgehangen in de bewaakte garderobe. Om rijen te voorkomen zetten wij in de pauze een selectie drankjes voor onze bezoekers klaar. U kunt uw drankje naar keuze natuurlijk ook bij de bar bestellen.'
Het bedrag werd ook in rekening gebracht als de bezoekers geen gebruik maakten van deze faciliteiten.
Belanghebbende heeft over genoemde periode aangiften gedaan en heeft hierbij de omzetbelasting op de pauzedrankjes aangegeven conform de regel: 2/3 deel tegen het lage tarief en 1/3 deel tegen het normale tarief. Dit 1/3 deel betreft de alcoholische drankjes.
Belanghebbende heeft een brief van 19 juli 2018 naar de inspecteur gestuurd met de aankondiging dat zij van plan is suppleties in te dienen en een uitleg waarom zij dat wil doen.
Belanghebbende heeft de suppleties ingediend, waarbij zij ook voor de alcoholische drankjes het lage tarief heeft toegepast.
De inspecteur heeft teruggaven verleend conform de ingediende suppleties. Op de
teruggaafbeschikkingen van 27 september 2019 is de volgende tekst vermeld: ‘de inspecteur komt aan het bezwaar tegemoet. Het te verrekenen of te ontvangen bedrag staat vermeld als eindbedrag in de rechterkolom. Het te verrekenen of te ontvangen bedrag kan na controle alsnog door de inspecteur worden gecorrigeerd.’
Op 25 oktober 2019 kondigt de inspecteur in reactie op de brief van 19 juli 2018 aan dat hij voornemens is de omzetbelasting waarvan teruggaaf is verleend na te heffen.
Op 28 december 2019 is de bestreden naheffingsaanslag opgelegd.
De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard en de rechtbank heeft het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is op een (alcoholisch) pauzedrankje het verlaagde tarief van de omzetbelasting van toepassing omdat het drankje beschouwd moet worden als deel uitmakend van één ondeelbare economische prestatie of omdat dat drankje beschouwd moet worden als een bijkomende prestatie bij de hoofdprestatie van het verlenen van een entreekaartje voor een voorstelling?
II. Indien vraag I bevestigend moet worden beantwoord: Is het verstrekken van een alcoholisch pauzedrankje uitgesloten van het verlaagde tarief omdat er sprake is van ‘voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf’ als bedoeld in post b.12 van Tabel I bij de Wet OB 1968?
III. Indien vraag I ontkennend moet worden beantwoord: Is het opleggen van de naheffingsaanslag in strijd is met het vertrouwensbeginsel?
Belanghebbende concludeert tot een gegrond hoger beroep en het vernietigen van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot een ongegrond hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.