Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-10-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3441, 22/00951 en 22/00952

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-10-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3441, 22/00951 en 22/00952

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 oktober 2023
Datum publicatie
1 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:3441
Formele relaties
Zaaknummer
22/00951 en 22/00952
Relevante informatie
Art. 9.6 Wet IB 2001, Art. 45aa Uitv reg IB 2001, Art. 3:41 Awb, Art. 6:11 Awb

Inhoudsindicatie

Aanslagen IB/PVV op voorgeschreven wijze bekendgemaakt? Verschoonbare termijnoverschrijding? Schending algemene beginselen van behoorlijk bestuur? Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV 2012 en IB/PVV 2013 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard en de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht zijn afgewezen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 22/00951 en 22/00952

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] (Duitsland),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van

23 maart 2022, nummers BRE 20/10195 en 21/492 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft voor de jaren 2012 en 2013 de aanslagen inkomstenbelasting (hierna: IB) opgelegd. Tevens is bij beide aanslagen belastingrente in rekening gebracht en een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft verzocht het ter zake van deze aanslagen openstaande bedrag te vernietigen, kwijt te schelden danwel te verminderen. De inspecteur heeft het verzoek opgevat als bezwaar tegen de aanslagen en als verzoek om ambtshalve vermindering. Bij uitspraken op bezwaar zijn de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard en in dezelfde geschriften heeft de inspecteur gemeld dat de verzoeken om ambtshalve vermindering zijn afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze beslissingen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard ter zake van de verzochte vernietiging van kennelijke vervolgingskosten.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Voor de zitting heeft belanghebbende laten weten dat hij niet zal verschijnen.

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Duitsland. Hij staat in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het [adres] [woonplaats] . Dat adres heeft hij ook als correspondentieadres aan de Belastingdienst doorgegeven. Belanghebbende is eigenaar van drie in Nederland gelegen onroerende zaken.

2.2.

De inspecteur heeft, met dagtekening 14 mei 2014, ambtshalve de aanslag IB 2012 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 25.000. Daarbij is bij beschikking € 29 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een verzuimboete van € 4.920 opgelegd.

2.3.

Belanghebbende heeft bij brief van 24 juni 2014, ontvangen door de inspecteur op

25 juni 2014, bezwaar gemaakt tegen de bij de aanslag IB 2012 opgelegde boete. Volgens de inspecteur is dat bezwaar, nadat op 21 augustus 2014 een vooraankondiging aan belanghebbende is gestuurd, bij uitspraak op bezwaar van 1 oktober 2014 afgewezen.

2.4.

De inspecteur heeft, met dagtekening 28 januari 2015, ambtshalve de aanslag IB 2013 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen, tevens verzamelinkomen, van € 17.120. Daarbij is bij beschikking € 143 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een verzuimboete van € 4.920 opgelegd.

2.5.

Belanghebbende heeft bij brieven van 27 mei 2020 en 27 september 2020, onder meer, de inspecteur verzocht de betreffende aanslagen en de daarbij horende beschikkingen te vernietigen.

2.6.

De inspecteur heeft de brieven aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de betreffende aanslag en bijbehorende beschikkingen. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en heeft de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat ze te laat zijn ingediend. Daarnaast heeft de inspecteur de brieven aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen en bijbehorende beschikkingen. De inspecteur heeft die verzoeken, in hetzelfde geschrift als de uitspraken op bezwaar, afgewezen op de grond dat de verzoeken buiten de termijn van vijf jaar zijn ingediend.

2.7.

De biljetten waarin de aanslag IB, de rentebeschikking en de boetebeschikking over de jaren 2012 en 2013 zijn opgenomen alsmede de in 2.3 en 2.6 genoemde uitspraken op bezwaar en de in 2.3 genoemde vooraankondiging ervan, zijn alle geadresseerd aan belanghebbende op het [adres] [woonplaats] , Duitsland.

2.8.

De inspecteur heeft in bijlage 10 van zijn verweerschrift een verzendrapport ten aanzien van de aanslag IB 2013 gevoegd. Hieruit blijkt dat de aanslag IB 2013 ter post is aangeboden aan PostNL en aan Sandd. Volgens het bijgevoegde document ‘ [naam] ’ zijn ter zake van de aanslag IB 2013 op 24 maart 2015 aanmaningskosten en op 22 april 2015 kosten van betekening van een dwangbevel aan belanghebbende in rekening gebracht.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

i. Zijn de aanslagen bevoegdelijk opgelegd en rechtsgeldig bekendgemaakt?

ii. Heeft de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard?

iii. Heeft de inspecteur de verzoeken tot ambtshalve vermindering terecht afgewezen?

iv. Heeft de inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing