Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-10-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3529, 22/01183

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-10-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3529, 22/01183

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
25 oktober 2023
Datum publicatie
31 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:3529
Formele relaties
Zaaknummer
22/01183
Relevante informatie
Art. 10 BPM

Inhoudsindicatie

Bpm, interne compensatie, schade, historische nieuwprijs. Het hof oordeelt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel niet slaagt. De inspecteur kan daarom een beroep doen op interne compensatie.

Het hof oordeelt dat de krassen in de lak van de voorbumper meer dan normale gebruikssporen zijn. Omdat het bedrag aan schade waar de inspecteur ten onrechte rekening mee heeft gehouden hoger is dan de extra leeftijdskorting, oordeelt het hof dat er te weinig in plaats van te veel Bpm is nageheven. Het beroep op interne compensatie slaagt.

Het hof oordeelt dat het belanghebbende niet vrijstaat om de historische nieuwprijs die volgt uit de koerslijst te wijzigen door uit te gaan van een hogere CO2-uitstoot. Zowel de catalogusprijs als de handelsinkoopwaarde moet betrekking hebben op dezelfde referentieauto. De berekening van belanghebbende van de historische nieuwprijs berust op een onjuiste rechtsopvatting.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/01183

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] NV,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 mei 2022, nummer BRE 21/2280, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 26 februari 2020 aangifte gedaan naar een bedrag van € 1.617 aan te betalen Bpm ter zake van de registratie van het motorrijtuig Volvo XC60 2.0 D4 FWD Momentum met VIN nummer [VIN-nummer] .

2.2.

Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van Voertuig Taxaties B.V. van 11 februari 2020. In dit rapport heeft de taxateur een bedrag aan schade berekend van € 11.537. Belanghebbende heeft in verband hiermee een bedrag van € 8.307, ofwel 72%, in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde van € 18.188. Belanghebbende is verder bij de aangifte uitgegaan van een historische bruto Bpm van € 9.670 uitgaande van een CO2-uitstoot van 124 gr/km.

2.3.

De inspecteur heeft op basis van hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 2.496. Hij is daarbij uitgegaan van een historische bruto Bpm van € 14.931 uitgaande van een CO2-uitstoot van 149 gr/km. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat van € 9.881 is door de inspecteur gevolgd. Met dagtekening 27 november 2020 is aan belanghebbende voor de auto een naheffingsaanslag Bpm opgelegd naar een bedrag van € 879.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd.

Meer specifiek zijn de antwoorden op de volgende vragen in geschil:

I. Heeft de inspecteur terecht interne compensatie toegepast?

II. Dient rekening te worden gehouden met een waardevermindering wegens schade?

III. Heeft de inspecteur de historische nieuwprijs tot het juiste bedrag vastgesteld?

3.2.

Tussen partijen is niet in geschil dat de historische bruto Bpm € 14.931 bedraagt uitgaande van een CO2-uitstoot van 149 gr/km. Tevens is niet in geschil dat belanghebbende terecht een beroep heeft gedaan op toepassing van de extra leeftijdskorting.

3.3.

Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 406. Subsidiair concludeert belanghebbende tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 586. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing