Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-11-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3701, 22/00902
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-11-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3701, 22/00902
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 november 2023
- Datum publicatie
- 22 februari 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:1385, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/00902
- Relevante informatie
- Art. 14 Wet OB 1968, Art. 31 Wet OB 1968, Art. 37 Wet OB 1968, Art. 1:3 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 8:1 Awb, Art. 8:71 Awb, Art. 26 AWR, Art. 65 AWR
Inhoudsindicatie
Belanghebbende verzoekt bij suppletie om teruggaaf van omzetbelasting. Zij heeft ten onrechte omzetbelasting gefactureerd. Een suppletie is geen aangifte en het verzoek is, in dit geval, niet meer dan een verzoek om ambtshalve teruggaaf. Hiertegen staat geen bezwaar en beroep open. Belanghebbende dient zich te wenden tot de burgerlijke rechter. Dit is niet in strijd met Unierecht.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/00902
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 maart 2022, nummer BRE 21/1505, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 17 april 2020 een suppletie omzetbelasting ingediend, waarbij is verzocht om een teruggaaf van omzetbelasting van € 3.124 over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan, de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om ambtshalve teruggaaf van op aangifte voldane omzetbelasting afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren ongegrond verklaard en de rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard met betrekking tot de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is voor elk tijdvak (kwartaal) in de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 uitgenodigd tot het doen van een aangifte omzetbelasting.
Belanghebbende heeft voor elk tijdvak in de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 aangifte gedaan van een bedrag van € 781 aan te voldoene omzetbelasting op 22 april 2016, 18 juli 2016, 18 oktober 2016 respectievelijk 28 januari 2017.
Belanghebbende heeft de aangegeven omzetbelasting voldaan op 25 april 2016, 27 juli 2016, 27 oktober 2016 respectievelijk 31 januari 2017.
Op 17 april 2020 heeft belanghebbende een suppletie ingediend. In deze suppletie vraagt belanghebbende om teruggaaf van de omzetbelasting, die over de tijdvakken in de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is voldaan.
Bij brief van 18 december 2020 bericht de inspecteur aan belanghebbende dat de suppletie in behandeling is genomen als een verzoek om ambtshalve teruggaaf. In deze brief maakt de inspecteur zijn besluit kenbaar de bij suppletie verzochte teruggaaf niet te verlenen.
Bij uitspraken op bezwaar zijn [naar het hof begrijpt] de bezwaren tegen de voldoening op de aangiften over de tijdvakken in de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 niet-ontvankelijk verklaard.
Relevante regelgeving
Artikel 8:1 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb):
‘Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.’
Artikel 8:5 Awb:
‘1 Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. (…)’
Artikel 8:6 Awb:
‘1. Het beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, tenzij een andere bestuursrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift. (…)’
Artikel 7:1 Awb:
‘Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij: (…)’
Artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna AWR):
‘1 In afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, indien het betreft:
a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 voorgeschreven verrekening, of
b. een voor bezwaar vatbare beschikking.
2 De voldoening (…) op aangifte, (…), van een bedrag als belasting wordt voor de mogelijkheid van beroep gelijkgesteld met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. De wettelijke voorschriften inzake bezwaar en beroep tegen zodanige beschikking zijn van overeenkomstige toepassing, voorzover de aard van de voldoening, (…) zich daartegen niet verzet.’
Artikel 6 AWR:
‘1. Met betrekking tot belastingen welke ingevolge de belastingwet (…) op aangifte worden voldaan (…), kan de inspecteur degene die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtig (…) is uitnodigen tot het doen van aangifte. (…) Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop het uitnodigen tot het doen van aangifte geschiedt. (…)’
Artikel 8 AWR:
‘Ieder die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, is gehouden aangifte te doen door:
a. de in de uitnodiging gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud op bij ministeriële regeling te bepalen wijze in te vullen, te ondertekenen en in te leveren of toe te zenden, alsmede
b. de in de uitnodiging gevraagde bescheiden of andere gegevensdragers, dan wel de inhoud daarvan, op bij ministeriële regeling te bepalen wijze in te leveren of toe te zenden.
2 Het doen van aangifte is geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. (…).’
Artikel 14 Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968):
‘1 De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan. (,,,)’
Artikel 17 Wet OB 1968:
‘Ingeval de voor aftrek in aanmerking komende belasting meer bedraagt dan de in het tijdvak verschuldigd geworden belasting, wordt het verschil aan de ondernemer op zijn verzoek terugbetaald.’
Artikel 31 Wet OB 1968:
‘1 Een verzoek om teruggaaf van belasting geschiedt bij de aangifte over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.
2 In gevallen waarin geen aangifte op de voet van artikel 14 moet worden ingediend, geschiedt een verzoek om teruggaaf door het doen van aangifte.
(…)
8 De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking. (…)’
Artikel 65 AWR:
‘1 Een onjuiste belastingaanslag of beschikking kan door de inspecteur ambtshalve worden verminderd. Een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf kan door hem ambtshalve worden verleend.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van degene die een onjuist bedrag op aangifte heeft voldaan of afgedragen, of van wie een onjuist bedrag is ingehouden.’
Artikel 8:71 Awb:
‘Voor zover uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld, wordt dit in de uitspraak vermeld. De burgerlijke rechter is aan die beslissing gebonden.’
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Staat bezwaar open tegen de beslissing van de inspecteur op het verzoek gedaan bij suppletie van 17 april 2020?
II. Zo vraag I bevestigend moet worden beantwoord: Heeft belanghebbende recht op teruggaaf van ten onrechte gefactureerde omzetbelasting?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en tot een teruggaaf van omzetbelasting ten bedrage van € 3.124. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.