Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-03-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:692, 21/01400 tot en met 21/01405

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-03-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:692, 21/01400 tot en met 21/01405

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
1 maart 2023
Datum publicatie
17 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:692
Formele relaties
Zaaknummer
21/01400 tot en met 21/01405
Relevante informatie
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 04-11-1950 [Tekst geldig vanaf 01-08-2021] art. 14, Art. 5.2 Wet IB 2001, Art. 1 EP EVRM

Inhoudsindicatie

Box-3 zaak. Het hof ziet in al hetgeen belanghebbenden hebben aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van hetgeen de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn arresten van 20 mei 2022 en 3 februari 2023 en biedt daarom geen rechtsherstel voor de jaren 2015 en 2016 vanwege de gestelde schending van artikel 1 EP en artikel 14 EVRM op stelselniveau. Van een individuele en buitensporige last is geen sprake. Voor 2017 worden de aanslagen conform de Wet rechtsherstel box 3 verminderd. Van een ongelijke behandeling is geen sprake.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 21/01400 tot en met 21/01405

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende 1] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: de man, en

[belanghebbende 2] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: de vrouw,

(samen: belanghebbenden),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 11 oktober 2021, nummers BRE 20/7717 tot en met 20/7720, 20/8274 en 20/8275, in het geding tussen belanghebbenden en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 tot en met 2017 opgelegd.

1.2.

Belanghebbenden hebben verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslagen. De inspecteur heeft dit verzoek telkens bij beschikking afgewezen.

1.3.

Belanghebbenden hebben tegen deze beschikkingen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft telkens uitspraak gedaan en de bezwaren afgewezen.

1.3.

Belanghebbenden hebben tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbenden hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbenden en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . De zaken zijn gelijktijdig en met instemming van partijen gevoegd behandeld

1.7.

Belanghebbenden hebben tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en de andere partij.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbenden zijn met elkaar gehuwd en hebben voor de jaren 2015 tot en met 2017 aangifte IB/PVV gedaan. Tussen belanghebbenden is sprake van fiscaal partnerschap.

2.2.

De man heeft in de aangiften IB/PVV voor de jaren 2015 en 2016 inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking vermeld van respectievelijk € 697.945 en € 758.546. Voor het jaar 2017 bedragen zijn inkomsten uit tegenwoordige en vroegere dienstbetrekking alsmede het resultaat uit overige werkzaamheden, in totaal, € 1.001.389.

2.3.

De vrouw heeft in de aangiften IB/PVV voor de jaren 2015, 2016 en 2017 inkomsten uit werk en woning vermeld van respectievelijk € 5.053, € 4.653 en € 4.083. Zij drijft een onderneming en volgens de aangiften bedraagt het ondernemingsvermogen aan het einde van het boekjaar respectievelijk € 473.479, € 474.814 en € 473.592. Tot het ondernemingsvermogen behoren onder meer onroerende zaken.

2.4.

Belanghebbenden hebben in hun aangiften IB/PVV de volgende (gezamenlijke) bestanddelen aangegeven:

Gegevens/jaar

Jaar 2015

Jaar 2016

Jaar 2017

Box 1:

Woz-waarde eigen woning

(geen eigenwoningschuld)

€ 421.000

€ 429.000

€ 440.000

Box 3:

Bank- en spaartegoeden

€ 1.982.965

€ 2.258.457

€ 2.550.944

Aandelen, obligaties e.d.

€ 323.852

€ 353.921

€ 377.999

Overige vorderingen en contant geld

-

€ 10.000

€ 13.175

2.5.

Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van de man voor de jaren 2015, 2016 en 2017 is vastgesteld op respectievelijk € 90.556, € 98.900 en € 93.526. De daarover verschuldigde IB bedraagt respectievelijk € 27.158 (na aftrek buitenlandse bronbelasting), € 29.670 en € 28.057 (hierna: de box 3-heffing). De aanslagen over 2015 en 2016 zijn opgelegd met dagtekening 5 augustus 2016 respectievelijk 23 juni 2017. De aanslag over 2017 is opgelegd met dagtekening 20 juni 2018.

2.6.

Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van de vrouw voor de jaren 2015, 2016 en 2017 is vastgesteld op respectievelijk nihil, € 4.040 en € 44.363. De daarover verschuldigde box 3-heffing bedraagt respectievelijk nihil, € 1.212 en € 13.308. De aanslagen over 2015 en 2016 zijn opgelegd met dagtekening 19 augustus 2016 respectievelijk 17 juni 2017. De aanslag over 2017 is opgelegd met dagtekening 20 juni 2018.

2.7.

De daadwerkelijk door belanghebbenden ontvangen rente en dividenden zijn als volgt:

Gegevens/jaar

Jaar 2015

Jaar 2016

Jaar 2017

Rente bank- en spaartegoeden

€ 22.121

€ 16.357

€ 9.970

Dividend aandelen, obligaties e.d.

€ 7.288

€ 8.773

€ 11.433

Rente vorderingen en contant geld

€ nihil

€ 275

€ 359

Totaal

€ 29.409

€ 25.405

€ 21.762

2.8.

De aanslagen IB/PVV voor de jaren 2015 tot en met 2017 (hierna tezamen: de aanslagen) zijn overeenkomstig de ingediende aangiften vastgesteld. Belanghebbenden hebben op 22 juli 2019 verzocht om vermindering van de aanslagen. De inspecteur heeft dit verzoek om vermindering bij beschikking afgewezen. Het bezwaarschrift hiertegen is voor elk van de in geding zijnde jaren afgewezen. De rechtbank heeft de aanslagen gehandhaafd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Dienen de aanslagen voor zover deze betrekking hebben op de belastbare inkomens uit sparen en beleggen verminderd te worden omdat de box 3-heffing op stelselniveau in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: artikel 1 EP) en met artikel 14 EVRM?

  2. Dienen de aanslagen voor zover deze betrekking hebben op de belastbare inkomens uit sparen en beleggen verminderd te worden omdat sprake is van een individuele en buitensporige last?

  3. Is bij de vrouw sprake van ongelijke behandeling?

  4. Heeft de inspecteur het motiveringsbeginsel geschonden bij de uitspraak op bezwaar?

3.2.

Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de aanslagen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing