Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-03-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:897, 21/01082

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-03-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:897, 21/01082

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
15 maart 2023
Datum publicatie
17 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:897
Formele relaties
Zaaknummer
21/01082
Relevante informatie
Art. 1 Buaob 1968

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een uitzendbureau. Belanghebbende biedt aan buitenlandse uitzendkrachten op haar kosten onderkomens aan. De omzetbelasting die de aanbieders van de onderkomens in rekening brengen is door belanghebbende in aftrek gebracht. Van belang is of deze uitgaven primair worden opgeroepen door de bijzondere behoeften van de onderneming. Naar het oordeel van het hof heeft belanghebbende dit voor de onderhavige jaren niet aannemelijk gemaakt. Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel faalt evenzeer. De inspecteur heeft de aftrek van voorbelasting terecht gecorrigeerd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01082

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 2 juli 2021, nummer BRE 18/390, in het geding tussen de inspecteur en

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft in reactie op het verweerschrift een conclusie van repliek ingediend. Ondanks daartoe te zijn uitgenodigd heeft belanghebbende geen conclusie van dupliek ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende haar directeur [A] en haar gemachtigde [B] en [C] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende drijft een uitzendbureau in de installatie-, bouw-, metaal- en schildersbranche en stelt onder meer buitenlandse uitzendkrachten ter beschikking aan opdrachtgevers.

2.2.

De uitzendkrachten zijn gedurende een bepaalde periode werkzaam op een specifieke werkplaats in Nederland. Deze periode verschilt van ongeveer een week tot een half jaar. Vervolgens voeren zij werk uit op een volgende werkplaats.

2.3.

De buitenlandse uitzendkrachten zijn woonachtig in de Europese Unie. De plaats van tewerkstelling en de woonplaats van de diverse buitenlandse uitzendkrachten liggen doorgaans ver van elkaar verwijderd, vaak meer dan 500 kilometers. Belanghebbende draagt zorg voor tijdelijk verblijf (hierna: de onderkomens) van deze uitzendkrachten in de nabijheid van de werkplaats. Belanghebbende sluit hiertoe overeenkomsten met bungalowparken, bed & breakfasts, en dergelijke. Belanghebbende brengt geen vergoeding voor de huisvesting in rekening aan de uitzendkrachten. Belanghebbende is uit hoofde van de collectieve arbeidsovereenkomst voor uitzendkrachten niet verplicht de kosten van de onderkomens te betalen. De uitzendkrachten zijn niet verplicht het aangeboden onderkomen te accepteren.

2.4.

Het centrum van het leven van de buitenlandse uitzendkrachten wordt niet naar Nederland verplaatst; de familie blijft in het thuisland wonen. De uitzendkrachten hebben geen invloed op de plaats of het gebouw waar zij worden gehuisvest, noch op de samenstelling van het gezelschap waarmee zij de verblijfsruimten moeten delen.

2.5.

De omzetbelasting, die aan belanghebbende in rekening is gebracht door de aanbieders van de onderkomens, heeft belanghebbende bij haar aangiften voor de omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 3l december 2015 in aftrek gebracht.

2.6.

De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de aftrek is uitgesloten op grond van artikel 1, lid 1, aanhef en letter c, van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: het BUA). Hij heeft daarom met de onderhavige naheffingsaanslag deze aftrek gecorrigeerd.

2.7.

De naheffingsaanslag is opgelegd naar een bedrag van € 35.075. Tevens is bij beschikking € 4.460 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete van € 3.507 opgelegd. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag, de rentebeschikking en de boetebeschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag, de rentebeschikking en de boetebeschikking vernietigd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van omzetbelasting die aan haar in rekening is gebracht ter zake van de onderkomens van de buitenlandse uitzendkrachten. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het bepaalde in artikel 1, lid 1, aanhef en letter c, van het BUA aan het recht op aftrek van deze omzetbelasting in de weg staat (vraag 1).

Indien deze vraag bevestigd wordt beantwoordt, dan is vervolgens in geschil of uitsluiting van de aftrek van omzetbelasting op basis van het BUA leidt tot schending van het gelijkheidsbeginsel (vraag 2).

3.2.

Belanghebbende beantwoordt vraag 1 ontkennend, vraag 2 bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.

3.3.

Tussen partijen is niet meer in geschil dat de verzuimboete dient te worden vernietigd.

4 Gronden

5 Beslissing