Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-05-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1789, 22/1075
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-05-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1789, 22/1075
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Datum publicatie
- 30 mei 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:1820, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/1075
Inhoudsindicatie
Art. 2 en art. 51 Wet op de accijns, art. 7 en art. 8 Richtlijn 2008/118/EG (Accijnsrichtlijn).
Belanghebbende wordt aangetroffen in een loods met onveraccijnsde sigaretten. Voorhanden hebben is een Unierechtelijk begrip dat Unierechtelijk moet worden uitgelegd. Uit de Accijnsrichtlijn volgt dat een persoon die bij het voorhanden hebben van accijnsgoederen (door een ander) betrokken is, kan worden aangemerkt als de persoon die de verschuldigde accijns moet voldoen. In het midden kan blijven of belanghebbende zelf voorhanden heeft. Belanghebbende is in ieder geval betrokken bij het voorhanden hebben door een ander. In wezen is belanghebbende risicoaansprakelijk voor de onveraccijnsde goederen (ECLI:NL:HR:2022:659). De strafrechter heeft slechts geoordeeld dat belanghebbende nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachten en dat sprake was van medeplegen, gelet op de duidelijke rol- en taakverdeling. Immers, zo oordeelde de strafrechter, uit de feiten en omstandigheden volgde dat elke verdachte een eigen taak had en tegelijkertijd sprake was van gezamenlijk verrichtte, nauw op elkaar afgestemde, werkzaamheden ten behoeve van de productie van sigaretten. De naheffingsaanslag blijft in stand.
). In de strafvonnissen heeft de strafrechter niet geoordeeld dat belanghebbende als werknemer is aan te merken (Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/1075
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] (Letland),
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 7 april 2022, nummer BRE 19/2027, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Douane,
hierna: de inspecteur.
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag accijns opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen, [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld de onderhavige zaak en de zaken met nummers 22/1076, 22/1077, 22/1078, 22/1079, 22/1080 en 22/1081.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Op 24 februari 2017 is de politie binnengetreden in loodsen op het adres [adres] 2/2a in [plaats] . Op dat adres is een sigarettenfabriek aangetroffen. Bij de binnentreding zijn door de politie 8.934.100 sigaretten en 9.073 kg versneden tabak aangetroffen (tabaksproducten). In de sigarettenfabriek waren op dat moment 8 personen aan het werk met de Litouwse, Letse of Moldavische nationaliteit.
Door de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst van de Belastingdienst (hierna: Belastingdienst/FIOD) is ter zake van de sigarettenfabriek onderzoek gedaan naar het voorhanden hebben en produceren van de accijnsgoederen, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns (hierna: WA) in de heffing betrokken zijn. Het dossier met de naam ‘Zilverspar/Smoke/61312’ bevat een overzichtsproces-verbaal (hierna: OPV). In het OPV staat onder meer het volgende over de rol van belanghebbende:
(dossierpagina 11)
‘ [belanghebbende] (V2) (Letland)
monteur/mecanicien/technicus van de sigarettenmachine en werkte bij de sigarettenmachine’
Over (het aantreffen van) de illegale sigarettenfabriek is in het OPV het volgende opgenomen:
(dossierpagina 13)
‘Op het adres [adres] 2A te [plaats] is in een tweetal loodsen een complete professionele opgezette illegale sigarettenfabriek aangetroffen. De doorzoeking van deze loodsen, alsmede de ontmanteling van de illegale fabriek en het afvoeren van de in beslag genomen machines, sigaretten, tabak en overige goederen, vond plaats in de periode van vrijdag 24 februari 2017 tot en met woensdag 1 maart 2017.
De overige goederen die in beslag genomen zijn betroffen onder meer verpakkingsmateriaal (…), rollen sigarettenpapier, rollen filterpapier, dozen met filters, emmers lijm, rollen plastic folie, etc voor de productie en verpakking van sigaretten. Ook zijn er zowel in de machines als daarbuiten (los aangetroffen) zogenaamde ‘stempelrollen’ gevonden met daarop beeldmerken van verschillende sigarettenmerken.’
(dossierpagina 14)
‘Accijnszeqels
In de illegale sigarettenfabriek zijn geen accijnszegels aangetroffen. De inbeslaggenomen sigaretten waren niet voorzien van accijnszegels en ook de inbeslaggenomen tabak was niet voorzien van accijnszegels.’
(dossierpagina 16)
‘Aangetroffen machines
Op het adres [adres] 2a in [plaats] is een complete professioneel opgezette illegale sigarettenfabriek aangetroffen. De productielijn van deze fabriek bestond uit diverse machines, waaronder een sigarettenmachine en een verpakkingsmachine. Alle machines zijn in beslag genomen.’
(dossierpagina 19)
‘Op 24 februari 2017 heeft de politie in de illegale sigarettenfabriek op het adres [adres] 2a in [plaats] acht personen aangehouden. De acht aangehouden personen bevonden zich in de productiehal, in de ruimte die fungeerde als kantine. (…)’
Over de rol van de persoon die [naam] (of [naam] ) [naam] (hierna: ‘ [naam] ’) wordt genoemd, is in het OPV het volgende opgenomen:
(dossierpagina 11)
‘De bovengenoemde groep personen [hof: de 8 personen die ten tijde van de inval aan het werk waren in de sigarettenfabriek] werd aangestuurd door [naam] en kreeg opdrachten van [naam] .
[naam] is ook degene die de loods heeft gehuurd waar de illegale sigarettenfabriek in [plaats] gevestigd was. Hiervoor is ook een huurcontract opgemaakt. Ook heeft [naam] de woning bij de illegale sigarettenfabriek gehuurd zodat de acht eerder genoemde werknemers daar konden verblijven. Hoe en door wie de aanvoer van de machines naar de fabriek is geregeld en hoe en door wie deze zijn betaald is niet duidelijk geworden.
De aanvoer van de grondstoffen voor de illegale sigaretten is vermoedelijk geregeld door [naam] . Hoe de betaling van deze grondstoffen heeft plaatsgevonden is niet duidelijk geworden.’
De inspecteur heeft naar aanleiding van de bevindingen uit het Belastingdienst/FIOD-onderzoek en de aangetroffen sigaretten aan ieder van de aangetroffen personen een naheffingsaanslag accijns van € 2.522.793 opgelegd dat als volgt is opgebouwd:
Accijns 8.934.100 stuks sigaretten: € 1.622.298,00
Accijns 9.073 kg rooktabak: € 900.495,00
Totaal verschuldigde accijns: € 2.522.793,00
Bij vonnis van de strafkamer van de rechtbank Overijssel van 24 januari 2022 is ieder van de aangetroffen personen - met uitzondering van één persoon, die in de tussentijd was overleden - strafrechtelijk veroordeeld voor onder meer medeplegen van (i) opzettelijk een in artikel 5, eerste lid onder a, WA opgenomen verbod overtreden, en (ii) opzettelijk een in artikel 5, eerste lid onder b, WA opgenomen verbod overtreden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende zich in de periode vanaf 1 januari 2017 tot het moment van zijn aanhouding opzettelijk schuldig heeft gemaakt, in een nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten, aan de illegale productie van sigaretten en aan het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen. Op basis van de verhoren van belanghebbende en/of diens medeverdachten is de rechtbank verder gebleken dat in de sigarettenfabriek te [plaats] sprake is geweest van een duidelijke rol - of taakverdeling - tussen de aangehouden verdachten. Uit de feiten en omstandigheden heeft de rechtbank verder geconcludeerd dat elke verdachte een eigen taak had en tegelijkertijd sprake was van gezamenlijk verrichtte, nauw op elkaar afgestemde, werkzaamheden ten behoeve van de productie van sigaretten.
De hier bedoelde vonnissen zijn onherroepelijk geworden.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 1.000, de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 1.500, de inspecteur en de minister ieder voor € 379,50 veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en de inspecteur en de minister opgedragen, ieder voor de helft, het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 174 aan hem te vergoeden.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of de naheffingsaanslag accijns terecht aan belanghebbende is opgelegd.
Meer specifiek is in geschil of de inspecteur belanghebbende terecht heeft aangemerkt als degene van wie de accijns kan worden nageheven.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een belastbaar feit voor de WA. Voor het geval de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, is de berekening van de naheffingsaanslag niet in geschil, maar is wel in geschil of belanghebbende voor het volledige bedrag aangeslagen kan worden.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.