Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-06-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1864, 22/1405
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-06-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1864, 22/1405
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 5 juni 2024
- Datum publicatie
- 12 juni 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2022:2510, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/1405
- Relevante informatie
- Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 40, Art. 8:58 Awb
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. In geschil is of de rechtbank een nader stuk dat verweerder heeft ingediend zes dagen vóór de zitting wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing had moeten laten. Het hof oordeelt dat het stuk in dit geval terecht is toegelaten tot de procedure, omdat belanghebbende van de inhoud van het stuk kennis had kunnen nemen en er op de zitting adequaat op had kunnen reageren. Daarnaast is in geschil of sprake is van schending van artikel 40, lid 2, Wet WOZ. Hoewel niet aan artikel 40, lid 2, Wet WOZ is voldaan, oordeelt het hof dat dit niet leidt tot een gegrond hoger beroep. Belanghebbende voert deze grond namelijk pas in hoger beroep voor het eerst aan, zodat niet kan worden gezegd dat belanghebbende in beroep is gegaan (mede) omdat gegevens in de bezwaarfase niet zijn verstrekt, hij de vastgestelde waarde niet kon controleren en daarom niet kon beoordelen of het zinvol was om beroep in te stellen. Het vervolgens pas in de hogerberoepsfase wijzen op een schending van artikel 40, lid 2, Wet WOZ beschouwt het hof als een schending van de goede procesorde.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 22/1405
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 20 juni 2022, nummer SHE 21/257 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Geldrop-Mierlo,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van de onroerende zaak [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Met ingang van 1 januari 2024 heeft de gemeente Geldrop-Mierlo een dienstverleningsovereenkomst gesloten met de Belastingsamenwerking Oost-Brabant op grond waarvan uitvoering van de WOZ- en belastingtaken zal plaatsvinden door de Belastingsamenwerking Oost-Brabant. In dat kader heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo het afdelingshoofd van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant aangewezen als heffingsambtenaar.1
De zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het gaat om een vrijstaande woning uit 1980 met een inhoud van 930 m3, inclusief een aanbouw van 50 m3, met drie dakkapellen en een zwembad. Het perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 581 m2.
De waarde van de woning is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2019 vastgesteld op € 562.000. De heffingsambtenaar heeft deze waarde in beroep onderbouwd met een taxatierapport, opgesteld en ondertekend op 30 juni 2021 door taxateur [taxateur] . De waarde van de woning per 1 januari 2019 wordt in dit rapport bepaald op € 635.000.
De rechtbank heeft in aanloop naar de zitting van 23 mei 2022 contact opgenomen met de heffingsambtenaar, omdat in het dossier geen verweerschrift aanwezig was. De heffingsambtenaar heeft daarop laten weten dat hij, voor zover hij kon nagaan, in juli 2021 al een verweerschrift had ingediend. Hij heeft het stuk daarop (nogmaals) toegestuurd. De rechtbank heeft dat stuk, dat is gedateerd op 22 juli 2021, op 17 mei 2022 ontvangen. De rechtbank heeft het stuk diezelfde dag doorgezonden aan belanghebbende. Belanghebbende heeft ter zitting aan de rechtbank verzocht om het stuk tardief te verklaren en buiten beschouwing te laten. De rechtbank heeft het stuk niet tardief verklaard en het bij de beoordeling van het beroep betrokken.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
a. a) heeft de rechtbank het stuk van 22 juli 2021, dat op 17 mei 2022 door de rechtbank is ontvangen, ten onrechte in de procedure toegelaten?
b) heeft de heffingsambtenaar artikel 40, lid 2, Wet WOZ geschonden?
Belanghebbende heeft zijn stelling dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld, op de zitting bij het hof ingetrokken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, en tot toekenning van een vergoeding voor de kosten van bezwaar, beroep en hoger beroep. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.