Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-06-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1870, 22/1507
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-06-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1870, 22/1507
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 5 juni 2024
- Datum publicatie
- 6 juni 2024
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2022:2943, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2025:53
- Zaaknummer
- 22/1507
Inhoudsindicatie
Artikel 4:17 Awb.
Het hoger beroep is ontvankelijk. Belanghebbende stelt dat alleen beslist is op het bezwaar tegen de WOZ-beschikking en niet op de aanslag watersysteemheffing gebouwd en vordert een dwangsom wegens niet tijdig beslissen. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar met de uitspraak op bezwaar ook uitspraak heeft gedaan op de aanslag watersysteemheffing gebouwd. Aan artikel 4.17 Awb wordt niet toegekomen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/1507
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 12 juli 2022, nummer SHE 21/1665, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking). Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen en de aanslag watersysteemheffing gebouwd aan belanghebbende bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. Na het sluiten van een compromis, heeft belanghebbende dit beroep ingetrokken.
Belanghebbende heeft de heffingsambtenaar in gebreke gesteld wegens het niet-tijdig beslissen op bezwaar tegen de aanslag watersysteemheffing gebouwd. De heffingsambtenaar heeft afwijzend beslist op het verzoek om een dwangsom.
Belanghebbende heeft tegen de afwijzende beslissing op het verzoek om een dwangsom bezwaar gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in het digitale dossier op Mijn Rechtspraak geplaatst.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De heffingsambtenaar heeft de WOZ-beschikking gegeven en daarbij de waarde van [adres] 52 te [woonplaats] vastgesteld. Tevens is op hetzelfde biljet de aanslag onroerendezaakbelastingen en de aanslag watersysteemheffing gebouwd voor het jaar 2020 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft op 10 augustus 2020 bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking, de aanslag onroerendezaakbelastingen en de aanslag watersysteemheffing gebouwd.
De heffingsambtenaar heeft op 25 december 2020 uitspraak op het in 2.2 genoemde bezwaar gedaan. In die uitspraak op bezwaar is het volgende opgenomen:
“ Beslissing
Na beoordeling van uw bezwaar heb ik besloten om (gedeeltelijk) tegemoet te komen aan uw bezwaar.
De WOZ-waarde van het object [adres] 72 [woonplaats] wordt verlaagd naar € 306.000.
De aanslag Watersysteemheffing Gebouwd is verminderd.
De aanslag Onroerende zaakbelasting Eigenaar woning is verminderd.
De toelichting op mijn beslissing vindt u verderop in deze brief.”
Belanghebbende heeft bij brief van 15 januari 2021 een ingebrekestelling aan de heffingsambtenaar verstuurd, omdat zijns inziens nog geen uitspraak op bezwaar is gedaan. De heffingsambtenaar heeft daarop beslist bij brief van 27 januari 2021 en daarin vermeld dat reeds op 25 december 2020 uitspraak op bezwaar was gedaan en dat geen recht bestaat op een dwangsom.
Belanghebbende heeft op 9 maart 2021 tegen de in 2.4 genoemde beslissing van de heffingsambtenaar proforma bezwaar ingediend. De heffingsambtenaar heeft bij brief van 18 maart 2021 verzocht om het bezwaar nader te motiveren.
Belanghebbende heeft tegen de in 2.3 genoemde uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Op 21 april 2021 is er tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar een compromis bereikt en heeft belanghebbende het beroep ingetrokken bij de rechtbank. In het compromis is het volgende opgenomen, voor zover van belang:
“1. een verlaging van de vastgestelde WOZ-waarde naar bovengenoemde waardepeildatum tot € 284.000.-;
2. de bij punt 1 genoemde waarde is alleen geldig voor het bovengenoemd tijdvak. Komend jaar zal de waarde onafhankelijk van deze compromis waarde worden vastgesteld;
3. de correctie van de op de beschikking gebaseerde aanslagen;”
Bij brief van 11 mei 2021, ontvangen door de heffingsambtenaar op 19 mei 2021, heeft belanghebbende de heffingsambtenaar verzocht om uitspraak op bezwaar te doen. De heffingsambtenaar heeft op 29 mei 2021 uitspraak op het in 2.5 genoemde bezwaar gedaan. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende beroep ingesteld.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Is het hoger beroep ontvankelijk?
-
Is terecht uitspraak op bezwaar gedaan tegen de afwijzing van de dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot toekenning van een dwangsom. De heffingsambtenaar concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep en subsidiair tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.