Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2143, 22/1528
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2143, 22/1528
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 3 juli 2024
- Datum publicatie
- 18 juli 2024
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:4690, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/1528
- Relevante informatie
- Art. 3.40 Wet IB 2001, Art. 3.41 Wet IB 2001, Art. 3.45 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
Wet IB 2001. Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de gastenkamers in de B&B naar aard en inrichting geen woningen zijn en ook niet bestemd zijn om als zodanig te worden gebruikt (artikel 3.45, lid 1, letter c, Wet IB 2001). De inspecteur heeft de toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsatrek ten onrechte geweigerd. Hoger beroep inspecteur ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 22/1528
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 augustus 2022, nummer BRE 21/2582, in het geding tussen de inspecteur en
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft over het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna IB/PVV) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft geen verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [persoon] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld de onderhavige zaak en de zaak van de echtgenote van belanghebbende met nummer 22/1527.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende en zijn echtgenote zijn vennoten van [de vof] (hierna: de v.o.f.). De v.o.f. exploiteert een Bed & Breakfast onder de naam [de B&B] (hierna: de B&B). De B&B is gevestigd in het pand aan de [adres] te [woonplaats] waarin de vennoten ook hun woning hebben.
Het betreffende pand is door belanghebbende en zijn echtgenote gekocht in november 2016 en aan hen geleverd in april 2017.
Na diverse verbouwingen staat een gedeelte van het pand ter beschikking aan belanghebbende en zijn gezin als eigen woning. In het andere gedeelte van het pand exploiteren de vennoten de B&B. Niet in geschil is dat dat andere gedeelte een afzonderlijk bedrijfsmiddel is.
Het B&B-deel beschikt over drie gastenkamers. De drie gastenkamers beschikken gezamenlijk over een eigen toegang. Elke gastenkamer is voorzien van een tweepersoonsbed, een televisie en een zitje. In de gastenkamers zijn sanitaire inbouwcabines, met een douchecabine, wastafel en toilet, geplaatst. Op de kamers is verder een koelkast aanwezig en is wifi beschikbaar.
In het B&B-deel is een gezamenlijke ruimte waar de gasten desgewenst het ontbijt kunnen gebruiken. In die ruimte is een kitchenette aanwezig. In de kitchenette is geen fornuis of oven aanwezig.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2017 € 19.283 als inkomen uit werk en woning aangegeven. In zijn aangifte heeft belanghebbende onder meer de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek van € 7.867 ten laste van de winst gebracht ter zake van de investeringen in de B&B. Dit bedrag is berekend als 50% van € 15.734.1
De inspecteur heeft naar aanleiding van de aangifte het standpunt ingenomen dat belanghebbende geen recht heeft op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. De inspecteur heeft de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek gecorrigeerd en de aanslag IB/PVV over het jaar 2017 vastgesteld naar een inkomen uit werk en woning van € 26.0492. Tevens is bij beschikking € 192 aan belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV omdat de inspecteur volgens hem de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek ten onrechte heeft gecorrigeerd. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag IB/PVV 2017 verminderd tot een aanslag berekend naar een inkomen uit werk en woning van € 19.283 en de daarbij behorende belastingrentebeschikking dienovereenkomstig verminderd, bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 49 aan belanghebbende moet vergoeden, en de inspecteur veroordeeld tot betaling van € 759 aan proceskosten aan belanghebbende.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag IB/PVV 2017 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of de gastenkamers in het B&B-deel als woonhuis of woongedeelte zijn aan te merken in de zin van artikel 3.45, lid 1, letter c, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).
Partijen zijn het erover eens dat, indien het hof tot het oordeel komt dat de gastenkamers in het B&B-deel niet als woonhuis of woongedeelte zijn aan te merken, de aanslag IB/PVV 2017 en de daarbij behorende rentebeschikking dienen te worden verminderd, conform de rechtbank heeft gedaan.
De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.