Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2148, 22/1773 tot en met 22/1775
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2148, 22/1773 tot en met 22/1775
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 3 juli 2024
- Datum publicatie
- 18 juli 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:5285, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/1773 tot en met 22/1775
- Relevante informatie
- Art. 3.2 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Aanbod om geluidsopnamen uit te luisteren afgewezen wegens mate van ongedefinieerdheid gelet op het stadium van het geding. Bron van inkomen. Geen objectieve voordeelsverwachting. Vertrouwensbeginsel niet geschonden
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 22/1773 tot en met 22/1775
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank ZeelandWestBrabant (hierna: de rechtbank) van 14 september 2022, nummers BRE 21/2766, 21/4246 en 22/27491 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2016 tot en met 2018 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en heeft de inspecteur veroordeeld tot het betalen van een vergoeding voor immateriële schade van € 2.000.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote [echtgenote] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is op 1 januari 2009 onder de naam [adviesbureau] gestart met een adviesbureau op het gebied van onderwijs. Medio 2016 is belanghebbende met die activiteiten gestopt. Sindsdien verkoopt hij onder de naam [naam] gezondheidsproducten van het bedrijf [bedrijf] en begeleidt hij andere zogenoemde [bedrijf] partners die eveneens die producten verkopen.
Van eind 2016 tot begin 2017 heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2013 tot en met 2015. Het onderzoek heeft zich beperkt tot het beoordelen of de activiteiten een bron van inkomen vormen voor de heffing van inkomstenbelasting. De inspecteur heeft zijn bevindingen vastgelegd in een controlerapport met dagtekening 9 februari 2017. In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:
“3.6. Conclusie bron van inkomen voor de inkomstenbelasting
Gelet op bovenstaande kom ik, na goed overleg met belastingplichtig en zijn adviseur, tot de conclusie dat geen sprake is van een bron van een inkomen en dat het resultaat vanaf het jaar 2015 tot en met het 2e kwartaal 2016 niet langer in aftrek kan worden gebracht omdat geen sprake is van winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Voor beide bronnen geldt namelijk dat er sprake moet zijn van een objectieve verwachting dat het voordeel redelijkerwijs kan worden behaald. Gelet hetgeen is opgemerkt in de voorgaande onderdelen is hier geen sprake van. Het standpunt inzake het ondernemerschap is ingenomen op basis van de thans bekende gegevens. Of er vanaf het 3e kwartaal 2016 sprake is van ondernemerschap, resultaat uit overige werkzaamheid of loon uit dienstbetrekking zal door de adviseur naar aanleiding van de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld en als zodanig aangegeven worden.
(…)
10. Afspraken
Met het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2016 zal de adviseur opnieuw beoordelen of sprake is van een bron en zo ja de kwalificatie daarvan en dit als zodanig in de aangifte verwerken.”
Belanghebbende heeft een e-mail overgelegd van 20 januari 2017 van zijn adviseur aan de inspecteur naar aanleiding van een bespreking met de inspecteur, waarin is vermeld:
“Naar aanleiding van ons prettige gesprek van woensdag jl te [plaats] kan ik u het navolgende berichten:
[Belanghebbende] kan akkoord gaan met het standpunt ingenomen door de belastingdienst dat per 1 januari 2015 feitelijk geen onderneming meer wordt gedreven voor zowel de inkomstenbelasting alsook de omzetbelasting. Wij gaan dan ook akkoord met de door u voorgestelde correcties op basis van de reeds ingediende aangifte IB 2015.
Tevens is met u besproken dat [belanghebbende] medio 2016 een nieuwe activiteit is gestart als IB ondernemer en dat wij met het indienen van de aangifte IB 2016 zullen beoordelen of er wederom een onderneming wordt gedreven en dit als zodanig in de aangifte verwerken.”
Sinds het wijzigen van de activiteiten in 2016 heeft belanghebbende, volgens de door hem ingediende aangiften IB/PVV, de volgende omzetten en nettoresultaten per jaar behaald:
Jaar |
Omzet (€) |
Nettoresultaat (€) |
2016 |
- |
-/- 16.789 |
2017 |
9.336 |
-/- 21.458 |
2018 |
12.532 |
-/- 3.068 |
2019 |
12.680 |
494 |
2020 |
6.989 |
-/- 3.551 |
2021 |
14.843 |
210 |
2022 |
14.631 |
3.394 |
2023 |
8.046 |
3.963 |
In het eerste kwartaal van 2024 heeft belanghebbende in zijn aangifte omzetbelasting geen omzet aangegeven.
Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2016 heeft de inspecteur het in de aangifte vermelde verlies van [adviesbureau] niet in aanmerking genomen, omdat volgens hem geen sprake is van een bron van inkomen.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. De inspecteur heeft belanghebbende een ontvangstbevestiging van het bezwaar gestuurd, waarin het volgende is opgenomen:
“Bericht inspecteur
Ik streef ernaar om binnen zes weken na ontvangst van uw bezwaarschrift te beslissen. Als ik niet binnen de uiterste termijn van zes weken na afloop van de bezwaartermijn kan beslissen, ontvangt u daarvan bericht.
Als ik overweeg om niet of slechts gedeeltelijk aan uw bezwaarschrift tegemoet te komen, zal ik contact met u opnemen.”
Voor het jaar 2017 heeft belanghebbende een afschrift van de door hem ingevulde OndernemersCheck op de website van de belastingdienst overgelegd. De inleiding van die Ondernemerscheck vermeldt onder meer het volgende:
“U hebt een bedrijf. U bent zzp’er, freelancer of mkb’er en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Maar dat wil niet zeggen dat u automatisch ondernemer voor de inkomstenbelasting bent. Daarvoor moet u aan andere voorwaarden voldoen.
(…)
Met deze OndernemersCheck gaat u na of u aan alle voorwaarden voldoet. Aan het einde krijgt u een goede indicatie of u ondernemer bent voor de inkomstenbelasting. En leest u wat dat voor u betekent.”
Het afschrift vermeldt ook het volgende:
“Het lijkt erop dat u ondernemer voor de inkomstenbelasting bent. Maar: deze uitkomst is gebaseerd op de antwoorden die u hebt ingevuld. Als wij uw aangifte behandelen, kunnen wij controleren of de antwoorden kloppen met de feiten. Als de feiten anders zijn, kunnen wij afwijken van de uitkomst van de check.”
Bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018 heeft de inspecteur het in de aangiften vermelde verlies van [adviesbureau] niet in aanmerking genomen.
3 Geschil en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of de aanslagen IB/PVV 2016 tot en met 2018 naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of er in het kader van de bronvraag sprake is van een objectieve voordeelsverwachting en zo dat niet het geval is, of het vertrouwensbeginsel is geschonden.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen conform de door hem ingediende aangiften. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.