Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2232, 22/1466

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2232, 22/1466

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 juli 2024
Datum publicatie
26 september 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:2232
Formele relaties
Zaaknummer
22/1466
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 11, Art. 8 Uitv.besl. OB 1968, Art. 8:58 Awb

Inhoudsindicatie

Belanghebbende stelt dat haar diensten zijn te kwalificeren als basisschoolonderwijsdiensten, die geschaard kunnen worden onder de vrijstelling van artikel 11, lid 1, letter o, Wet OB. De inspecteur stelt dat de diensten van belanghebbende zijn te kwalificeren als het ter beschikking stellen van personeel. Belanghebbende is geen publiekrechtelijk lichaam en met betrekking tot basisschoolonderwijs is belanghebbende niet als een onderwijsinstelling erkend. Nu belanghebbende niet aan de criteria van de vrijstelling voldoet met betrekking tot de vereiste erkenning, kan de vrijstelling geen toepassing vinden. Dat belanghebbende stelt dat de diensten worden verricht door werknemers die een lesbevoegdheid hebben, doet aan deze conclusie niet af. Zowel de wet als de BTW-richtlijn 2006 eisen immers dat belanghebbende zelf de daartoe vereiste erkenning heeft, waarvan in het geval van belanghebbende geen sprake is. De naheffing omzetbelasting blijft daarom in stand, maar de boete wordt vernietigd omdat het hof van oordeel is dat belanghebbende in de periode van de naheffingsaanslag een pleitbaar standpunt had.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/1466

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland - West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 augustus 2022, nummer BRE 21/1281 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 april 2015 tot en met 31 december 2019 opgelegd. Tevens zijn bij beschikking boeten opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [persoon 1] namens belanghebbende, en [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.6.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is op [datum] 2015 opgericht door [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4] en [persoon 1] . In de statuten van belanghebbende is het volgende opgenomen:

‘ARTIKEL 2

1. De stichting heeft ten doel: de continuering van de kwaliteit van onderwijs te garanderen en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.

2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door besturen in het onderwijs de mogelijkheid te bieden hoog gekwalificeerde medewerkers voor lesgevende taken in te huren via de stichting, waardoor de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs gegarandeerd blijft.

3. De stichting heeft niet ten doel het maken van winst.’

2.2.

Belanghebbende is niet geregistreerd in de Basisregistratie Instellingen van de Dienst Uitvoering Onderwijs en heeft daarom geen BRIN-nummer, zijnde het registratienummer dat aan onderwijsinstellingen wordt toegekend door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2.3.

Voor de inzet van docenten sluit belanghebbende met de betreffende basisschool een zogenoemde overeenkomst van opdracht (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst is het volgende vermeld:

‘Artikel 1: Opdracht

1.1

opdrachtgever verleent de opdrachtnemer hierbij de opdracht om lessen te verzorgen ter bevordering van de algemene ontwikkeling van leerlingen.

(…)

Artikel 2: Uitvoering van de opdracht

2.1.

De opdrachtnemer aanvaardt de opdracht onder de hierna genoemde voorwaarden.

2.2.

De door de opdrachtnemer te verrichten werkzaamheden beogen tot het resultaat te leiden, dat de algemene ontwikkeling van leerlingen wordt bevorderd.

2.3.

De opdrachtnemer zal zich inspannen om het beoogde resultaat te bereiken maar garandeert niet, dat dit resultaat zal kunnen worden bereikt.

2.4.

De opdrachtgever kan aanwijzingen geven ter uitvoering van de opdracht. De opdrachtnemer voert de opdracht evenwel zelfstandig uit en is vrij te bepalen op welke wijze de opdracht wordt uitgevoerd.

2.5.

De opdrachtnemer zal ter uitvoering van de opdracht onder haar verantwoordelijkheid de hulp van een of meer van haar werknemers inschakelen. De werknemer is niet gehouden andere werkzaamheden te verrichten dan welke een direct gevolg zijn van de uitoefening van zijn of haar vak dan wel in het kader van specifieke kennis en kunde.

(…)

Artikel 5: Betaling

5.1.

De opdrachtgever is aan de opdrachtnemer een vergoeding verschuldigd.

5.2.

De vergoeding is overeenkomstig de netto loonkosten gebaseerd op de trede van de salarisschaal van het betreffende onderwijs, zoals partijen deze trede en salarisschaal zijn overeengekomen.

5.3.

De reiskosten van de opdrachtnemer worden aan de opdrachtnemer doorbelast tegen € 0,19 per kilometer.

5.4.

De vergoeding en reiskosten worden wekelijks aan de opdrachtgever gefactureerd.

Artikel 6: Ziekte en zorgverlof

6.1.

Indien de opdrachtgever heeft bedongen de lessen te laten verzorgen door een werknemer van zijn voorkeur, is hij bij ziekte of zorgverlof van die werknemer over de periode van ziekte en zorgverlof gehouden overeengekomen vergoeding te voldoen.

6.2.

Bij ziekte en zorgverlof is het de opdrachtnemer toegestaan ter vervanging van de genoemde werknemer van voorkeur een andere werknemer in te zetten om de opdracht uit te voeren. De opdrachtgever is voor die andere werknemer aan de opdrachtnemer verschuldigd een vergoeding en de reiskosten gelijk aan die van de werknemer van voorkeur.

(…)

Artikel 8: Aansprakelijkheid

8.1.

De opdrachtnemer is niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit de samenstelling van de opleiding, welke naar de keuze van de opdrachtgever aan scholieren of studenten wordt aangeboden.

8.2.

De opdrachtnemer is niet aansprakelijk voor schade en ongevallen die voortvloeien uit de inzet van haar werknemers, indien de betreffende werknemer niet gekwalificeerd is voor de door hem of haar verrichte werkzaamheden.’

2.4.

Op deze overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van belanghebbende van toepassing. Daarin worden de volgende definities gehanteerd:

‘Opdracht: de opdracht tot het verzorgen van een opleiding, het leveren van onderwijsmateriaal en/of het leveren van een dienst. (…)

Dienst: de advisering, detachering en examinering in de ruimste zin des woords.’

2.5.

Belanghebbende sluit met haar werknemers arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Tot het dossier behoort een voorbeeldovereenkomst, waarin het volgende is vermeld:

‘Artikel 2. Duur van de arbeidsovereenkomst

De overeenkomst is aangegaan voor de duur van de opdracht tot het verzorgen van lessen, een opleiding en/of cursus. Doch maximaal tot 08 juli 2017.

Artikel 3: Functie en werkzaamheden

Werknemer treedt in dienst in de functie van Onderwijsassistent. Werknemer verbindt zich om lesgevende taken uit te voeren.

(…)

Artikel 11: Reiskosten

Indien de enkele reisafstand woon-werk meer dan 10 kilometer is, heeft werknemer recht op een vergoeding van € 0,19 per afgelegde kilometer, voor zover deze vergoeding onbelast is en blijft. (…) De eerste 10 kilometer van zowel de heen- als terugreis worden niet vergoed.

Artikel 12: Ziekte en arbeidsongeschiktheid

Indien werknemer door ziekte is verhinderd de overeengekomen arbeid te verrichten, meldt hij of zij zich uiterlijk op de eerste ziektedag voor 07.00 uur telefonisch of in persoon bij werkgever.’

2.6.

Belanghebbende heeft geen omzetbelasting in rekening gebracht aan de afnemers van haar diensten. Zij heeft aangiften omzetbelasting ingediend, waarbij de omzet is aangegeven onder rubriek 1e: ‘Leveringen/diensten belast met 0% of niet bij u belast’.

2.7.

De inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019.

2.8.

In het rapport van het boekenonderzoek heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat over de door belanghebbende verrichte diensten het algemene tarief van 21% is verschuldigd.

2.9.

De inspecteur heeft de naheffingsaanslag overeenkomstig het rapport van het boekenonderzoek opgelegd, met dien verstande dat als gevolg van een fout de na te heffen omzetbelasting over de periode [datum] 2015 tot en met 31 december 2015 is vastgesteld op
€ 61.113 in plaats van € 61.348. De nageheven omzetbelasting kan als volgt worden gespecificeerd:

Omzet

Omzetbelasting:

(Extra) aftrek voorbelasting:

Nog te factureren:

Totaal nageheven:

2015

€ 353.027

€ 61.269

-/- € 77

€ 156

€ 61.113

2016

€ 913.331

€ 158.511

-/- € 770

€ 96 + € 7.607

€ 165.444

2017

€ 806.337

€ 139.942

-/- € 2.276

€ 83 + € 5.591

€ 143.340

2018

€ 607.791

€ 105.484

-/- € 743

€ 104.741

2019

€ 645.464

€ 112.022

-/- € 823

€ 111.199

Bij het opleggen van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur telkens per periode van een jaar een verzuimboete opgelegd van € 5.278, in totaal 5 x € 5.278 = € 26.390 (voor belanghebbende geldt als tijdvak het kwartaal).

2.10.

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Wegens de overschrijding van de redelijke termijn voor het doen van uitspraken heeft de rechtbank echter ambtshalve de verzuimboeten verminderd tot € 25.070.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

-

Zijn de prestaties van belanghebbende met betrekking tot basisschoolonderwijs vrijgesteld van omzetbelasting op basis van artikel 11, lid 1, letter o, Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB)?

-

Zijn de verzuimboeten terecht opgelegd, en zo ja is de hoogte ervan passend en geboden?

3.2.

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend, waarmee belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de verzuimboeten. De inspecteur beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing