Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2409, 22/1699

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2409, 22/1699

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 juli 2024
Datum publicatie
10 oktober 2024
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:2409
Formele relaties
Zaaknummer
22/1699
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 4, Art. 2.1 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Art. 4 AWR en art. 4, lid 2, letter a, Belastingverdrag Nederland-Turkije. Belanghebbende is sinds zijn pensionering werkzaam als piloot voor een Turkse luchtvaartmaatschappij. Belanghebbende heeft een appartement in Turkije. De echtgenote is in het onderhavige jaar teruggegaan naar Nederland in verband met haar werkzaamheden. Het hof is van oordeel dat belanghebbende zowel naar nationaal recht als voor de toepassing van het Verdrag als inwoner van Nederland moet worden aangemerkt. Het middelpunt van de levensbelangen van belanghebbende bevindt zich in Nederland.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/1699

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 7 september 2022, nummer BRE 21/1181, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting (IB) 2018 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 30 mei 2024 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur. Op 10 juni 2024 heeft de inspecteur een pleitnota toegezonden, die eveneens is doorgestuurd naar belanghebbende. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door [echtgenote] (zijn echtgenote) en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak in Mijn Rechtspraak wordt geplaatst dan wel aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende, geboren op [geboortedatum] 1959, is sinds 10 mei 1990 getrouwd met [echtgenote] (hierna: de echtgenote). Beiden bezitten de Nederlandse nationaliteit. Verder hebben belanghebbende en de echtgenote twee meerderjarige kinderen, die in 2018 zelfstandig in Nederland wonen. Ook de ouders van belanghebbende wonen in Nederland.

2.2.

Belanghebbende is werkzaam als piloot en was tot september 2015 als zodanig werkzaam voor de [luchtvaartmaatschappij 1] . Wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (volgens de CAO) moest belanghebbende in 2015 stoppen met werken voor de [luchtvaartmaatschappij 1] . Belanghebbende is eind 2015 in dienst getreden bij de [luchtvaartmaatschappij 2] . Zijn standplaats is [plaats] , Turkije. Belanghebbende heeft in 2018 loon genoten waarop door de [luchtvaartmaatschappij 2] Turkse belasting is ingehouden. Daarnaast ontving belanghebbende in 2018 een pensioenuitkering van de [pensioenfonds] (hierna: het [pensioenfonds] ) waarop door het [pensioenfonds] loonheffingen zijn ingehouden.

2.3.

Belanghebbende stond tot 20 mei 2016 in Nederland in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] . Met ingang van 20 mei 2016 staat belanghebbende geregistreerd op een adres in [plaats] , Turkije. De echtgenote stond tot 1 november 2016 en van 5 januari 2018 tot 1 september 2020 op het adres [adres] te [woonplaats] ingeschreven. In de periode van 1 november 2016 tot 5 januari 2018 en vanaf 1 september 2020 staat de echtgenote ook geregistreerd op een adres in [plaats] , Turkije.

2.4.

Belanghebbende was in 2018 tezamen met de echtgenote mede-eigenaar van twee in Nederland gelegen onroerende zaken, te weten het niet-verhuurde woonhuis op het adres [adres] te [woonplaats] en een vakantiewoning op [eiland] . Belanghebbende en de echtgenote maakten van deze woningen gebruik in 2018. In Turkije beschikt belanghebbende over een huurappartement waarvan de huur deels door zijn werkgever werd vergoed en waarvan de huur jaarlijks werd verlengd.

2.5.

Belanghebbende komt uit op 1041 of 1182 dagen verblijf in Nederland en de inspecteur heeft het aantal dagen verblijf van belanghebbende in Nederland op 1163 berekend. De echtgenote verbleef in 2018 overwegend in Nederland alwaar zij in dienstbetrekking werkzaam was. In 2018 verbleef zij op 23 dagen in Turkije.

2.6.

Belanghebbende en zijn echtgenote beschikten in 2018 over vier rekeningen bij een Nederlandse bank en over een Nederlandse Visa creditcard. Daarnaast beschikten zij in 2018 over twee rekeningen bij een Turkse banken en over een Turkse YapiKredi creditcard. Overschotten op de Turkse rekeningen werden in 2018 periodiek overgeboekt naar de Nederlandse rekeningen. Op naam van de echtgenote stonden in 2018 vier auto’s met een Nederlands kenteken geregistreerd. In Turkije beschikte belanghebbende niet over een auto. Belanghebbende beschikte in 2018 over een zeilboot met ligplaats in Italië, verzekerd via een in Nederland gevestigde verzekeraar.

2.7.

Belanghebbende beschikte in 2018 over een mobiele telefoonabonnement in Nederland en in Turkije. Belanghebbende beschikte in 2018 over een sportschoolabonnement in Turkije en volgde Turkse taalles in Turkije. Belanghebbende is in 2018 via zijn werkgever verzekerd tegen ziektekosten en daarnaast heeft belanghebbende via [verzekeringsmaatschappij] een wereldwijde ziektekostenverzekering afgesloten.

2.8.

Tot de stukken van het geding behoort een verklaring van “The Republic of Turkey, Ministry of Finance, The Presidency of Revenue Administration”, die de volgende tekst bevat:

Subject: Certification of Residence with Respect to Agreement Between the Republic of Turkey and the Kingdom of the Netherlands for the Avoidance of Double Taxation and the Prevention of Fiscal Evasion With Respect to Taxes on Income

Date: 21/07/2016

TO WHOM IT MAY CONCERN

Name :[belanghebbende]

Address :(…)/ [plaats] / TURKEY

(…)

I certify that [BELANGHEBBENDE] is resident in Turkey and subject to income tax with respect to her/his worldwide income.”

2.9.

Belanghebbende heeft op 4 juli 2018 een aangiftebiljet IB 2018 ingediend als buitenlands belastingplichtige naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 17.283. Belanghebbende heeft bij het indienen van de aangifte (onder meer) aangegeven dat de pensioenuitkeringen niet in Nederland belastbaar zijn en dat hij niet in Nederland premieplichtig is voor de volksverzekeringen.

2.10.

De inspecteur heeft naar aanleiding van een anonieme tipgeversbrief een onderzoek ingesteld naar de door belanghebbende ingediende aangifte IB 2018.

2.11.

Op 2 april 2020 heeft belanghebbende opnieuw - op verzoek van de inspecteur - een aangiftebiljet IB 2018 ingediend, doch nu als binnenlands belastingplichtige naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 276.392 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.603. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een aftrek van buitenlandse bronbelasting van € 2.996.

2.12.

De inspecteur heeft in overeenstemming met het (tweede) aangiftebiljet van 2 april 2020 de aanslag IB 2018 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 276.392 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.603 (hierna: de aanslag). Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur € 4.843 aan belastingrente in rekening gebracht. De inspecteur heeft belanghebbende niet aangemerkt als premieplichtige voor de volksverzekeringen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag terecht en naar het juiste bedrag is vastgesteld. In het bijzonder is in geschil of belanghebbende binnenlands belastingplichtig is en, zo ja, of hij voor de toepassing van het Belastingverdrag Nederland-Turkije van 27 maart 19864 (hierna: het Verdrag) inwoner van Nederland is, zoals de inspecteur stelt en belanghebbende betwist.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 17.283. Verder verzoekt belanghebbende om een proceskostenvergoeding met toepassing van een wegingsfactor 2 (zeer zwaar). De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing