Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-08-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2586, 22/1233 t/m 22/1235
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-08-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2586, 22/1233 t/m 22/1235
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 augustus 2024
- Datum publicatie
- 24 oktober 2024
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:2467, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/1233 t/m 22/1235
- Relevante informatie
- Art. 3.91 Wet IB 2001, Art. 3.111 Wet IB 2001, Art. 27e AWR, Art. 67e AWR
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft een aanzienlijk hoger resultaat uit overige werkzaamheden behaald, dan in de aangifte is opgenomen. Belanghebbende heeft daardoor niet de vereiste aangifte gedaan. Het hof acht de schattingen van de inspecteur niet redelijk en stelt het resultaat uit overige werkzaamheden in goede justitie vast. Alleen de hoofdwoning van belanghebbende kwalificeert als eigenwoning. De hypotheekrente van zijn woning in Brazilië komt niet voor aftrek in aanmerking. Het hof verlaagt de boete wegens omkering en verzwaring van de bewijslast en overschrijding van de redelijke termijn. Hoger beroep gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 22/1233 t/m 22/1235
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 mei 2022, nummers BRE 21/26, 21/884 en 21/1346 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2013 en 2014 (hierna: de navorderingsaanslag 2013 en de navorderingsaanslag 2014) en een aanslag IB/PVV 2015 (hierna: de aanslag 2015) opgelegd. Tevens zijn over de jaren 2013 en 2014, belastingrente- en boetebeschikkingen en over 2015 een beschikking belastingrente, opgelegd. Voor het jaar 2014 is ook een verliesvaststellingsbeschikking van nihil gegeven.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen 2013 en 2014 en de aanslag 2015.
De inspecteur heeft:
-het bezwaar tegen de navorderingsaanslag 2013 ongegrond verklaard en de navorderingsaanslag, boete, en rentebeschikking gehandhaafd;
-het bezwaar tegen de navorderingsaanslag 2014 gegrond verklaard, de navorderingsaanslag verminderd en de belastingrente en boete evenredig verminderd en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd;
-het bezwaar tegen de aanslag 2015 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gegaan.
De rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ter zake van de:
- navorderingsaanslag 2013, de daarbij behorende vergrijpboete en rentebeschikking gegrond verklaard;
- navorderingsaanslag 2014 ongegrond verklaard en het beroep tegen de vergrijpboete gegrond verklaard;
- aanslag 2015 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de andere partij.
De zitting stond gepland op 22 maart 2024. Belanghebbende heeft verzocht om uitstel. Dit uitstel is toegewezen.
De zitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 24 mei 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende is, zonder afmelding, niet op de zitting verschenen. Belanghebbende heeft zich op 11 maart 2024 aangemeld voor digitaal procederen. De griffier heeft verklaard dat hij belanghebbende bij bericht van 21 maart 2024, heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Dit bericht is geplaatst in het digitale dossier op MijnRechtspraak.nl. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 21 maart 2024 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt het hof aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak in Mijn Rechtspraak is geplaatst.
2 Feiten
Belanghebbende stond in de in geschil zijnde jaren ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] . Deze woning heeft belanghebbende, samen met zijn ex-partner [ex-partner] (verder: ex-partner), in eigendom. Ieder voor de onverdeelde helft. Op deze woning rust een gezamenlijke hypothecaire geldlening van € 157.296. In 2013 en 2014 is op deze lening € 7.236 aan rente betaald.
Belanghebbende verblijft voor zijn werk afwisselend in Nederland en Brazilië. In Brazilië beschikt belanghebbende ook over een woning. Deze woning is gefinancierd met een hypothecaire geldlening die rust op [adres] in [woonplaats] van € 115.000. Belanghebbende heeft in de jaren 2013 en 2014 € 5.463 aan rente betaald ter zake van deze lening.
Belanghebbende exploiteert in de in geschil zijnde jaren een eenmanszaak handelend onder de naam “ [bedrijf 1] ”. De activiteiten van de eenmanszaak bestaan onder meer uit het leveren van diensten als intermediair voor transacties op het gebied van technische onderdelen van machines en transportmiddelen. Daarnaast was belanghebbende in 2013 en 2014 directeur en enig aandeelhouder van “ [bedrijf 2] ”, “ [bedrijf 3] ” en “ [bedrijf 4] ”.
Belanghebbende heeft voor de jaren 2013, 2014 en 2015 een aangifte IB/PVV ingediend. De in de aangiftes opgenomen inkomsten en aftrekposten zijn als volgt weer te geven:
2013 |
2014 |
2015 |
|
Resultaat uit overige werkzaamheden |
€ 10.105 |
€ 2.205 |
-/- € 12.150 |
Inkomsten uit eigen woning |
-/- € 7.037 |
-/- € 7.304 |
-/- € 7.000 |
- [adres] in [woonplaats] |
-/- € 1.574 |
-/- € 1.841 |
-/- € 1.537 |
- Woning in Brazilië |
-/- € 5.463 |
-/- € 5.463 |
-/- € 5.463 |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 3.068 |
-/- € 5.099 |
-/- € 19.150 |
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen |
386 |
€ 12 |
- |
De inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2013 en 2014 conform de ingediende aangiften vastgesteld. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur het verlies uit werk en woning over 2014 vastgesteld op € 5.099.
In 2016 heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 en de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken gelegen in de periode l januari 2012 tot en met 31 december 2015. Het onderzoek is later uitgebreid naar de aangiften IB/PVV voor de jaren 2012, 2013 en 2014.
De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport dat op 14 december 2017 aan belanghebbende is toegezonden. In het controlerapport concludeert de inspecteur, onder meer op basis van transactieoverzichten van de bankrekening van belanghebbende en door belanghebbende verstrekte gegevens, dat belanghebbende meer inkomsten heeft genoten in verband met resultaat uit overige werkzaamheden dan hij heeft aangegeven. De inspecteur corrigeert het resultaat uit overige werkzaamheden (correctie 1). Daarnaast concludeert de inspecteur dat belanghebbende in de jaren 2013, 2014 en 2015 ten onrechte hypotheekrenteaftrek in aanmerking heeft genomen, omdat de betaalde rente in verband met het gedeelte van de hypothecaire geldlening dat ziet op de woning in Brazilië niet aftrekbaar is en de woning aan de [adres] in [woonplaats] voor belanghebbende niet meer kwalificeert als eigen woning (correctie 2). De inspecteur heeft in het controlerapport verder aangekondigd over de jaren 2013 en 2014 een vergrijpboete op te leggen op grond van artikel 67e Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
De correcties in het controlerapport zijn als volgt berekend:
2013 |
2014 |
2015 |
|
Correctie 1 (ROW) |
€ 154.206 |
€ 246.118 |
€ 101.823 |
Correctie 2 (inkomsten eigen woning) |
€ 7.037 |
€ 7.304 |
€ 7.000 |
Correctie inkomen uit werk en woning |
€ 161.243 |
€ 253.422 |
€ 108.823 |
De inspecteur heeft navorderingsaanslagen en vergrijpboeten over de jaren 2013 en 2014 opgelegd en de aanslag 2015 - conform de bevindingen in het boekenonderzoek - vastgesteld. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 26 november 2020 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de navorderingsaanslag 2013 ongegrond verklaard en de navorderingsaanslag, boete-, en belastingrentebeschikking gehandhaafd.
Bij uitspraak op bezwaar van 13 januari 2021 is de inspecteur gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het bezwaar tegen de navorderingsaanslag 2014 en heeft de inspecteur de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 196.321. Daarbij heeft de inspecteur het resultaat uit overige werkzaamheden vastgesteld op € 198.162 en de negatieve inkomsten uit eigen woning op € 1.841. De vergrijpboete en beschikking belastingrente zijn dienovereenkomstig verminderd. De verliesbeschikking is gehandhaafd.
Bij uitspraak op bezwaar van 3 februari 2021 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de aanslag 2015 niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. De inspecteur heeft het bezwaar mede opgevat als een verzoek tot ambtshalve vermindering van de aanslag 2015 en is daarbij gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het verzoek. De inspecteur heeft de aanslag 2015 ambtshalve verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.430.
Bij uitspraak op beroep van 4 mei 2022 heeft de rechtbank:
- het beroep tegen de navorderingsaanslag 2013 en de daarbij opgelegde vergrijpboete gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar betreffende de navorderingsaanslag 2013 vernietigd, behalve voor zover deze betrekking heeft op de verliesvaststellingbeschikking 2013. De rechtbank heeft de navorderingsaanslag 2013 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 162.737 en de boete verminderd tot € 10.000. De belastingrentebeschikking is overeenkomstig de vermindering van de navorderingsaanslag 2013 verminderd;
- het beroep tegen de navorderingsaanslag 2014 ongegrond verklaard, het beroep tegen de daarbij opgelegde vergrijpboete gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar ten aanzien van de boetebeschikking vernietigd. De rechtbank heeft de boete verminderd tot € 12.000;
- het beroep tegen de aanslag 2015 niet-ontvankelijk verklaard.
- de inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 98 aan hem te vergoeden.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Zijn de navorderingsaanslagen 2013 en 2014 en belastingrentebeschikkingen terecht en tot het juiste bedrag vastgesteld?
In het bijzonder is in geschil:
a. de juistheid en de hoogte van de correcties van het resultaat uit overige werkzaamheden;
b. of belanghebbende recht heeft op hypotheekrenteaftrek voor zijn woning in Brazilië.
II. Zijn de boeten voor die jaren terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?
III. Is het beroep IB/PVV 2015 terecht niet-ontvankelijk verklaard?
Niet in geschil is dat:
-
belanghebbende binnenlands belastingplichtige is voor de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen;
-
belanghebbende voor de toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en Brazilië moet worden aangemerkt als inwoner van Nederland.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vermindering van de navorderingsaanslagen 2013 en 2014, vernietiging van de boetebeschikkingen 2013 en 2014 en vermindering van de aanslag 2015.
De inspecteur concludeert – uiteindelijk – tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de navorderingsaanslagen 2013 en 2014.