Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3305, 22/315 tot en met 22/321 en 22/396 tot en met 22/401
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-10-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3305, 22/315 tot en met 22/321 en 22/396 tot en met 22/401
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 oktober 2024
- Datum publicatie
- 18 februari 2025
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:124, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/315 tot en met 22/321 en 22/396 tot en met 22/401
- Relevante informatie
- Art. 67f AWR, Art. 6 EVRM
Inhoudsindicatie
De omvang van licentievergoedingen aan SPF voor gebruik van softwarepakket acht het hof onzakelijk. Er is sprake van een wanverhouding tussen de door de SPF geleverde prestatie en de omvang van de licentievergoeding. Het onzakelijke deel is niet aftrekbaar van de winst.
Verder worden verschillende uitgaven/lasten in verband met uitgaven ten behoeve van de aandeelhouder geëlimineerd uit de winst. Tevens wordt de aftrek van voorbelasting voor de omzetbelasting gecorrigeerd en wordt ter zake een boete opgelegd in verband met voorwaardelijke opzet.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 22/315 tot en met 22/321 en 22/396 tot en met 22/401
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en op het hoger beroep van
[belanghebbende] BV,
gevestigd in [vestigingsplaats]
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 13 januari 2022, nummers BRE 18/1819 tot en met 18/1824, 18/2300, 21/5107 en 21/5108, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting (hierna: VPB) betreffende de jaren 2008 tot en met 2015 opgelegd. Tevens is steeds bij beschikking heffingsrente/belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: OB) over tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 opgelegd. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht en bij beschikking een vergrijpboete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft betreffende de VPB, jaren 2008 tot en met 2013, en betreffende de OB, in een geschrift uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen deze uitspraak en rechtstreeks beroep ingesteld met betrekking tot de VPB, jaren 2014 en 2015.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
De inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof, bij het hof bekend onder nummers 22/315 tot en met 22/321 en 22/400. Belanghebbende heeft eveneens hoger beroep ingesteld bij het hof, bij het hof bekend onder de nummers 22/396 tot en met 22/399 en 22/401. Beide partijen hebben een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 februari 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [naam 1] (hierna: [naam 1] ), namens belanghebbende, vergezeld van de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaken, de zaken van [naam 1] met nummers 22/322 tot en met 22/330 en 22/403 tot en met 22/405, en de zaken van [echtgenote 1] met nummers 22/331 tot en met 22/339.
Partijen hebben ieder voor de zitting een pleitnota ingediend. Deze pleitnota’s worden met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende heeft als doel het ontwikkelen van software, het leveren van hard- en software, het ontwikkelen van internetactiviteiten en het aanleggen en beheren van netwerken, alsmede het adviseren daaromtrent en voorts het geven van opleidingen op vorenstaande gebieden. Belanghebbende exploiteert het softwareprogramma [programma] .
[programma] is een “web based” softwareprogramma, dat multifunctioneel en modulair is opgezet en wordt aangeboden voor elk type organisatie. Het biedt ondersteuning op het gebied van relatiebeheer, logistiek, projectplanning, personeel & organisatie, websitebeheer en winkelautomatisering. Door middel van pakketten/modules kan het programma worden aangepast aan de specifieke wensen van klanten.
De aandelen in belanghebbende zijn op [datum 1] 2001 door [bedrijf 1] B.V. gekocht van [bedrijf 2] B.V. voor een bedrag van fl. 10.000 (€ 4.538). Alle aandelen in [bedrijf 1] B.V worden gehouden door [naam 1] . Hij is in gemeenschap van goederen gehuwd met [echtgenote 1] (hierna: de echtgenote). Sinds [datum 2] 2001 is [naam 1] enig directeur van belanghebbende. Daarvoor werd deze functie bekleed door wijlen [oom] (hierna: [oom] ), een oom van [naam 1] . [oom] was aandeelhouder van [bedrijf 2] B.V.
In een brief van [naam 1] aan [oom] van 31 december 2001 staat:
“N.a.v. ons gesprek bevestigen wij hierbij dat de rechten van het softwareprogramma “ [programma] ” in handen van jou blijft.
Bij verkoop van de rechten van het softwareprogramma “ [programma] ” heeft [naam 1] het eerste recht van koop.
Wegens een opstartfase van 5 jaar bedraagt de licentievergoeding eerst 30% van de totale omzet van de vaste contracten en daarna 50%.
Met terugwerkende kracht mag de licentievergoeding van de eerste vijf jaar gecorrigeerd worden naar 50%.
Tevens is er besloten soepel om te gaan met de betalingen van de licentievergoeding vanwege de opstartfase.
Er hoeft geen rente te worden betaald over de nog te betalen licentievergoeding.”
Bij brief met dagtekening 5 januari 2007 heeft [oom] [naam 1] op de hoogte gesteld van zijn voornemen om de intellectuele eigendom van [programma] , om niet, over te dragen aan een op te richten Stichting Particulier Fonds (SPF) die de naam [naam 2] zal krijgen.
In deze brief heeft [oom] , voor zover relevant, opgemerkt:
“De SPF is nu nog in oprichting, maar zal beheerd gaan worden door [bedrijf 3] te Curaçao. (…)
[bedrijf 3] heeft een kopie van onze licentie overeenkomst gekregen, zij zullen ook uitvoering geven aan de afspraken in deze licentie overeenkomst en de licentie vergoedingen gaan innen. (…)
Nadat alles definitief is, kan, mag en zal ik mij niet meer met deze licentie bemoeien en ook niet met afspraken in de licentie overeenkomst, ook niet met SPF [naam 2] .”
De SPF is op [datum 3] 2007 opgericht en wordt bestuurd door [naam 3] van [bedrijf 3] te Curaçao.
Belanghebbende heeft op 18 mei 2007 een bedrag van € 230.000 overgeboekt naar een bankrekening die op naam staat van [oom] en/of mevrouw [echtgenote 2] , de echtgenote van [oom] (hierna: de bankrekening [oom] ). Bij deze overboeking is de volgende beschrijving vermeld:
“OVB NAAR DHR. [oom] CNFAFSPRAAK”.
[oom] heeft op [datum 4] 2007 een bedrag van $ 303.000 verworven tegen een valutakoers van 1,3439. Dientengevolge is een bedrag van € 225.463,20 van de bankrekening van [oom] afgeschreven. Bovendien is ter zake van deze transactie een transferprovisie van € 37,50 en een spoedtoeslag van € 25 afgeschreven van deze rekening.
Op [datum 4] 2007 heeft [oom] een bedrag van € 4.474,30 overgemaakt naar de rekening van belanghebbende. Bij deze overboeking is de volgende omschrijving vermeld:
“OVERSCHOT VAN AWF IV”.
Op 23 oktober 2007 is vanaf een bankrekening die mede op naam van [oom] staat een bedrag van $ 378.750 gestort op een bankrekening die op naam van [bedrijf 4] B.V. staat. Bij deze overboeking is volgens de omschrijving vermeld:
“4 X [naam 1] + 1 X [dochter oom] ”.
Ten aanzien van de vier participaties in Amerikaans [naam woningfonds] zijn verschillende inschrijfformulieren opgemaakt.1 Er is een met de pen ingevuld inschrijfformulier waarop staat vermeld dat het is opgemaakt op 21 mei 2007 en [naam 1] op eigen naam en voor eigen rekening en risico inschrijft op vier participaties. Op dit formulier is het mobiele telefoonnummer van [naam 1] vermeld. Een tweede inschrijfformulier vermeldt dat [naam 2] inschrijft op vier participaties. Dit formulier heeft als dagtekening 13 februari 2007 en vermeldt eveneens het mobiele telefoonnummer van [naam 1] . Een derde formulier met als dagtekening 20 mei 2007 vermeldt eveneens [naam 2] als inschrijver op vier participaties.
[naam 1] heeft [programma] niet zelf ontwikkeld en [programma] was reeds in gebruik bij belanghebbende op het moment van indiensttreding door [naam 1] bij belanghebbende. [oom] heeft [programma] niet doorverkocht, of op andere wijze de rechten op dit programma, althans op de daaruit voortvloeiende inkomsten, geheel of gedeeltelijk verloren. [oom] was de rechthebbende van dit programma, althans van de daaruit voortvloeiende inkomsten. [oom] heeft [programma] om niet overgedragen aan [naam 2] .
[naam 2] heeft voor het gebruik van [programma] licentievergoedingen aan belanghebbende gefactureerd. Vanaf het moment dat de licentievergoeding verschuldigd was tot het moment van voldoening van de factuur, heeft belanghebbende haar betalingsverplichting op de balans opgenomen onder de post “schulden aan leveranciers en handelskredieten” of de post “overlopende passiva”. Voor de verschuldigde licentievergoedingen in de jaren 2000 tot en met 2006 is pas voor het eerst in 2007 een factuur gestuurd.
Bij brief van 7 april 2016 aan [naam 2] heeft belanghebbende de licentieovereenkomst ontbonden. In de brief is het volgende opgenomen:
“Betreft: ontbinding licentie overeenkomst
Geachte heren,
Zoals u weet is [belanghebbende] verwikkeld in een juridisch geschil met de Nederlandse belastingdienst. [belanghebbende] zit in een spagaat tussen de belastingdienst en U. Een van de redenen hiervoor is dat de overeenkomst tussen SPF [naam 2] en [belanghebbende] B.V. nu al meer dan vijftien jaar loopt.
Deze situatie is bij u bekend en dat is ook de reden dat we al 2 jaar geen cijfers meer doorsturen en dat de betalingen van de oude facturen op hold zijn gezet.
De enige mogelijkheid om hieruit te komen is dat u ons een nieuwe overeenkomst doet toekomen met daarin een voorstel waarmee we verder kunnen. Hierin moeten ook de afgelopen jaren zijn opgenomen. Dit is voor beide partijen beter omdat we anders geen uitweg meer zien.
Ik verzoek u om mij binnen een week na de dagtekening van deze brief schriftelijk een nieuwe overeenkomst te doen toekomen.”
Bij brief van 15 april 2016 reageert [naam 2] met een voorstel voor een hernieuwde overeenkomst.
Bij overeenkomst van 28 april 2016 zijn belanghebbende en [naam 2] het volgende overeengekomen:
“Partijen komen overeen dat vanaf 1-1-2016 de volgende punten hun onderlinge contractuele relatie zullen regelen en dat alle voorgaande afspraken met deze overeenkomst per 1-1-2016 komen te vervallen:
-
De rekeningen van SPF [naam 2] aan [belanghebbende] bv over 2012 en 2013, die reeds in de boekhouding van SPF [naam 2] verwerkt zijn, zullen in hun geheel betaald worden.
-
Om enige zekerheid hierover te krijgen zien we graag een privé garantie stelling van de heer [naam 1] voor de jaren 2012 en 2013.
-
Deze overeenkomst kan pas ingaan en geldig zijn als er een getekende privé garantie stelling is over de jaren 2012 en 2013.
-
De getekende privé garantie stelling zal een onlosmakelijk onderdeel zijn van deze overeenkomst.
-
Over de reeds verlopen jaren 2014 en 2015, die nog niet gefactureerd zijn, zal de license fee verlaagd worden van 50% naar 25%.
-
Vanaf 2016 t/m 2019 zal de license fee van 25% naar 10% verlaagd worden.”
Blijkens het van de zitting van 26 mei 2016 opgemaakt proces-verbaal heeft [naam 1] in de onder 2.18 genoemde procedure voor het hof als volgt verklaard:
“ [naam 1] heeft aangegeven dat de licentieovereenkomst met terugwerkende kracht is gewijzigd, waardoor de licentieverplichting op termijn eindigt. De wijziging met terugwerkende kracht geldt niet voor het jaar 2007.
[naam 1] heeft aangegeven niet met zekerheid te kunnen zeggen wat de inhoud van de wijziging is, maar hij meent dat overeengekomen is dat over de jaren 2012 en 2013 slechts een licentievergoeding van 30% betaald zal worden over de omzet die behaald is met [programma] en over de jaren 2014 t/m 2018 een licentievergoeding van 10%. Na 2018 eindigt de licentieverplichting. [naam 1] heeft verklaard dat deze wijzigingen hebben plaatsgevonden doordat hij, vanwege de onderhavige procedure, de licentievergoedingen al een tijd niet meer betaald had en daarnaast ook geen afdrachten gedaan had over omzetten die niet gerealiseerd zijn i.v.m. faillissementen van klanten.”
De factuurdata en de betalingen van de licentievergoedingen zijn als volgt weer te geven:
Jaren |
Factuurdatum |
Licentie-vergoeding |
Percentage van de omzet |
1e betaling in jaar |
2e betaling in jaar |
2000 t/m 2003 |
31-12-2007 |
€ 234.000 |
30% |
€ 225.525 in 2007 |
€ 8.475 in 2008 |
2004 |
31-12-2007 |
€ 186.000 |
30% |
€ 186.000 in 2008 |
|
2005 |
31-12-2007 |
€ 215.543 |
30% |
€ 215.543 in 2008 |
|
2006 |
31-12-2007 |
€ 498.623 |
50% |
€ 498.623 in 2008 |
|
2007 |
27-05-2008 |
€ 758.251 |
50% |
€ 758.251 in 2008 |
|
2008 |
25-06-2009 |
€ 733.000 |
50% |
€ 733.000 in 2009 |
|
2009 |
01-09-2010 |
€ 510.000 |
50% |
€ 510.000 in 2010 |
|
2010 |
31-12-2010 |
€ 491.500 |
50% |
€ 245.750 in 2012 |
€ 245.750 in 2013 |
2011 |
31-12-2011 |
€ 577.315 |
50% |
€ 288.657 in 2013 |
€ 288.658 in 2014 |
2012 |
31-12-2012 |
€ 505.015 |
50% |
€ 252.507 in 2015 |
|
2013 |
31-12-2013 |
€ 439.557 |
50% |
- |
|
2014 |
Geen factuur |
||||
2015 |
Geen factuur |
Belanghebbende heeft voor de onderhavige jaren aangiften VPB gedaan van de volgende belastbare bedragen:
Jaar |
Belastbaar bedrag (€) |
2008 |
12.030 |
2009 |
19.743 |
2010 |
5.722 |
2011 |
78.877 |
2012 |
131.076 |
2013 |
52.974 |
2014 |
160.512 |
2015 |
103.280 |
Belanghebbende heeft in deze aangiften VPB de volgende licentievergoedingen aan [naam 2] in aanmerking genomen:
Jaar |
Omzet abonnementen (€) |
Percentage |
Licentievergoeding (€) |
2008 |
1.466.000 |
50 |
733.000 |
2009 |
1.020.000 |
50 |
510.000 |
2010 |
983.000 |
50 |
491.500 |
2011 |
1.154.629 |
50 |
577.315 |
2012 |
PM |
50 |
505.015 |
2013 |
879.115 |
50 |
439.557 |
2014 |
408.258 |
50 |
204.129 |
2015 |
376.874 |
50 |
188.437 |
Bij het opleggen van een navorderingsaanslag VPB over het jaar 2007 heeft de inspecteur de licentievergoeding volledig gecorrigeerd. Daarnaast heeft de inspecteur, met toepassing van de foutenleer, de op eerdere jaren betrekking hebbende licentievergoeding eveneens in 2007 gecorrigeerd. In hoger beroep heeft het hof2 beslist dat de licentievergoeding tot een bedrag van 10 percent van de behaalde omzet als zakelijk kan worden aangemerkt en dat de inspecteur, met betrekking tot de correctie over de jaren vóór 2007, terecht de foutenleer had toegepast (hierna: de hofuitspraak). Op het ingediende cassatieberoepschrift heeft de Hoge Raad3 geoordeeld dat de foutenleer in casu niet van toepassing is. De overige middelen van cassatie zijn door de Hoge Raad met toepassing van artikel 81 Wet op de rechterlijke organisatie afgewezen.
Ook bij het opleggen van de (navorderings)aanslagen VPB over de onderhavige jaren heeft de inspecteur de licentievergoedingen volledig gecorrigeerd (correctie 19). Daarnaast heeft hij de hierna volgende correcties aangebracht omdat geen sprake zou zijn van zakelijke uitgaven. Deze correcties vloeien voort uit een boekenonderzoek dat de inspecteur is gestart op 28 februari 2012. Op 6 maart 2014 is van dit onderzoek een rapport uitgebracht.
Correctie 1 [naam dienstverlener 1] :
Bedrag factuur 2008: |
3.500 |
Meer OB 2008: |
559 |
Minder afschrijving in 2009 t/m 2011: |
588 |
Correctie 2 [naam leverancier 1] :
Bedrag factuur 2008: |
8.032 |
Meer OB 2008: |
1.282 |
Minder afschrijving in 2008: |
619 |
Minder afschrijving in 2009 t/m 2011: |
675 |
Correctie 3 [naam leverancier 2] :
Bedrag factuur 2009: |
6.250 |
Meer OB 2009: |
998 |
Minder afschrijving in 2009: |
788 |
Minder afschrijving in 2010 en 2011: |
1.050 |
Correctie 4 [naam leverancier 3] :
Bedrag factuur 2009: |
13.566 |
Meer OB 2009: |
2.166 |
Minder afschrijving in 2009: |
760 |
Minder afschrijving in 2010 en 2011: |
2.280 |
Correctie 5 [naam dienstverlener 2] :
Bedrag factuur 2009: |
3.000 |
Meer OB 2009: |
479 |
Minder afschrijving in 2009: |
336 |
Minder afschrijving in 2010 en 2011: |
504 |
Correctie 6 [naam leverancier 4] :
Bedrag factuur 2009: |
15.470 |
Meer OB 2009: |
2.470 |
Minder afschrijving in 2009: |
2.383 |
Minder afschrijving in 2010 en 2011: |
2.600 |
Correctie 7 [naam leverancier 5] :
Bedrag factuur 2010: |
4.900 |
Meer OB 2010: |
782 |
Minder afschrijving in 2010: |
755 |
Minder afschrijving in 2011: |
824 |
Correctie 8 [naam leverancier 6] :
Bedrag factuur 2010: |
4.668 |
Meer OB 2010: |
745 |
Minder afschrijving in 2010: |
327 |
Minder afschrijving in 2011: |
785 |
Correctie 9 [naam leverancier 7] :
Kassabon 2010: |
2.581 |
Meer OB 2010: |
412 |
Minder afschrijving in 2010: |
181 |
Minder afschrijving in 2011: |
434 |
Correctie 10 [naam dienstverlener 3] :
Contante opname 2010: |
3.500 |
Meer OB 2010: |
559 |
Minder afschrijving in 2010: |
392 |
Minder afschrijving in 2011: |
588 |
Correctie 11 [naam dienstverlener 4] :
Bedrag factuur 2010: |
1.980 |
Meer OB 2010: |
316 |
Minder huisvestingskosten 2010: |
1.664 |
Correctie 12 [naam dienstverlener 5] :
Bedrag factuur 2009: |
3.040 |
Bedrag facturen 2010: |
4.770 |
Meer OB 2009: |
485 |
Meer OB 2010: |
762 |
Minder inkoopwaarde omzet 2009: |
2.555 |
Minder huisvestingskosten 2010: |
2.885 |
Minder algemene kosten 2010: |
1.123 |
Correctie 13 [naam dienstverlener 6] :
Bedrag factuur 2010: |
2.499 |
Meer OB 2010: |
399 |
Minder huisvestingskosten 2010: |
2.100 |
Correctie 14 [naam dienstverlener 7] :
Bedrag factuur 2010: |
3.000 |
Meer OB 2010: |
479 |
Minder huisvestingskosten 2010: |
2.521 |
Correctie 15 autokosten:
Bedrag facturen 2010: |
1.466 |
Meer OB 2010: |
234 |
Minder autokosten 2010: |
1.232 |
Correctie 16 [naam dienstverlener 8] :
Bedrag facturen 2010: |
7.544 |
Meer OB 2010: |
572 |
Minder onderhoud gebouwen 2010: |
6.972 |
Correctie 17 [naam dienstverlener 9] :
Bedrag factuur 2010: |
3.332 |
Meer OB 2010: |
532 |
Minder onderhoud gebouwen 2010: |
2.800 |
Correctie 18 [naam leverancier 8] :
Bedrag factuur 2010: |
1.225 |
Minder personeelskosten 2010: |
1.225 |
Correctie 20 [naam werknemer belanghebbende] :
Uitdeling winst 2008: |
18.887 |
Minder bijzondere lasten 2008: |
18.887 |
Tot slot heeft de inspecteur de door belanghebbende in de aangiften VPB 2008 tot en met 2010 geclaimde kleinschaligheidsinvesteringaftrek (hierna: KIA) met de volgende bedragen gecorrigeerd:
Jaar |
KIA (€) |
2008 |
1.618 |
2009 |
5.897 |
2010 |
3.682 |
De in 2.19 genoemde correcties hebben geleid tot de volgende (navorderings)aanslagen VPB en beschikkingen:
- 2008: een navorderingsaanslag ( [aanslagnummer 1] ) naar een belastbaar bedrag van € 766.154 en een beschikking heffingsrente van € 31.062;
- 2009: een navorderingsaanslag ( [aanslagnummer 2] ) naar een belastbaar bedrag van € 543.725 en een beschikking heffingsrente van € 15.882;
- 2010: een aanslag naar een belastbaar bedrag van € 532.778 en een beschikking heffingsrente van € 11.564;
- 2011: een aanslag naar een belastbaar bedrag van € 666.520 en een beschikking heffingsrente van € 9.833;
- 2012: een aanslag naar een belastbaar bedrag van € 636.091 en een beschikking belastingrente van € 11.154;
- 2013: een aanslag naar een belastbaar bedrag van € 492.531 en een beschikking belastingrente van € 12.833;
- 2014: een navorderingaanslag ( [aanslagnummer 3] ) naar een belastbaar bedrag van € 364.641 en een beschikking belastingrente van € 13.699;
- 2015: een aanslag naar een belastbaar bedrag van € 291.717 en een beschikking belastingrente van € 8.448.
De in 2.19, onder de correcties 1 tot en met 17, genoemde bedragen aan omzetbelasting (in totaal € 14.231) zijn begrepen in de naheffingsaanslag OB. Bij het opleggen van de naheffingsaanslag is een vergrijpboete van 50 percent opgelegd voor wat betreft de over de tijdvakken in de jaren 2009 en 2010 te weinig op aangifte voldane OB. De naheffingsaanslag ( [aanslagnummer 4] ) is opgelegd naar een bedrag van € 14.231, met een beschikking vergrijpboete van € 6.195 en een beschikking heffingsrente van € 1.539.
[oom] is op [datum 4] 2017 overleden. De erven van wijlen [oom] zijn opgekomen tegen een Belgische aanslag in de personenbelasting en aanvullende gemeentebelasting voor het jaar 2013, in welke aanslag inkomsten van [naam 2] rechtstreeks zijn toegerekend aan wijlen [oom] . De rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling [plaats] , heeft op 24 juli 2019 geoordeeld dat de vordering van eisers gegrond is en heeft de aanslag vernietigd.
De weduwe van [oom] (eerder genoemde mevrouw [echtgenote 2] ) heeft voor de jaren vanaf 2015 in België een regularisatieaangifte, gedagtekend 29 april 2020, ingediend. Hierin zijn door [naam 2] ontvangen licentievergoedingen, in het kader van de zogeheten Kaaimantaks, aangegeven omdat de weduwe van [oom] moet worden geacht de uiteindelijk begunstigde te zijn van [naam 2] . Op basis van deze aangifte is de weduwe van [oom] , volgens een e-mailbericht van een medewerker van het Belgische Ministerie van Financiën, € 55.682,01 aan belasting verschuldigd.
De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag VPB 2014 en beschikking belastingrente vernietigd, de overige (navorderings)aanslagen en de naheffingsaanslag en beschikkingen heffingsrente/belastingrente en de boetebeschikking verminderd zoals hierna vermeld, de inspecteur en de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 3.110 respectievelijk € 890, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 759 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 338 aan haar vergoedt.
De aanslagen en beschikkingen zijn door de rechtbank als volgt verminderd:
- navorderingsaanslag Vpb 2008: belastbaar bedrag van € 619.554;
- navorderingsaanslag Vpb 2009: belastbaar bedrag van € 441.725:
- aanslag Vpb 2010: belastbaar bedrag van € 434.478;
- aanslag Vpb 2011: belastbaar bedrag van € 551.057;
- aanslag Vpb 2012: belastbaar bedrag van € 131.076;
- aanslag Vpb 2013: belastbaar bedrag van € 52.974;
- aanslag Vpb 2015: belastbaar bedrag van € 103.280;
- naheffingsaanslag OB: € 13.672, met een boete van € 4.732;
waarbij de beschikkingen heffingsrente/belastingrente steeds dienovereenkomstig zijn verminderd.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslagen en de beschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd/gegeven.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat correctie 10 moet vervallen en dat de correcties 3, 8, 11, 12, 13, 15, 16, 17 en 20 terecht zijn aangebracht.
Partijen concluderen tot gegrondverklaring van hun hoger beroep en vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vaststelling van de aanslagen en beschikkingen tot de door hen bepleite bedragen.