Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-03-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:701, 22/00462 tot en met 22/00471
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-03-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:701, 22/00462 tot en met 22/00471
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 maart 2024
- Datum publicatie
- 11 april 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:518, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/00462 tot en met 22/00471
- Relevante informatie
- Art. 55 AWR, Art. 67e AWR, Art. 67d AWR
Inhoudsindicatie
Tijdens een strafrechtelijk onderzoek ingesteld tegen belanghebbende worden in de woning van belanghebbende drugs en (op de dakkapel) ca. € 546.000 in contanten aangetroffen. De inspecteur stelt een boekenonderzoek in en daaruit blijken negatieve bedragen netto–privé voor de jaren 2012 – 2015. De inspecteur legt (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw op. Belanghebbende stelt, ter verklaring van de negatieve netto -privés, een erfenis uit Turkije te hebben ontvangen en legt verklaringen over van familie, een Turks dorpshoofd en getuigen en deskundigen.
Het hof oordeelt dat de bewijslast voor alle in geschil zijnde jaren kan worden omgekeerd en verzwaard. Het hof acht belanghebbende niet geslaagd in het (verzwaarde) bewijs dat de (navorderings)aanslagen tot onjuiste bedragen zijn opgelegd en acht de schattingen van de inspecteur redelijk. Het hof oordeelt dat de inspecteur ter zake van de over 2012 tot en met 2015 opgelegde vergrijpboeten slaagt in zijn bewijslast die volgt uit de arresten van de Hoge Raad van 8 april 2022 en 3 februari 2023 en acht de boeten ook passend en geboden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 22/00462 tot en met 22/00471
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 3 februari 2022, nummers BRE 18/2977 tot en met 18/2984, 18/8198 en 18/8199, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft over de jaren 2012 tot en met 2014 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en voor de jaren 2015 en 2016 aanslagen IB/PVV opgelegd. Tevens is bij beschikking over alle genoemde jaren jaarlijks belastingrente in rekening gebracht en zijn met betrekking tot de jaren 2012 tot en met 2015 bij beschikking vergrijpboeten opgelegd.
De inspecteur heeft over de jaren 2012 tot en met 2014 navorderingsaanslagen Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) en voor de jaren 2015 en 2016 aanslagen Zvw opgelegd. Tevens is bij beschikking over alle genoemde jaren jaarlijks belastingrente in rekening gebracht.
Als gevolg van de navorderingsaanslag IB/PVV over 2014 is over dat jaar niet langer sprake van een negatief inkomen uit werk en woning. Hierdoor is de oorspronkelijke verrekening van het negatief inkomen uit werk en woning 2014 met het inkomen uit werk en woning 2011, door de inspecteur herzien. Over het jaar 2011 heeft de inspecteur ter zake een navorderingsaanslag opgelegd.
Belanghebbende heeft tegen alle in 1.1 genoemde (navorderings)aanslagen en beschikkingen en tegen de navorderingsaanslag 2011 bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw, de beschikkingen belastingrente en de boetebeschikkingen over de jaren 2012 tot en met 2015 ongegrond verklaard en de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw en bijbehorende beschikking belastingrente over het jaar 2016 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de in 1.3 genoemde uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank.
De inspecteur heeft aan belanghebbende meegedeeld de aanslagen IB/PVV 2016 en Zvw 2016 niet te herzien. Belanghebbende heeft tegen de afwijzing van zijn verzoek om ambtshalve vermindering van deze aanslagen bezwaar gemaakt. Tussen de inspecteur en belanghebbende is daarop overeengekomen dat laatstbedoeld bezwaar middels prorogatie in beroep aan de rechtbank zal worden voorgelegd. De rechtbank heeft het hier bedoelde bezwaarschrift als beroepschrift in behandeling genomen.
De rechtbank heeft de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar betreffende de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2013 tot en met 2016 en betreffende de beschikkingen belastingrente 2013-2016 gegrond verklaard. De rechtbank heeft de bestuurlijke boeten over de jaren 2012 tot en met 2015 verlaagd wegens overschrijding van de redelijke termijn. Voor het overige heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft respectievelijk op 14 juli en 28 november 2022 en 12 juni, 6 juli en 13 oktober 2023 nadere stukken ingediend, die door tussenkomst van de griffier alle in kopie zijn gestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende dreef tezamen met [persoon 1] vanaf 1 april 2012 een onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma genaamd ‘ [de vof] ’. Per 9 oktober 2014 is deze vennootschap onder firma ontbonden en is de onderneming door belanghebbende voortgezet in de vorm van een eenmanszaak, ook onder de naam ‘ [de onderneming] ’ (hierna: de onderneming). In de onderneming werd een growshop geëxploiteerd.
Per 16 december 2014 is de locatie waar de onderneming was gevestigd, op last van de burgemeester voor de duur van 12 maanden gesloten wegens verkoop van hennepstekken en hennepolie en het voorhanden hebben van hasj. Per 1 april 2016 heeft belanghebbende zijn onderneming gestaakt.
Belanghebbende is voor de jaren 2012 tot en met 2016 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV/Zvw. Hij heeft voor de jaren 2012, 2014, 2015 en 2016 binnen de daarvoor gestelde termijnen aangifte IB/PVV/Zvw gedaan.
Voor het jaar 2013 is belanghebbende door de inspecteur uitgenodigd, herinnerd en aangemaand om aangifte IB/PVV/Zvw te doen. Belanghebbende heeft voor 2013 aangifte IB/PVV/Zvw gedaan na het verstrijken van de termijn zoals genoemd in de aanmaning.
Voor het jaar 2012 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV/Zvw gedaan naar een inkomen uit werk en woning en tevens verzamelinkomen van € 28.720. Nadat de aanslagen IB/PVV en Zvw waren opgelegd, heeft belanghebbende een tweede aangifte IB/PVV/Zvw ingediend naar een inkomen uit werk en woning en tevens verzamelinkomen van € 3.387, resulterend in een te betalen bedrag aan belasting van nihil. Deze aangifte is in behandeling genomen als een bezwaar. Wegens termijnoverschrijding is het bezwaar nietontvankelijk verklaard.
De inspecteur is ambtshalve gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoetgekomen en heeft de aanslag IB/PVV verminderd naar één gebaseerd op een inkomen uit werk en woning en tevens verzamelinkomen van € 4.352 en heeft de aanslag Zvw evenredig verminderd. De bijbehorende belastingrentebeschikkingen zijn verminderd naar nihil.
Voor het jaar 2013 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV/Zvw gedaan naar een inkomen uit werk en woning en tevens verzamelinkomen van negatief € 2.593. De reeds aan belanghebbende opgelegde ambtshalve aanslagen IB/PVV en Zvw en bijbehorende belastingrentebeschikking, zijn conform de ingediende aangifte verminderd. De opgelegde verzuimboete is gehandhaafd.
Voor het jaar 2014 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV/Zvw gedaan naar een inkomen uit werk en woning en tevens verzamelinkomen van negatief € 20.872. Conform de ingediende aangifte zijn aan belanghebbende aanslagen IB/PVV en Zvw opgelegd.
Voor het jaar 2015 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV/Zvw gedaan naar een inkomen uit werk en woning en tevens verzamelinkomen van negatief € 18.734.
Voor het jaar 2016 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV/Zvw gedaan naar een inkomen uit werk en woning en tevens verzamelinkomen van negatief € 4.793.
Op 23 februari 2016 heeft in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen onder meer belanghebbende en zijn echtgenote een doorzoeking van de woning van belanghebbende plaatsgevonden. Bij deze doorzoeking is het volgende in de woning aangetroffen:
- -
-
Gedroogde hennep (ca. 3,4 kilogram).
- -
-
Henneptoppen (ca. 36 gram).
- -
-
Hasj (ca. 122 gram).
- -
-
Plastic zakken met daarin € 546.000 aan contant geld, aangetroffen op de dakkapel van de woning van belanghebbende.
De inkoopwaarde van de gevonden drugs is € 12.490.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek heeft belanghebbende zich beroepen op zijn zwijgrecht en heeft hij niet verklaard over de herkomst van de aangetroffen drugs en de aangetroffen contanten. De politie heeft met datum 31 december 2016 een rapport kasopstelling opgesteld over de periode 1 januari 2007 tot en met 23 februari 2016. Hierbij is door de politie onder meer gebruik gemaakt van voorwerpen en bescheiden (waaronder aankoopfacturen) die tijdens de doorzoeking van de woning van belanghebbende zijn aangetroffen, bankgegevens, gegevens betreffende contante stortingen en gegevens van de Belastingdienst (onder andere gegevens van derdenonderzoeken).
Op grond van artikel 55 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) heeft de inspecteur op 21 april 2016 de officier van justitie verzocht om gegevens en inlichtingen uit het strafrechtelijk onderzoek. De officier van justitie heeft dit verzoek van de inspecteur ingewilligd.
De inspecteur heeft bij brief van 28 september 2016 een boekenonderzoek aangekondigd naar onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV/Zvw over de jaren 2011 tot en met 2015, waarbij het onderzoek zich heeft beperkt tot het opstellen van een vermogensvergelijking over de periode 1 januari 2012 tot en met 23 februari 2016. Tijdens het inleidend gesprek op 27 oktober 2016 wilden belanghebbende en zijn echtgenote over de herkomst van de plastic zakken met daarin € 546.000 aan contant geld geen uitspraken doen. Wat betreft de aangetroffen drugs heeft belanghebbende toen verklaard dat deze bestemd waren voor eigen gebruik.
Met dagtekening 1 augustus 2017 is het definitieve controlerapport, waarin de bevindingen van het boekenonderzoek zijn opgenomen, aan belanghebbende toegezonden (hierna: het controlerapport). Bij het controlerapport is een vermogensvergelijking over de periode 1 januari 2012 tot en met 23 februari 2016 opgenomen, waaraan voor elk van de in geschil zijnde jaren de conclusie is verbonden dat sprake is van een negatief netto privé.
Ter zitting bij de rechtbank heeft de gemachtigde verklaard dat de inspecteur heeft aangetoond dat de uitgaven die zijn gebleken uit het rapport kasopstelling van de politie, door belanghebbende en zijn echtgenote zijn gedaan en dat in beroep voor elk van de in geschil zijnde jaren kan worden uitgegaan van de in het controlerapport vermelde bedragen aan negatief netto privé.
Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek zijn de in onderdeel 1.1. genoemde (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw opgelegd. Over genoemde jaren zijn ten aanzien van belanghebbende – naast enkele niet in geschil zijnde correcties – bedragen in aanmerking genomen als resultaat uit overige werkzaamheden (box 1) en als belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3):
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
|
Correctie b.i. box 3 |
- |
€ 3.670 |
€ 9.031 |
€ 14.378 |
€ 19.697 |
Negatief netto-privé |
€ 9.107 |
€ 36.262 |
€ 40.816 |
€ 57.525 |
€ 4.298 |
Correctie contant geld en drugs |
€ 134.037 |
€ 134.037 |
€ 134.037 |
€ 134.037 |
€ 22.339 |
Resultaat Ov. Werkzaamheden |
€ 143.144 |
€ 170.299 |
€ 174.853 |
€ 191.562 |
€ 26.637 |
In de bezwaarfase heeft belanghebbende een door een zus van belanghebbende op 9 augustus 2016 ten overstaan van een Turkse notaris afgelegde en ondertekende verklaring overgelegd, opgesteld in de Turkse taal en door een gecertificeerd vertaler vertaald naar het Engels, luidende:
"I, [zus] , hereby declare that 1 handed over TL 2.000.000,00, which is the inheritance amount having been inherited from our mother [moeder] to us (the portion belonging to [zus] and [broer] ) to my brother [broer] in cash (by hand) on 05.09.2010."
Bij de verklaring is een kopie van het ID-bewijs van de zus gevoegd. De moeder van belanghebbende – mevrouw [moeder] – is overleden in 1999 en de vader van belanghebbende was (in ieder geval) in september 2022 nog in leven.
Op 25 januari 2018 heeft de gemachtigde van belanghebbende inzage gekregen in het dossier. Op 22 februari 2018 is namens belanghebbende de gemachtigde van belanghebbende gehoord. Tijdens het horen is aan de gemachtigde gevraagd of het verkrijgen van het deel van de erfenis door belanghebbende met andere/meer stukken onderbouwd kan worden. De gemachtigde heeft daarop aangegeven dat de in onderdeel 2.14 bedoelde verklaring zijns inziens voldoende was.
In de beroepsfase heeft belanghebbende een door de in 2.14 genoemde zus ten overstaan van het dorpshoofd en een tweetal getuigen afgelegde en op 5 september 2010 ondertekende verklaring overgelegd, opgesteld in de Turkse taal en door een gecertificeerd vertaler vertaald naar het Engels, die luidt:
“I have received in cash the amount of all rights on my part from all the immovable properties and cash money and golden having remained from the our deceased mother [moeder] to us, the inheritors, being registered in her name before our Village Headman and witnesses whose names are written below and hereafter 1 hereby declare that I do not have any right in the immovable properties and cash money and golden available in the name of our deceased mother and I will not claim any right from the same. Having said this, the signature of [zus] has been received. 05.09.2010“
Het dorpshoofd en een tweetal getuigen hebben daarop verklaard:
“The declaration of [zus] given above is accurate. She has received all her rights on her part from all the immovable properties and cash money and golden having remained from her deceased mother in CASH by converting the same into money upon reaching an agreement and the cash money on her party has been delivered to her before us. Thereafter, she has not had any right from the inheritance by her deceased mother and will not claim any right.
Due to all these reasons mentioned above, this Declaration has been agreed upon before us, the village headman, and witnesses and this Declaration has been undersigned upon agreeing with free will of the relevant person in relation to the fact that [zus] has received all her rights in cash and such rights have been delivered to her before us. 05.09.2010“
In hoger beroep heeft belanghebbende een tweetal processen-verbaal van verhoren van deskundigen overgelegd, beide afgelegd in het kader van eerdergenoemd strafrechtelijk onderzoek. Voorts is overgelegd een proces-verbaal van een verhoor op 16 november 2022 van een andere zus van belanghebbende waarin voor zover van belang is verklaard:
“(…)
Klopt het dat u uit een zeer vermogende familie komt?
Dat is juist.
Klopt het dat uw moeder een erfenis heeft nagelaten bij haar overlijden en weet u nog wat die erfenis inhield?
Er was inderdaad een behoorlijk grote erfenis na het overlijden van mijn moeder. Maar het is lang geleden.
Klopt het dat uw zus [zus] de erfenis in haar beheer had?
Ja dat klopt.
(…)
Wat heeft [zus] met de erfenis gedaan?
Zij was degene die voor moeder zorgde en na het overlijden van moeder heeft zij de erfenis evenredig verdeeld onder ons.
Wie is onder ons? Wie bedoelt u daarmee?
Dat is tussen alle kinderen geweest. (…) Er zijn in totaal zeven kinderen.
Weet u ook wat aan [belanghebbende] (hof: hiermee wordt belanghebbende aangeduid) toekwam?
Het is lange tijd geleden. Al 22/23 jaar geleden. Ik meen dat hem een deel van 1,5 tot 2 miljoen Turkse lira toe kwam.
Weet u wanneer hij dat bedrag in ontvangst heeft genomen?
Het deel dat aan mij toekwam, dat heb ik ongeveer 22/23 jaar geleden gekregen. Dat is lange tijd geleden, ik kan me dat niet goed herinneren. [belanghebbende] heeft dat ook rond die tijd gekregen, denk ik.
Kan het zijn dat [belanghebbende] zijn deel rond 2010 heeft gekregen?
Dat kan ik mij niet herinneren. (…)
(…)
Mijn ouders, beide ouders, zijn altijd vermogend geweest. Mijn vader behoort toe aan een `asiret' (stam) en heeft ook veel grond in bezit. Dus we zijn altijd vermogend geweest.
(…)
Weet u wat de samenstelling van de nalatenschap van moeder was? Welke bestanddelen?
Goud en geld, dat is wat ik mij herinner van het deel dat ik heb gekregen.
(…)
Begrijp ik goed dat [zus] dat goud en geld fysiek aan u heeft gegeven?
In die tijd was het geen gebruik om het geld bij banken te stallen dus het geld is contant overhandigd. Ik heb het ook in fysieke vorm gekregen, contant. (…)”
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Moet de bewijslast voor de jaren 2012 tot en met 2016 worden omgekeerd en verzwaard wegens het niet doen van de vereiste aangiften?
II. Zijn de (navorderings)aanslagen over de jaren 2012 tot en met 2016 terecht en tot de juiste bedragen vastgesteld?
III. Zijn de boeten terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?
Belanghebbende concludeert, naar het hof begrijpt, tot vernietiging van de navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw 2012 tot en met 2014, vermindering van de aanslagen IB/PVV en Zvw 2015 en 2016 in overeenstemming met de ingediende aangiften en vernietiging van de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.