Home

Hoge Raad, 10-08-2007, BA4569, 43651

Hoge Raad, 10-08-2007, BA4569, 43651

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 augustus 2007
Datum publicatie
10 augustus 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA4569
Formele relaties
Zaaknummer
43651

Inhoudsindicatie

Gelijkheidsbeginsel; Vinkenslagberoep

Uitspraak

Nr. 43.651

10 augustus 2007

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 oktober 2006, nr. 05/00592, betreffende na te melden aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

De Rechtbank te Breda heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 12 april 2007 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Belanghebbende heeft de hem opgelegde aanslag bestreden met een beroep op het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur, daarbij onder meer wijzend op de afspraken die door de fiscus in het verleden zijn gemaakt met bewoners van het woonwagencentrum Vinkenslag te Maastricht. Dat beroep is door de Rechtbank en het Hof verworpen.

3.2.1. Vooropgesteld moet worden dat die - met een beperkte groep belastingplichtigen gemaakte - afspraken samenhingen met door de betrokken belastingplichtigen opgeworpen belemmeringen bij de handhaving van de wet; hieraan had geen relevantie mogen worden toegekend voor de heffing van belasting.

3.2.2. Het gelijkheidsbeginsel, als beginsel van behoorlijk bestuur, strekt niet zo ver dat een bestuursorgaan dat tot het inzicht is gekomen dat een jegens een bepaalde groep gevoerd beleid een bevoordeling inhoudt van deze justitiabelen, die op de in 3.2.1 vermelde grond ongerechtvaardigd is, gehouden is aan anderen een gelijk, even ongerechtvaardigd voordeel te verlenen. De rechtsplicht tot het in acht nemen van beginselen van behoorlijk bestuur brengt in zo'n geval mee dat de ongerechtvaardigd geachte bevoordeling wordt gestaakt in plaats van uitgebreid. Wanneer tot dat staken is besloten, kunnen anderen voor het verleden derhalve niet met vrucht een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel.

3.2.3. Belanghebbendes hiervoor in 3.1 weergegeven beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt derhalve, zoals het Hof met juistheid, zij het op andere gronden, heeft geoordeeld. Voor zover de klachten daarop betrekking hebben, falen zij.

3.3. De klachten kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, C.J.J. van Maanen, C. Schaap en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2007.