Home

Hoge Raad, 04-06-2010, BL1015, 08/00314

Hoge Raad, 04-06-2010, BL1015, 08/00314

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
4 juni 2010
Datum publicatie
4 juni 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BL1015
Formele relaties
Zaaknummer
08/00314
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024], Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 279

Inhoudsindicatie

Art. 229b Gemeentewet. Rioolrecht. Kosten verwerking rioolslib hangen meer dan zijdelings met riolering samen.

Uitspraak

Nr. 08/00314

4 juni 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 10 december 2007, nr. 05/00392, betreffende na te melden aanslag in het afvoerrecht riolering van de gemeente Amsterdam.

1. Het geding in feitelijke instantie

Aan belanghebbende, gebruikster van het eigendom a-straat 1 te Z, is voor het jaar 1990 een aanslag in het afvoerrecht riolering opgelegd ten bedrage van ƒ 633.150, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur van de gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam (hierna: de Inspecteur) is gehandhaafd.

Het Gerechtshof te Amsterdam heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

2. Het eerste en tweede geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam is op het beroep van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: het College) bij arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2001, nr. 36012, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest. De uitspraak van laatstgenoemd hof is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 2 december 2005, nr. 39273, LJN AU7345, BNB 2006/68, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

3. Het derde geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 18 december 2009 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

4. Beoordeling van het middel

4.1. Het Hof diende na verwijzing te beoordelen of de in de raming van de rioleringskosten opgenomen posten 'Verwerken rioolslib in de afvalverwerkingsinstallatie Noord' en 'Beoordeling kwantiteit en kwaliteit van het te ontvangen rioolwater op het rioleringsstelsel' niet of slechts zijdelings met de riolering samenhangen en derhalve niet als rioleringskosten hadden mogen worden aangemerkt (onderdeel 4.3.2 van het tweede verwijzingsarrest en onderdeel 3.1 van 's Hofs uitspraak).

4.2. Het Hof is ervan uitgegaan dat kostenposten niet of slechts zijdelings met de riolering samenhangen, indien zij daarmee voor minder dan 10 percent samenhangen. Hiermee heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat als uitgangspunt moet worden genomen dat kostenposten slechts dan niet (geheel of ten dele) als kosten ter zake van de riolering kunnen worden aangemerkt, indien zij geheel of nagenoeg geheel andere doeleinden dienen. Dat uitgangspunt is juist (HR 31 maart 1999, nr. 33427, LJN AA2710, BNB 1999/221, onder 5.6). Voor zover de in het middel vervatte klachten van een andere opvatting uitgaan, falen zij.

4.3. Het Hof heeft ten aanzien van de post rioolslibverwerking geoordeeld (i) dat hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd voldoende steun biedt aan de gevolgtrekking dat in de afvalverwerkingsinstallatie Noord rioolslib is verwerkt dat is achtergebleven in de rioolbuizen, (ii) dat dit slib, als het daar niet werd weggehaald, de inspectie van de rioolbuizen zou belemmeren, (iii) dat aannemelijk is dat daardoor die slibverwijdering is opgeroepen door het gebruik van de riolering overeenkomstig de bestemming en (iv) dat aannemelijk is dat de betrokken kostenpost niet de kosten van zuivering door het waterschap omvat (onderdeel 4.3 van 's Hofs uitspraak). Op grond van deze overwegingen is het Hof tot de conclusie gekomen dat de kostenpost 'Verwerken rioolslib' in grotere mate dan slechts zijdelings met de riolering samenhangt (onderdeel 5 van 's Hofs uitspraak).

4.4. Het in 4.3 weergegeven oordeel van het Hof geeft geen blijk van miskenning of verkeerde uitleg van het in 4.1 bedoelde beoordelingscriterium voor de procedure na verwijzing. Voor het overige kan dit oordeel, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, niet nader op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. In zoverre faalt het middel.

4.5. De overige in het middel vervatte klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2010.