Home

Hoge Raad, 08-04-2011, BP2256, 09/05031

Hoge Raad, 08-04-2011, BP2256, 09/05031

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 april 2011
Datum publicatie
8 april 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BP2256
Formele relaties
Zaaknummer
09/05031

Inhoudsindicatie

Art. 10 Wet LB 1964; art. 34 Wfsv. Op werknemer verhaalde WGA-premie is negatief loon.

Uitspraak

Nr. 09/05031

8 april 2011

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 november 2009, nr. 08/00691, betreffende een ingehouden bedrag aan loonbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Van belanghebbende is over maart 2007 een bedrag aan loonbelasting en premie volksverzekeringen (hierna tezamen: de loonheffing) ingehouden. Het door belanghebbende tegen de inhouding gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Breda (nr. AWB 08/1433) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de ingehouden loonheffing verminderd.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Minister heeft een conclusie van dupliek ingediend.

De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 23 december 2010 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam. Op zijn loon over de maand maart 2007 is loonheffing ingehouden.

3.1.2. De werkgever heeft op de voet van artikel 34, lid 2, van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) op het resterende netto-loon een bedrag van € 11,64 verhaald, te weten de helft van de door de werkgever verschuldigde en afgedragen gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas ter uitvoering van de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (hierna: WGA-premie).

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de op belanghebbende verhaalde WGA-premie niet in mindering komt op het loon waarover loonheffing is verschuldigd. Daartegen richt zich het middel.

3.3.1. Ingevolge artikel 34, lid 1, Wfsv zijn premies in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waaronder de WGA-premie, verschuldigd door werkgevers. Ingevolge artikel 34, lid 2, Wfsv kan de werkgever ten hoogste de helft van de door hem verschuldigde WGA-premie verhalen op de werknemer. De werkgever van belanghebbende heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.

3.3.2. Indien een werkgever van deze bevoegdheid tot verhaal gebruik maakt, is het gevolg daarvan dat de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking een deel van zijn loon aan de werkgever afdraagt als bijdrage in de WGA-premie die door zijn werkgever verschuldigd is. Die afdracht dient te worden aangemerkt als negatief loon (vgl. HR 5 februari 2010, nr. 07/13543, LJN BH9189, BNB 2010/164).

3.3.3. Het vorenoverwogene betekent dat het loon van belanghebbende waarover loonheffing is ingehouden, dient te worden verminderd met het bedrag van de op hem verhaalde WGA-premie. Voor dat geval is buiten geschil dat op het loon van belanghebbende € 5,67 minder loonheffing had moeten worden ingehouden, welk bedrag door de Inspecteur aan belanghebbende moet worden teruggegeven.

3.3.4. Het middel slaagt in zoverre en behoeft voor het overige geen behandeling. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De uitspraak van de Rechtbank zal worden bevestigd, wat er zij van de daartoe door de Rechtbank gebezigde gronden.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 110,

gelast dat de Staat aan het Hof betaalt het griffierecht ter zake van de behandeling van het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep ten bedrage van € 433,

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1748, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en

veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2011.