Hoge Raad, 24-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:103, 13/00724
Hoge Raad, 24-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:103, 13/00724
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 januari 2014
- Datum publicatie
- 24 januari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:103
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1137, Gevolgd
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ1825, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/00724
Inhoudsindicatie
Art. 3.145 Wet IB 2001. Art. 58, lid 1 Wfsv. Art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Art. 26 IVBPR. Art. 14 EVRM. Mag bij de bepaling van een middelingsteruggaaf rekening worden gehouden met de (herrekende) premie volksverzekeringen?
Uitspraak
24 januari 2014
nr. 13/00724
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 29 januari 2013, nrs. SGR 12/8973 tot en met 12/8975, betreffende een verzoek om teruggaaf van inkomstenbelasting voor de jaren 2007, 2008 en 2009. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 9 oktober 2013 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de middelen
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende heeft voor de jaren 2007, 2008 en 2009 verzocht om een (middelings)teruggaaf van inkomstenbelasting.
De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen.
Voor de Rechtbank was in geschil of de middelingsteruggaaf terecht is geweigerd. Daarbij ging het om de vraag of bij het bepalen van het recht op een middelingsteruggaaf rekening mag worden gehouden met herrekende premie volksverzekeringen. De Rechtbank heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Hiertegen richten zich de middelen.
De middelen falen op de gronden vermeld in de onderdelen 5.4 tot en met 5.19 van de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.