Hoge Raad, 25-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2688, 16/01461
Hoge Raad, 25-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2688, 16/01461
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 november 2016
- Datum publicatie
- 25 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:2688
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:367
- Zaaknummer
- 16/01461
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
25 november 2016
Nr. 16/01461
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 februari 2016, nr. 14/00220, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1 Het eerste geding in cassatie
De uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden is op het beroep van de Staatssecretaris van Financiën bij arrest van de Hoge Raad van 10 januari 2014, nr. 11/04916, ECLI:NL:HR:2014:6, BNB 2014/88, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft schriftelijk haar zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht. Nu deze zienswijze bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
3 Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4 Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.