Home

Hoge Raad, 18-03-2016, ECLI:NL:HR:2016:426, 14/06266

Hoge Raad, 18-03-2016, ECLI:NL:HR:2016:426, 14/06266

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 maart 2016
Datum publicatie
18 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:426
Formele relaties
Zaaknummer
14/06266

Inhoudsindicatie

Artikel 81 Wet RO; uitleg vaststellingsovereenkomst inzake waardering verhuurde bedrijfspanden in box 3 (2005 t/m/ 2009).

Uitspraak

18 maart 2016

nr. 14/06266

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 18 november 2014, nrs. BK-14/00368 tot en met BK-14/00372, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 13/7464 tot en met 13/7467 en SGR 13/7469) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2005 tot en met 2009 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 4 februari 2016 geconcludeerd tot het ongegrond verklaren van het beroep in cassatie. De conclusie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2 Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing