Hoge Raad, 22-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:88, 14/02279
Hoge Raad, 22-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:88, 14/02279
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 januari 2016
- Datum publicatie
- 22 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:88
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:1318
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:16, Gevolgd
- Zaaknummer
- 14/02279
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting; art. 11, lid 1, letter o, Wet OB. Twee onderwijsinstellingen geven gezamenlijk, onder een gemeenschappelijke naam en voor gemeenschappelijke rekening, volwassenenonderwijs. De werkzaamheden van belanghebbende ten behoeve van het volwassenenonderwijs, waaronder ondersteunende werkzaamheden, moeten voor de heffing van omzetbelasting niet worden opgesplitst. De aard van de werkzaamheden, één ondeelbare prestatie, is het verstrekken van onderwijs.
Uitspraak
22 januari 2016
Nr. 14/02279
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 maart 2014, nrs. BK-13/01202, BK-13/01203 en BK-13/01204, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 12/10997, SGR 12/10998 en SGR 12/10999) betreffende aan fiscale eenheid Stichting [X1] , [X2] B.V. c.s. te [Z] (hierna: belanghebbende) over de perioden 1 september 2008 tot en met 31 augustus 2009, 1 september 2009 tot en met 31 augustus 2010 en 1 september 2010 tot en met 31 augustus 2011 opgelegde naheffingsaanslagen in omzetbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 7 januari 2015 geconcludeerd tot het ongegrond verklaren van het beroep in cassatie.
Zowel de Staatssecretaris als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden op gronden die zijn vermeld in onderdeel 2.5.3 van het heden in de zaak met nummer 14/02281 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 14/02281 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.