Hoge Raad, 10-02-2017, ECLI:NL:HR:2017:184, 16/02824
Hoge Raad, 10-02-2017, ECLI:NL:HR:2017:184, 16/02824
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 februari 2017
- Datum publicatie
- 10 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:184
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1101, Gevolgd
- In cassatie op: ECLI:NL:CRVB:2016:1434, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 16/02824
Inhoudsindicatie
Art. 6 AOW, art. 11 BUB 1989, Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961). Nederlandse niet verzekerd voor de AOW gedurende het tijdvak dat haar Duitse echtgenoot als diplomaat in Nederland werkzaam was.
Uitspraak
10 februari 2017
nr. 16/02824
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 april 2016, nr. 11/4721 AOW, op het hoger beroep van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de Svb) tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nr. AWB 10/4342 AOW) betreffende een besluit van de Svb ingevolge de Algemene ouderdomswet (hierna: AOW). De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 18 oktober 2016 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2016:1101).
Zowel belanghebbende als de Svb heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de klachten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit. Zij is op 18 december 1977 naar Duitsland verhuisd om daar met haar Duitse echtgenoot te gaan wonen. Van 15 juli 1986 tot en met 29 december 1987 woonde zij in Nederland, waarna zij opnieuw naar Duitsland is verhuisd. Op 15 juli 1993 is zij met haar gezin teruggekeerd naar Nederland in verband met de functie van haar echtgenoot als militair attaché bij de Duitse ambassade in Den Haag, welke functie hij vervulde van 15 april 1993 tot 1 augustus 1998. Gedurende die periode stond belanghebbende vanaf 26 juli 1993 ingeschreven in de Protocollaire Basisadministratie van de Buitenlandse Diplomatieke Vertegenwoordigingen en Internationale Organisaties. Zij heeft in die periode geen betaalde arbeid verricht.
Voor de Centrale Raad was in geschil of belanghebbende verzekerd was voor de AOW in de periode 26 juli 1993 tot en met 31 juli 1998. De Centrale Raad heeft geoordeeld dat artikel 6, lid 3, van de AOW de mogelijkheid biedt om nadere regels te stellen over de beperking dan wel uitbreiding van de kring van verzekerden. Dat betekent dat belanghebbende, hoewel zij in die periode in Nederland woonde, op grond van nadere regelgeving kan behoren tot een groep personen die uitgesloten wordt van de verzekering voor de AOW. Als echtgenote van een diplomatieke ambtenaar bij de Duitse ambassade in Den Haag was belanghebbende op grond van artikel 11, lid 1, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 (Stb. 1989, 164) in de periode van 26 juli 1993 tot en met 31 juli 1998 niet verzekerd voor de volksverzekeringen, aldus de Centrale Raad.
Deze uitsluiting van verzekering komt volgens de Centrale Raad niet in strijd met het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961, aangezien dit verdrag niet verplicht gezinsleden als belanghebbende, die de nationaliteit hebben van de ontvangststaat, toe te laten tot de verzekering.
Voorts is naar het oordeel van de Centrale Raad geen sprake van discriminatie, omdat de regeling die de verzekeringsplicht beperkt niet van redelijke grond is ontbloot.
De Centrale Raad heeft ook belanghebbendes beroep op de Verordeningen (EEG) nr. 1612/68 van 15 oktober 1968 en nr. 1408/71 van 14 juni 1971 afgewezen.
Bij de beoordeling van de tegen voormelde oordelen gerichte klachten wordt vooropgesteld dat beroep in cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad op grond van artikel 53, lid 1, van de AOW slechts mogelijk is ter zake van schending of verkeerde toepassing van (onder meer) artikel 6 en de daarop berustende bepalingen.
Daarom kunnen de klachten voor zover zij zien op procedurefouten, vooringenomen gedrag, onjuiste vaststelling van feiten en gebreken in de motivering geen aanleiding geven tot cassatie van de uitspraak van de Centrale Raad. De klachten falen daarom in zoverre.
Voor zover de klachten inhouden dat belanghebbende op grond van de op haar toepasselijke regeling(en) in de bedoelde periode wel tot de kring der verzekerden moet worden gerekend, falen deze klachten op de gronden vermeld in de onderdelen 7.1 tot en met 7.4 van de conclusie van de Advocaat-Generaal.
De klachten voeren verder aan dat uitsluiting van de AOW-verzekering vanwege het feit dat belanghebbendes echtgenoot een in Nederland werkzame buitenlandse diplomaat is, moet worden aangemerkt als discriminatie ten opzichte van andere Nederlanders die in Nederland wonen en ten opzichte van personen die ongehuwd met een buitenlandse diplomaat in Nederland samenwonen.
Zoals in de onderdelen 7.7 en 7.10 van de conclusie van de Advocaat-Generaal is uiteengezet, is de situatie van belanghebbende niet vergelijkbaar met die van ingezetenen die geen gezinslid van een buitenlandse diplomaat zijn en wordt belanghebbende niet anders behandeld dan een ongehuwd met een buitenlandse diplomaat in Nederland in gezinsverband samenwonende levenspartner. Derhalve falen ook de klachten dat sprake is van discriminatie.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.