Hoge Raad, 15-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2376, 16/06126
Hoge Raad, 15-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2376, 16/06126
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 september 2017
- Datum publicatie
- 15 september 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:2376
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2016:4553
- Zaaknummer
- 16/06126
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
15 september 2017
Nr. 16/06126
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 17 november 2016, nr. 16/00116, betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking als bedoeld in artikel 6.33, lid 3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
1 Geding eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2016, nr. 14/05821, ECLI:NL:HR:2016:354, BNB 2016/107, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag (nr. BK-13/00546), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.