Home

Hoge Raad, 01-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:143, 18/00902

Hoge Raad, 01-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:143, 18/00902

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 februari 2019
Datum publicatie
1 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:143
Formele relaties
Zaaknummer
18/00902

Inhoudsindicatie

artikelen 139 en 217 Gemeentewet, legesverordening, bouwleges, bekendmaking Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken (UAV 2012).

Uitspraak

1 februari 2019

Nr. 18/00902

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 februari 2018, nr. 16/01372, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Groningen tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 15/1017) betreffende de ten aanzien van belanghebbende geheven leges. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 12 november 2018 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2018:1277).

Zowel belanghebbende als het College heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel

2.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1.

Belanghebbende heeft in juli 2013 bij de gemeente Groningen (hierna: de gemeente) een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Voor het in behandeling nemen van die aanvraag heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende leges in rekening gebracht.

2.1.2.

Artikel 5 van de Verordening op de heffing en invordering leges 2013 van de gemeente (hierna: de Verordening) bepaalt dat de leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij de Verordening behorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel). In de Tarieventabel staat, voor zover hier van belang:

“2.1.1. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:

2.1.1.1 bouwkosten:

de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, (…).”

2.1.3.

Bij het Besluit vaststelling Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012) (hierna: het Besluit) hebben de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de in de als bijlage 1 bij dat besluit vervatte “Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012” (hierna: de UAV 2012) vastgesteld. Het Besluit en de UAV 2012 zijn gepubliceerd in de Staatscourant (2012, nr. 1567; www.overheid.nl, www.officielebekendmakingen.nl).

2.2.1.

Voor het Hof was in geschil of de heffingsmaatstaf voor de leges in de Verordening is vermeld, zoals artikel 217 Gemeentewet vereist. Het geschil spitste zich toe op de vragen of de gemeente mag volstaan met verwijzing naar de UAV 2012 zonder die zelf bekend te maken en of van belang is dat in de Verordening niet de correcte volledige titel van de UAV 2012 is vermeld.

2.2.2.

Het Hof heeft geoordeeld dat de toegankelijkheid en kenbaarheid van de UAV 2012 voldoende zijn gewaarborgd doordat deze zijn gepubliceerd in de Staatscourant, raadpleegbaar op de hiervoor in 2.1.3 vermelde websites. De vermelding van een onjuiste titel van de UAV 2012 in de Verordening doet aan die kenbaarheid niet af, omdat de unieke afgekorte titel ‘UAV 2012’ wel juist is vermeld en het maar een geringe afwijking in vermelding van de titel betreft. De omstandigheid dat de UAV 2012 niet door de gemeente ter inzage zijn gelegd en daarvan niet een papieren afschrift aan belanghebbende is verstrekt, doet daarom niet af aan de kenbaarheid van de definitie van de aannemingssom in de Tarieventabel en aan de verbindendheid van de Verordening, aldus het Hof.

2.3.

Tegen het in 2.2.2 vermelde oordeel van het Hof richt zich het middel. Het Hof heeft volgens het middel ten onrechte, althans op gronden die de beslissing niet kunnen dragen, geoordeeld dat de UAV 2012, waarnaar in de Tarieventabel wordt verwezen voor het bepalen van de heffingsmaatstaf, niet door de gemeente bekend hoefde te worden gemaakt.

2.4.1.

De artikelen 139 en 217 Gemeentewet stellen eisen aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar gemeentebelastingen worden geheven. Zij strekken onder meer ertoe dat de belastingverordening alle essentialia bevat waaruit de belastingschuldige de omvang van zijn belastingschuld kan afleiden (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, blz. 63). Tot die essentialia behoren bij de heffing van bouwleges mede de voorschriften voor het vaststellen van de bouwkosten, waarop de hoogte van die leges wordt gebaseerd. Aan de kenbaarheidseisen van de artikelen 139 en 217 Gemeentewet zal in het algemeen zijn voldaan indien een gemeentelijke belastingverordening voor de toepasbare voorschriften verwijst naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst als de onderhavige, en in die belastingverordening de correcte volledige titel van die tekst alsmede het publicatiejaar en –nummer van de Staatscourant worden vermeld.

2.4.2.

Indien, zoals in dit geval, de volledige correcte titel noch het publicatiejaar en –nummer van de Staatscourant in de gemeentelijke verordening zijn vermeld, zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld of desalniettemin aan de kenbaarheidseisen is voldaan.

2.4.3.

De vaststelling van het Hof dat de aanduiding UAV 2012 een niet voor misverstand vatbare aanduiding is van de als ‘UAV 2012’ in de Staatscourant gepubliceerde tekst, is toereikend gemotiveerd en niet onbegrijpelijk. Het Hof heeft op basis van die vaststelling terecht geoordeeld dat in dit geval aan de kenbaarheidseis is voldaan.

2.4.4.

Gelet op het hiervoor in 2.4.1 tot en met 2.4.3 overwogene faalt het middel.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing