Hoge Raad, 01-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:160, 18/02715
Hoge Raad, 01-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:160, 18/02715
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 februari 2019
- Datum publicatie
- 1 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:160
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2018:1918
- Zaaknummer
- 18/02715
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
1 februari 2019
Nr. 18/02715
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 15 mei 2018, nrs. 17/00341, 17/00342 en 17/00392, betreffende de aan belanghebbende voor het derde en het vierde kwartaal van 2014 en het eerste kwartaal van 2015 opgelegde aanslagen in het binnenhavengeld van de gemeente Leiden.
1 Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 21 april 2017, nr. 16/04681, ECLI:NL:HR:2017:715, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag (nrs. BK-16/00028 tot en met BK-16/00030), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.